Ontslag ambtenaar wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid – verbeterkans

Ambtenarenrecht. Ontslag ambtenaar. In deze zaak draait het om het volgende. Bij besluit van 20 juli 2011 heeft een korpsbeheerder eervol ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie van allround politiemedewerker. Tegen dit ontslagbesluit heeft de ambtenaar bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om het ontslagbesluit te schorsen.

Het is vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dat een ongeschiktheidsontslag in het algemeen niet mogelijk is als de ambtenaar niet in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren. Dit is anders indien de ambtenaar zodanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit of instelling te beschikken dat gesteld kan worden dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol is.

In deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter, dat de korpsbeheerder toereikend heeft onderbouwd dat [X] niet (langer) geschikt is voor zijn functie in de groep De gemeente. Een aantal directe collega’s van [X] in de groep De gemeente heeft zich weliswaar in een verklaring in positieve bewoordingen uitgelaten over [X], maar dit weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen de overvloed aan objectieve gegevens, feiten en omstandigheden die de korpsbeheerder ten grondslag heeft gelegd aan het ontslag.

De voorzieningenrechter is met de korpsbeheerder van oordeel dat, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, het aanbieden van een verbeterkans aan [X] niet zinvol was. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [X] een eerder, op 10 mei 2010, door [A] aangeboden verbeterkans niet met beide handen heeft aangegrepen. Ook is [X] zijn in het verleden gedane beloften aan onder meer [D] en [B] om zijn functioneren te verbeteren niet nagekomen. Hij heeft weliswaar zo nu en dan enige verbetering laten zien in zijn functioneren, bijvoorbeeld door (bijna) te voldoen aan de resultaatsafspraken ten aanzien van het aantal processen-verbaal, maar het dossier laat ook zien dat hij vervolgens dan weer terugvalt in zijn oude, ondermaatse functioneren. Bovendien ontbreekt bij [X] de grondhouding om de functie, zoals hij die in De gemeente diende in te vullen, op de gewenste wijze te vervullen. Van belang is daarbij dat [X] bij herhaling er blijk van heeft gegeven dat hij het liefst alleen maar vaart en dat het echte politiewerk moet worden overgelaten aan collega’s. In een dergelijk geval kan van de korpsbeheerder dan ook niet gevergd worden dat [X] (nogmaals) een kans op verbetering wordt geboden, zodat hij kan laten zien dat hij de functie in zijn volle omvang, dus niet alleen “varen”, op de gewenste wijze kan vervullen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de korpsbeheerder in redelijkheid geen gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid om [X] ongeschiktheidsontslag te verlenen.

Contact met advocaat ambtenarenrecht:

Hebt u omtrent ambtenarenrecht en/of ontslag vragen dan wel behoefte aan direct advies of juridische bijstand kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een ontslag en ambtenarenrecht advocaat aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

 

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht

procedurenummer: AWB 11/1888

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2011 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker (hierna: [X]),
gemachtigde: mr. X, advocaat

en

de beheerder van het Korps landelijke politiediensten (KLPD),
verweerder (hierna: de korpsbeheerder),
gemachtigde: mr. Y

Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2011 heeft de korpsbeheerder [X] met ingang van 22 augustus 2011 eervol ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie van allround politiemedewerker. Tegen dit ontslagbesluit heeft [X] bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij zich bij brief van 10 augustus 2011 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om het ontslagbesluit te schorsen. Het verzoek is ter zitting behandeld op 14 september 2011, waarbij [X] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de korpsbeheerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen [A], hoofd van de unit Waddenzee van de dienst waterpolitie van het KLPD, en [B], operationeel chef (OC) van de groep De gemeente.

Motivering
Feiten
1.1  [X] is op 29 juli 1985 in dienst getreden van het KLPD als allround politiemedewerker bij de dienst waterpolitie, per 1 mei 2003 bij de unit IJsselmeer/Friese Wateren te Sneek en per 28 januari 2006 bij de unit Waddenzee te De gemeente. Bij besluit van 28 december 2010 heeft de korpsbeheerder [X] per 20 december 2010 tijdelijk belast met het ondersteunen bij de werkzaamheden van de dienst waterpolitie van de unit Noordzee te Den Helder (maritieme politie). Deze overplaatsing houdt verband met het, in de visie van de korpsbeheerder, disfunctioneren van [X] in De gemeente, zoals door de korpsbeheerder beschreven in zijn brief van 17 december 2010.
1.2  Op 21 juni 2011 heeft de korpsbeheerder [X] meegedeeld dat hij voornemens is hem per 1 augustus 2011 ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor zijn functie anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Hoewel hij daartoe door de korpsbeheerder in de gelegenheid is gesteld, heeft [X] niet zijn zienswijze op het voornemen gegeven.
1.3  Bij besluit op bezwaar van 27 juni 2011 heeft de korpschef het bezwaar van [X] tegen zijn overplaatsing naar Den Helder ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [X] beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder AWB 11/1808.
1.4  Bij besluit van 20 juli 2011 heeft de korpsbeheerder beslist overeenkomstig zijn voornemen van 21 juni 2011, met dien verstande dat aan [X] eervol ontslag is verleend per 22 augustus 2011.

Inleidende overwegingen
2.1  Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2  Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [X] te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
2.3  Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het ontslagbesluit in bezwaar geen stand zal houden.

Beoordeling van het schorsingsverzoek
3.1  Op grond van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), onder meer de uitspraak van 30 september 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BO0372, moet ongeschiktheid, zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn, worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar.
3.2  Het door de korpsbeheerder aan [X] gegeven (eervol) ongeschiktheidsontslag is in hoofdzaak gebaseerd op zijn ongeschiktheid voor de door hem in De gemeente beklede functie over de periode van 19 januari 2009 tot 15 december 2010.
3.3  In het verslag van het jaargesprek dat de toenmalige OC van de groep De gemeente, [C], op 13 oktober 2009 met [X] heeft gevoerd, is aangegeven dat hij in de periode van 1 januari 2009 tot 13 oktober 2009 ondermaats heeft gepresteerd met betrekking tot resultaatsafspraken, bijvoorbeeld ten aanzien van de productie van processen-verbaal. Voorts is in het verslag tot uitdrukking gebracht dat [X] ten aanzien van de gedragscompetenties integriteit en flexibiliteit een onvoldoende heeft gescoord. Op 23 november 2009 heeft [D], waarnemend hoofd van de unit Waddenzee, het verslag van het jaargesprek van 13 oktober 2009 met [X] besproken. Bij die gelegenheid heeft [X] verklaard dat hij bekend is met de inhoud van het verslag van het jaargesprek van 13 oktober 2009. Tijdens een volgend gesprek op 14 december 2009 heeft [X] [D] beloofd dat hij zich voor de volle honderd procent gaat inzetten en verklaard dat hij derhalve geen problemen voorziet om aan te tonen dat hij wel degelijk goed functioneert.
3.4  Circa een maand later, op 19 januari 2010, heeft de huidige OC, [B], het ondermaatse presteren en het gedrag van [X] met hem besproken. Tijdens dat functioneringsgesprek is opnieuw aan de orde gekomen dat [X] onvoldoende processen-verbaal produceert. Daarnaast heeft [B] [X] gewezen op zijn gedrag tijdens het eerste werkoverleg in 2010. Bij die gelegenheid heeft [X], in reactie op een door [B] gegeven presentatie van de behaalde resultaten per deelgebied en per medewerker, kenbaar gemaakt dat hij “dat gezeur over cijfers zat was”. Tijdens het gesprek heeft [X] [B] desgevraagd te kennen gegeven dat hij een meerwaarde vormt voor de groep De gemeente, onder meer omdat hij een goede schipper is en zorgt voor een goede sfeer. [X] heeft [B] verder te kennen gegeven dat bijscholing op het terrein van het echte politiewerk niet nodig is, dat er niets aan de hand is en dat hij een goede schipper is. Uit het verslag van het functioneringsgesprek blijkt verder dat een gesprek met [X] over zijn algemene politiekennis niet mogelijk was. Tenslotte is in het verslag aangegeven dat [X] [B] heeft beloofd een goed politieman te zijn.
3.5  Op 10 mei 2011 heeft [B] een beoordelingsformulier opgemaakt met betrekking tot het functioneren van [X] in de periode van 19 januari 2010 tot 15 december 2010. Hierin is [X] op de (gedrags)competenties integriteit, probleemanalyse, klantgerichtheid, stressbestendigheid en samenwerken gewaardeerd met code A. Dit staat volgens het formulier voor “slecht, voldeed niet aan de gestelde functie-eisen”. De (gedrags) competentie flexibiliteit is gewaardeerd met code B. Dit staat voor “onvoldoende, voldeed op één of meerdere aspecten niet geheel aan de gestelde eisen”. Met betrekking tot de resultaten en taakafspraken is [X] voor wat betreft “toezicht, controle en handhaving openbare orde” gewaardeerd met code B. Voor wat betreft “opsporing van criminaliteit en overtreding bijzondere wetten”, “administratieve processen” en “taakaccent” is [X] gewaardeerd met code A.
3.6  Tijdens een voortgangsgesprek op 10 mei 2010 heeft [A] [X] geconfronteerd met zijn disfunctioneren en zijn houding en hem meegedeeld dat hij nog een half jaar de kans krijgt om zich te verbeteren en dat een ontslagprocedure zal worden opgestart indien er geen verbetering optreedt. Hierbij heeft [A] betrokken het disfunctioneren van [X] tijdens zijn periode in Sneek. In reactie op hetgeen [A] naar voren heeft gebracht, heeft [X] [A] toegezegd dat hij er aan gaat werken om zo gauw mogelijk weer naar behoren te functioneren.
3.7  In het verslag van het functioneringsgesprek dat [B] op 13 juli 2010 met [X] heeft gevoerd, is tot uitdrukking gebracht dat [X] zijn productie ten aanzien van de meeste resultaatsgebieden al (bijna) heeft gehaald.
3.8  In een op 28 november 2010 opgemaakt ambtelijk verslag heeft [B], onder meer aan de hand van een aantal concrete werksituaties, in de periode tussen januari 2010 en november 2010, een schets gegeven van het gedrag van [X]. Zo komt in het verslag naar voren dat [X] heeft geweigerd een meevarende collega af te zetten op een binnenvaartschip teneinde een controle te kunnen uitvoeren, dat hij een collega niet heeft geholpen bij de afhandeling van twee van diefstal van buitenboordmotoren verdachte personen en dat hij een werkafspraak over het kopiëren van het eerste blad van elk proces-verbaal naast zich neer heeft gelegd. Uit het verslag komt verder naar voren dat [X] in september 2010 [B] te kennen heeft gegeven dat hij alleen op de boot wil werken, onder de opmerking “geef mij maar een boot en een tankpas, dan red ik mij wel”. In het verslag heeft [B] verder opgemerkt dat gedurende de loopbaan van [X] meermalen is geconstateerd dat hij niet goed functioneerde en dat hij, na hier op aangesproken te zijn, weliswaar een tijdelijke verbetering liet zien, maar dat hij steeds in zijn oude gedrag verviel. Ook is het gedrag geschetst dat [X] ten toon heeft gespreid tijdens een werkoverleg op 16 november 2010. Bij die gelegenheid heeft [X], bij een bespreking van het onderwerp “levensfases op het werk”, zodanige bewoordingen gebruikt dat hierdoor het onderwerp verder niet meer besproken kon worden. Het verslag geeft er ook blijk van dat [X] met name jongere collega’s in de groep De gemeente onheus heeft bejegend. Zo blijkt uit het verslag dat hij een collega, nadat deze had uiteengezet welke (samenwerkings)projecten opgezet gingen worden, heeft toegevoegd: “je bent niet goed wijs”. Ook heeft [X] een jongere collega te verstaan gegeven hoe de loopbaan van jonge medewerkers van de dienst in zijn visie zou moeten verlopen. Kortgezegd komt dit er op neer dat volgens [X] nieuwe, jonge medewerkers in het begin niets mogen doen, slechts koffie zetten, en dat zo’n jonge collega een plaatsje opschuift wanneer zich een nieuwe, jonge collega aandient. Volgens het verslag heeft [X] in 2010 ook meermalen te kennen gegeven dat, indien de KLPD hem “een zak geld geeft”, hij het KLPD zal verlaten. In het verslag heeft [B] nog het volgende aangegeven: “De kern van zijn disfunctioneren is dat [voornaam X] (roepnaam [X]) niet meer wil. [voornaam X] zet zich niet in om kennis en vaardigheden te behouden en bij te blijven op het gebied van wetgeving en ander werk. Hierdoor heeft [voornaam X] kennis en vaardigheden verloren en is hij steeds minder gaan functioneren. [voornaam X] zet zich hierbij luid en duidelijk af tegen de Dienst. De Dienst en iedereen krijgt de schuld van de situatie terwijl [voornaam X] niet naar zichzelf kijkt en wil kijken. [voornaam X] heeft geen enkel initiatief getoond. Hierdoor ontstaat een patstelling omdat je je leven lang moet blijven leren zeker bij de politie omdat de maatschappij nu eenmaal verandert. [voornaam X] wil niet bijleren en veranderen. Naast zijn magere resultaten beïnvloedt [voornaam X] de groep negatief. Dit is storend en draagt bij aan een lamlendig gevoel op de groep en dito resultaten. In het dossier van [voornaam X] is een rode draad waar te nemen. Gedurende de loopbaan van [voornaam X] is meermalen geconstateerd dat hij niet goed functioneerde. Nadat hij daarop gewezen werd zie je een tijdelijke verbetering. De chefs dachten kennelijk steeds dat het kwartje bij [voornaam X] zou zijn gevallen. Na enige tijd verviel [voornaam X] echter weer in zijn oude gedrag. Ook dit jaar zag ik in eerste instantie een verbetering. Zowel in afgesproken aantallen als in werkhouding. Het bleek ook dat mij niet altijd door collega’s voorvallen werden gemeld. Hierdoor heb ik niet elke maand een voortgangsgesprek gehouden, wat soms ook door rooster of vakantie ook niet kan. Op grond van bovenstaande is [voornaam X] op 10 mei 2010 aangezegd dat zijn ontslagprocedure wordt opgestart als er geen goede verbetering is waar te nemen. Dit is [voornaam X] aangezegd door het Unithoofd [A]. Hoewel [voornaam X] zijn kwantitatieve resultaten dit jaar wel zijn toegenomen en gemiddeld genomen aan de gestelde norm voldoet is te zien dat de uitgevoerde controles verder niet veel bijzonders opleveren. [voornaam X] controleert maar zoekt daarbij niet de diepte op. Hierdoor blijven controles oppervlakkig en mist het de repressieve inhoud. Ook bij ander optreden mist [voornaam X] de diepgang. [voornaam X] laat nogal eens zaken makkelijk uit handen lopen. Hij verliest te vaak de regie over zijn zaak waardoor het niet alleen de zaak maar ook de naam van het KLPD schaadt”.
3.9  Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, oordeelt de voorzieningenrechter dat de korpsbeheerder toereikend heeft onderbouwd dat [X] niet (langer) geschikt is voor zijn functie in de groep De gemeente. Een aantal directe collega’s van [X] in de groep De gemeente heeft zich weliswaar in een verklaring van 28 juli 2011 in positieve bewoordingen uitgelaten over [X], maar dit weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen de overvloed aan objectieve gegevens, feiten en omstandigheden die de korpsbeheerder ten grondslag heeft gelegd aan het ontslag. Dat [E], de OC te Den Helder, in zijn verklaring van 30 juli 2011 het functioneren van [X] positief heeft gewaardeerd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet relevant. Deze waardering ziet immers op het functioneren van [X] in Den Helder en niet op zijn functioneren in De gemeente. Bovendien verrichtte [X] in zijn tijdelijke functie te Den Helder (grotendeels) andere werkzaamheden dan in De gemeente.
3.10  In de jurisprudentie van de CRvB, onder meer de in 3.1 genoemde uitspraak, is aangenomen dat een ongeschiktheidsontslag in het algemeen niet mogelijk is als de ambtenaar niet in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren. Dit is anders indien de ambtenaar zodanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit of instelling te beschikken dat gesteld kan worden dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol is.
3.11  De voorzieningenrechter is met de korpsbeheerder van oordeel dat, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, het aanbieden van een verbeterkans aan [X] niet zinvol was. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [X] een eerder, op 10 mei 2010, door [A] aangeboden verbeterkans niet met beide handen heeft aangegrepen. Ook is [X] zijn in het verleden gedane beloften aan onder meer [D] en [B] om zijn functioneren te verbeteren niet nagekomen. Hij heeft weliswaar zo nu en dan enige verbetering laten zien in zijn functioneren, bijvoorbeeld door (bijna) te voldoen aan de resultaatsafspraken ten aanzien van het aantal processen-verbaal, maar het dossier laat ook zien dat hij vervolgens dan weer terugvalt in zijn oude, ondermaatse functioneren. Bovendien ontbreekt bij [X] de grondhouding om de functie, zoals hij die in De gemeente diende in te vullen, op de gewenste wijze te vervullen. Van belang is daarbij dat [X] bij herhaling er blijk van heeft gegeven dat hij het liefst alleen maar vaart en dat het echte politiewerk moet worden overgelaten aan collega’s. In een dergelijk geval kan van de korpsbeheerder dan ook niet gevergd worden dat [X] (nogmaals) een kans op verbetering wordt geboden, zodat hij kan laten zien dat hij de functie in zijn volle omvang, dus niet alleen “varen”, op de gewenste wijze kan vervullen.
3.12  De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de korpsbeheerder in redelijkheid geen gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid om [X] ongeschiktheidsontslag te verlenen.
3.13  Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat het ongeschiktheidsontslag in bezwaar stand zal houden. Voor het schorsen van het ontslag bestaat dus geen aanleiding, zodat het schorsingsverzoek zal worden afgewezen.

Proceskosten
4.1  Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het schorsingsverzoek af.
(bron:www.rechtspraak.nl)