Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens dringende reden

Het niet naleven van controlevoorschriften en niet meewerken aan re-integratieverplichtingen in onderling verband en samenhang bezien met de bijkomende omstandigheden, te weten het verzwijgen en ontkennen van het verrichten van nevenwerkzaamheden tijdens arbeidsongeschiktheid, het verstrekken van onjuiste en leugenachtige informatie, de inhoud van de door werknemer aan werkgever verstuurde e-mail en het verzwijgen van de intrekking van de vergunning om als portier/beveiliger te mogen werken, rechtvaardigen ontbinding wegens een dringende reden.

Werknemer stelt, dat de Hoge Raad in het arrest Vixia/Gerrits (HR 8 oktober 2004, JAR 2004/259) heeft aangegeven dat de enkele weigering van een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent controle bij ziekteverzuim na te leven niet een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW oplevert en opschorting van het loon een passende sanctie is. Echter de Hoge Raad heeft ook bepaald dat dit niet uitsluit dat de niet-naleving van de bedoelde voorschriften gepaard gaat met andere feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang, wél het oordeel wettigen dat een zodanige dringende reden aanwezig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval sprake van dergelijke bijkomende omstandigheden.

Contact met arbeidsrecht advocaten

Hebt u op het terrein van arbeidsrecht / ontslagrecht / dringende reden voor ontslag op staande voet, vragen of behoefte aan rechtsbijstand, zowel als werkgever danwel werknemer, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze arbeidsrecht en ontslag advocaten. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies van onze advocaten is kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Beschikking van de kantonrechter van 27 februari 2014
in de zaak

[…]

2 De beoordeling
2.1.
Tussen partijen staat vast dat Werknemer, geboren op [geboortedatum], sedert 3 november 2004 krachtens een mondelinge arbeidsovereenkomst bij Werkgever in dienst is in de functie van portier.
2.2.
Werknemer is sinds 30 januari 2013 arbeidsongeschikt. Blijkens de rapportage van de bedrijfsarts behoort re-integratie bij Werkgever niet meer tot de mogelijkheden en is besloten om re-integratie tweede spoor in te zetten.
2.3.
Bij brief van 27 januari 2014 heeft Werkgever aan (de gemachtigde van) Werknemer meegedeeld dat zij de loonbetaling op grond van artikel 7:629 lid 3 sub d en e BW
staakt vanwege het niet naleven van de re-integratieverplichtingen.
2.4.
Werkgever verzoekt de tussen haar en Werknemer bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met onmiddellijke ingang te ontbinden, primair wegens dringende redenen, subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding, zonder toekenning van een vergoeding aan Werknemer en met diens veroordeling in de proceskosten.
2.5.
Aan dat verzoek legt Werkgever – kort weergegeven – ten grondslag dat Werknemer:
• heeft verzwegen en vervolgens desgevraagd heeft ontkend dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden heeft verricht,
• vervolgens onjuiste informatie over zijn nevenwerkzaamheden heeft verstrekt, namelijk dat de werkzaamheden zouden worden verricht met toestemming van de trajectbegeleidster tweede spoor op basis van een getekende stageovereenkomst, hetgeen onjuist is,
• zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het redelijk verzoek van Werkgever om openheid van zaken te geven over de nevenwerkzaamheden in verband met de arbeidsongeschiktheid, de re-integratie tweede spoor en het vaststellen van de hoogte van de loonbetaling,
• zich onbeschoft, grof en intimiderend heeft gedragen, zoals blijkt uit de e-mail van 15 januari 2014,
• in eerste instantie niet heeft meegewerkt aan het tekenen en retourneren van de plannen van aanpak (inmiddels heeft Werknemer de plannen op 3 februari 2014 getekend geretourneerd aan Werkgever),
• heeft verzwegen dat zijn vergunning voor het verrichten van werkzaamheden als portier/beveiliger is ingetrokken, terwijl dit relevante informatie is in het kader van de re-integratie.
2.6.
Werknemer beroept zich op het opzegverbod in artikel 7:670 lid 1 BW en betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door Werkgever bedoelde zin. Primair concludeert Werknemer tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt Werknemer om toekenning van een vergoeding ten laste van Werkgever, uitgaande van C=1.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat Werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden wegens omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld opgezegd zou zijn. Het is juist, zoals Werknemer stelt, dat de Hoge Raad in het arrest Vixia/Gerrits (HR 8 oktober 2004, JAR 2004/259) heeft aangegeven dat de enkele weigering van een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent controle bij ziekteverzuim na te leven niet een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW oplevert en opschorting van het loon een passende sanctie is. Echter de Hoge Raad heeft ook bepaald dat dit niet uitsluit dat de niet-naleving van de bedoelde voorschriften gepaard gaat met andere feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang, wél het oordeel wettigen dat een zodanige dringende reden aanwezig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval sprake van dergelijke bijkomende omstandigheden.
2.8.
Met de erkenning van Werknemer staat vast dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid in ieder geval werkzaamheden bij [naam 3] heeft verricht. Of Werknemer ook in de zomer van 2013 werkzaamheden op Solar heeft verricht is met de betwisting van Werknemer – die stelt dat hij in 2012 daar werkzaamheden heeft verricht – niet komen vast te staan.
2.9.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat Werknemer heeft verzwegen en desgevraagd heeft ontkend dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden heeft verricht, alsmede over deze nevenwerkzaamheden onjuiste informatie heeft verstrekt althans heeft gelogen.
Bij brief van 3 oktober 2013 heeft (de gemachtigde van) Werkgever aan Werknemer gevraagd of hij elders werkzaamheden verricht, waarop (de gemachtigde van) Werknemer bij e-mail van 9 oktober 2013 laat weten dat hij ‘niet elders werkzaam is’. Uit een door een ex-werkneemster van Werkgever opgestelde schriftelijke verklaring, welke schriftelijke en ondertekende verklaring Werkgever ter zitting heeft overgelegd, blijkt dat zij Werknemer vanaf september 2013 heeft zien werken bij [naam 3]. Dat Werknemer haar niet kent, overtuigt de kantonrechter niet. Van de zijde van Werkgever is immers gesteld dat zij samen hebben gewerkt. Dat de naam van de ex-werkneemster Werknemer wellicht niets zegt, – volgens Werknemer werken er zo veel mensen bij Werkgever – is nog begrijpelijk, maar bij de verklaring is ook een kopie van haar paspoort met foto gevoegd. Naar aanleiding van de brief van (de gemachtigde van) Werkgever van 15 januari 2013 (ter zitting is gebleken dat dit 2014 moet zijn), waarin zij Werknemer verzoekt aan de hand van de daarin opgenomen vragen openheid van zaken te geven over de werkzaamheden die hij elders (heeft) verricht, reageert Werknemer bij brief van 16 januari 2014 dat hij geen betaalde nevenwerkzaamheden verricht, de werkzaamheden bij [naam 3] worden verricht in het kader van het tweede spoor re-integratietraject met toestemming van de trajectbegeleidster tweede spoor en daartoe een stage-overeenkomst is gesloten. Bij gebreke van een getekende stage-overeenkomst en gelet op de in het geding gebrachte verklaringen van mevrouw [naam 4], de trajectbegeleidster tweede spoor, is voldoende aannemelijk geworden dat de door Werknemer in zijn brief van 16 januari 2014 verstrekte informatie onjuist en gelogen is.
2.10.
Door zonder deugdelijke grond te volharden in het niet volledig openheid van zaken geven over zijn nevenwerkzaamheden heeft Werknemer Werkgever niet in staat gesteld om te kunnen (laten) beoordelen of de nevenwerkzaamheden zijn herstel hebben belemmerd/vertraagd dan wel redelijkerwijs nadelig zijn geweest voor zijn re-integratie en of hij neveninkomsten heeft genoten die ingevolge artikel 7:629 lid 5 BW in mindering hadden mogen worden gebracht op de loonbetaling. Voorts heeft Werknemer niet betwist dat hij heeft verzuimd de bijgestelde plannen van aanpak van 5 september 2013 en 16 december 2013 (getekend) te retourneren en dat hij daartoe pas – na aanschrijving door Werkgever bij brief van 27 januari 2014 – op 3 februari 2014 is overgegaan. Derhalve heeft Werknemer zonder deugdelijke grond redelijke controlevoorschriften niet opgevolgd en niet meegewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen.
2.11.
Daarnaast kan Werknemer niet ontkennen dat zijn e-mailbericht van 15 januari 2014 ongepast is en heeft hij tijdens de zitting daarvoor zijn excuses aangeboden. De wijze waarop Werknemer zich in deze e-mail jegens Werkgever heeft uitgelaten hoeft Werkgever in de verhouding tussen werkgever en werknemer niet te tolereren. Dat Werknemer – volgens zijn eigen stelling -toen in een hevige gemoedstoestand verkeerde kan, indien al juist, niet tot een ander oordeel leiden.
2.12.
Ten slotte heeft Werknemer niet weersproken dat (hij heeft verzwegen dat) zijn vergunning voor het verrichten van werkzaamheden als portier/beveiliger is ingetrokken. Anders dan Werknemer stelt, is deze informatie wel degelijk relevant voor zijn re-integratie. Dat in het kader van de re-integratie in het tweede spoor ook naar andere functies wordt gekeken, zoals blijkt uit de als productie 10 bij verzoekschrift in het geding gebrachte voortgangsrapportage re-integratie spoor II, betekent nog niet – en zulks is ook gesteld noch anderszins gebleken – dat hij de functie van portier/beveiliger nimmer meer gaat uitoefenen.
2.13.
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat het niet naleven van de controlevoorschriften en het niet meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen enerzijds en de bijkomende omstandigheden anderzijds, te weten het verzwijgen en ontkennen van het verrichten van nevenwerkzaamheden, het verstrekken van onjuiste en leugenachtige informatie, het versturen van de e-mail van 15 januari 2014 en het verzwijgen van de intrekking van de vergunning om als portier/beveiliger te mogen werken, in onderlinge samenhang bezien zo ernstig zijn te achten dat dit, ook rekening houdend met de door Werknemer geschetste omstandigheden waaronder de duur van zijn dienstverband en de gevolgen die het verlies van zijn werk bij Werkgever heeft, de gevraagde ontbinding wegens een dringende reden rechtvaardigt. Gelet op het bepaalde in artikel 7:670b lid 1 en lid 3 BW kan Werknemer geen beroep doen op het opzegverbod tijdens ziekte. Nu de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens een dringende reden kan aan Werknemer geen ontbindingsvergoeding worden toegekend.
2.14.
Werknemer zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Werkgever worden begroot op:
– griffierecht € 115,00
– salaris gemachtigde € 400,00
Totaal € 515,00
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per heden,
3.2.
veroordeelt Werknemer in de kosten van deze procedure aan de zijde van Werkgever gerezen en tot op de datum van deze beschikking begroot op € 515,00.