Ontbinding arbeidsovereenkomst – geen verplichting voor moedermaatschappij om ontslagvergoeding te betalen

In de zaak die hier wordt besproken oordeelt de kantonrechter dat het overeind houden van een bedrijf door een moederbedrijf een keer ophoudt. Er bestaat geen verplichting voor die moedermaatschappij om vergoedingen voor werknemers te betalen. Het betalen van de salarissen kan ook niet oneindig doorgaan. “Habe nichts” verweer gehonoreerd

De Kantontrechter overweegt daartoe – kort samengevat – als volgt.

De Noorse aandeelhouder heeft tot op heden telkens een fors aantal malen gelden gefourneerd om het bedrijf “overeind” te houden, maar daartoe is zij per 1 oktober a.s. niet meer bereid. Daardoor komt zij immers zelf in de problemen. Tot genoemde datum zijn de salarissen gegarandeerd, maar voor de periode daarna niet meer.

Werkgever genoodzaakt om 8 arbeidsplaatsen te doen vervallen. In de categorie 55+ en in die groep zullen twee arbeidsplaatsen vervallen, waaronder die van Werknemer.

Werknemer is momenteel 61 jaar. Hij is op 1 september 2007 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Werkgever, laatstelijk tegen een salaris van € 3.957 bruto per maand. De werkzaamheden van hem laten zich samenvatten in de functie van administrateur.

Werknemer erkent op zich zelf wel dat de onderneming noodlijdend is, maar hij meent dat de gevolgen voor hem bij verlies van zijn baan groter zijn dan die voor Werkgever. Hij meent dan ook dat Werkgever wel degelijk in staat is hem een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule te betalen, zeker wanneer men daarbij betrekt de omstandigheid dat Werkgever geen vergoeding behoeft te betalen aan de andere werknemers, zodat er geld overblijft voor een vergoeding aan hem.

Voormelde mening van Werknemer getuigt niet van een solidariteitsgedachte: als een collega van hem, die in nagenoeg hetzelfde schuitje zit, geen vergoeding krijgt, dan meent Werknemer dat de daardoor ontstane ruimte in de financiële middelen naar hem kan worden doorgeschoven.
Los daarvan is de kantonrechter van oordeel dat zijn wijze van redeneren ook indruist tegen elke logica, want minder verlies noemt Werknemer een besparing, welke ten goede zou kunnen komen aan andere zaken dan het verminderen van het verlies. Als de kantonrechter die redenering zou volgen, dan stevent Werkgever ontegenzeggelijk direct op een faillissement af. Het is de bedoeling dat de besparingen moeten voeren tot een verlaging van het verlies en/of een betere verhouding tussen omzet en liquiditeit.

Voorts heeft Werknemer betoogd dat uit niets blijkt dat de Noorse aandeelhouder niet verder zou kunnen gaan met het verstrekken van leningen en donaties voor en aan Werkgever. Ook dit standpunt verwerpt de kantonrechter. Van een aandeelhouder kan en behoeft niet te worden verwacht dat zij maar door blijft gaan met het “overeind houden” van Werkgever, en telkens maar weer geld ter beschikking stelt om bijvoorbeeld de salarisbetaling van het personeel van Werkgever weer veilig te stellen. Aan die bijdrage van de Noorse aandeelhouder komt een keer een einde. In voldoende mate is gebleken dat dat tijdstip is aangebroken op 1 oktober 2011.

Conclusie is dan ook dat de kantonrechter per 30 september 2011 een einde aan het dienstverband van Werknemer bij Werkgever zal maken en dat daaraan, hoe spijtig ook voor Werknemer, geen vergoeding zal worden gekoppeld.

Arbeidsrechtadvocaten contact:

Hebt u omtrent ontslag en ontbinding van een arbeidsovereenkomst vragen of behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton

Locatie EnschedeAlmelo

Zaaknummer  : 381.334 EJ VERZ 11-4554

Beschikking van de kantonrechter d.d. 11 augustus 2011 in de zaak van:

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (O)
verzoekster,
hierna te noemen Werkgever
gemachtigde: mr X
advocaat

tegen

Werknemer
wonende te [plaats]
verweerder,
hierna te noemen: Werknemer
gemachtigde: mr Y
verbonden aan Rechtsbijstand.

Gezien het op 18 juli 2011 ter griffie van dit gerecht binnengekomen verzoekschrift strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.

Gezien het ingekomen verweerschrift en de overige op het geding betrekking hebbende stukken.

Gelet op hetgeen door en/of namens partijen is verklaard bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 4 augustus 2011.

Overweegt:

1.  Gebleken is dat het verzoek geen verband houdt met de in de wet bedoelde opzegverboden.

2.  Werkgever verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Werknemer op grond van een gewichtige reden, bestaande uit een wijziging van omstandigheden, welke met zich meebrengt dat er op korte termijn een einde aan die arbeidsrelatie tussen partijen dient te komen.

3.  Die wijziging van omstandigheden zou bestaan uit bedrijfseconomische noodzaak welke het bedrijf noopt tot het nemen van maatregelen in de personele sfeer.

4.  Werkgever houdt zich bezig met het ontwerpen, fabriceren en verkopen van centrifugaalpompen die worden gebruikt ten behoeve van de industriële toepassingen. Bij het bedrijf zijn 31 personen in dienst.
Door de sterke concurrentie op de pompenmarkt en de economische crisis bleven en blijven bestellingen voor centrifugaalpompen sterk achter. Daarbij speelt een grote rol de omstandigheid dat veelal gehandeld wordt met landen in het Verre en Midden Oosten en waarbij exportvergunningen veel grote problemen opleveren.
Het blijkt vaak onmogelijk om financiering bij banken te verkrijgen voor projecten in Iran, zodat er geen middelen zijn om de opdrachten uit te voeren. Thans wordt de financiering met name verkregen van de Noorse aandeelhouder.
De vooruitzichten van Werkgever zijn zodanig dat zij zich genoodzaakt zag kostenbesparingen door te voeren. Deze bleken niet voldoende om het tij te keren. Dat kan wel wanneer de organisatie wordt ingekrompen naar een niveau dat aansluit op de stabiele orderontvangst van € 250.000,– per maand, zo stelt Werkgever. Zo niet, dan staat het bedrijf op de rand van een faillissement, waarbij zij zich beroept op een schrijven van ten Kate van 8 juli 2011.

5.  De Noorse aandeelhouder heeft tot op heden telkens een fors aantal malen gelden gefourneerd om het bedrijf “overeind” te houden, maar daartoe is zij per 1 oktober a.s. niet meer bereid. Daardoor komt zij immers zelf in de problemen. Tot genoemde datum zijn de salarissen gegarandeerd, maar voor de periode daarna niet meer.

6.  Om voorbedoelde inkrimping te realiseren is Werkgever genoodzaakt om 8 arbeidsplaatsen te doen vervallen. In de categorie 55+ en in die groep zullen twee arbeidsplaatsen vervallen, waaronder die van Werknemer.

7.  Werknemer is momenteel 61 jaar. Hij is op 1 september 2007 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Werkgever, laatstelijk tegen een salaris van € 3.957 bruto per maand. De werkzaamheden van hem laten zich samenvatten in de functie van administrateur.

8.  Werknemer erkent op zich zelf wel dat de onderneming noodlijdend is, maar hij meent dat de gevolgen voor hem bij verlies van zijn baan groter zijn dan die voor Werkgever. Hij meent dan ook dat Werkgever wel degelijk in staat is hem een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule te betalen, zeker wanneer men daarbij betrekt de omstandigheid dat Werkgever geen vergoeding behoeft te betalen aan de andere werknemers, zodat er geld overblijft voor een vergoeding aan hem.

9.  Voormelde mening van Werknemer getuigt niet van een solidariteitsgedachte: als een collega van hem, die in nagenoeg hetzelfde schuitje zit, geen vergoeding krijgt, dan meent Werknemer dat de daardoor ontstane ruimte in de financiële middelen naar hem kan worden doorgeschoven.
Los daarvan is de kantonrechter van oordeel dat zijn wijze van redeneren ook indruist tegen elke logica, want minder verlies noemt Werknemer een besparing, welke ten goede zou kunnen komen aan andere zaken dan het verminderen van het verlies. Als de kantonrechter die redenering zou volgen, dan stevent Werkgever ontegenzeggelijk direct op een faillissement af. Het is de bedoeling dat de besparingen moeten voeren tot een verlaging van het verlies en/of een betere verhouding tussen omzet en liquiditeit.

10.  Voorts heeft Werknemer betoogd dat uit niets blijkt dat de Noorse aandeelhouder niet verder zou kunnen gaan met het verstrekken van leningen en donaties voor en aan Werkgever. Ook dit standpunt verwerpt de kantonrechter. Van een aandeelhouder kan en behoeft niet te worden verwacht dat zij maar door blijft gaan met het “overeind houden” van Werkgever, en telkens maar weer geld ter beschikking stelt om bijvoorbeeld de salarisbetaling van het personeel van Werkgever weer veilig te stellen. Aan die bijdrage van de Noorse aandeelhouder komt een keer een einde. In voldoende mate is gebleken dat dat tijdstip is aangebroken op 1 oktober 2011.

11.  Naar aanleiding van de wens van Werknemer om een vergoeding te koppelen aan die ontbinding van de arbeidsovereenkomst, heeft Werkgever betoogd dat daarvoor geen enkele ruimte is: zij voert dan ook het “habe nichts” verweer. De cijfers die zij daartoe heeft overgelegd geven een beeld te zien dat zodanig is, dat er voor Werkgever geen mogelijkheid overblijft om aan Werknemer een vergoeding, zoals door hem gewenst, toe te kennen.
De salarisbetaling is gegarandeerd door een externe financier en wel tot 1 oktober 2011 en zoals gezegd die externe financier wenst dat niet te continueren. Er rest dan ook geen andere mogelijkheid dat de arbeidsovereenkomst tussen Werkgever en Werknemer te ontbinden per 1 oktober 2011, zodat hij tot die datum nog zijn salaris zal ontvangen.

12.  De kantonrechter begrijpt dat deze gang van zaken voor Werknemer zeer frustrerend is en dat zijn toekomstperspectief met betrekking tot zijn kansen op de arbeidsmarkt, bepaald niet rooskleurig is, maar anderzijds moet hij de ogen niet sluiten voor de werkelijkheid. Werkgever staat er zeer beroerd voor en bij gelijkblijvend beleid zal een faillissement onvermijdelijk zijn. In die situatie zijn alle 31 werknemers hun baan kwijt en dat is wel degelijke een aspect waar de kantonrechter rekening mee moet houden.

13.  Conclusie is dan ook dat de kantonrechter per 30 september 2011 een einde aan het dienstverband van Werknemer bij Werkgever zal maken en dat daaraan, hoe spijtig ook voor Werknemer, geen vergoeding zal worden gekoppeld.

14.  De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.

BESCHIKKENDE:

Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 30 september 2011.

Compenseert de proceskosten in zoverre dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Wijst af het meer of anders verzochte.

(bron:www.rechtspraak.nl)