ONTSLAG – REORGANISATIE – SOCIAAL PLAN | Ontslag advocaat

Sociaal Plan in verband met reorganisatie en het daarmee gepaard gaande banenverlies. In het Sociaal Plan is afgesproken dat de opzegtermijn voor de werkgever wordt verkort tot maximaal twee maanden en dat de betreffende werknemers voor de financiële gevolgen daarvan zullen worden gecompenseerd. De kantonrechter oordeelt dat de bewuste bepaling moet worden uitgelegd in het kader van de overige bepalingen in het Sociaal Plan, wat in dit geval (de werknemer is meer dan 15 jaren bij de werkgever in dienst) met inachtneming van de aftrekmaand van artikel 7:672 lid 4 BW leidt tot compensatie van één maand.

Mocht u omtrent een sociaal plan, ontslag en/of reorganisatie vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Vonnis

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton

Locatie Groningen

Zaak\rolnummer: 431084 EJ VERZ 09-726

Beschikking d.d. 18 december 2009

inzake

de besloten vennootschap ABC BV,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Farmsum aan de Oosthorn 20-22,
verzoekster, hierna ABC te noemen,
gemachtigde mr. X., advocaat,

tegen

W.,
wonende te Delfzijl ,
verweerder, hierna W. te noemen,
gemachtigde mr. Y.

PROCESGANG

ABC heeft bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 13 november 2009, verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 januari 2010 te ontbinden in verband met een verandering van de omstandigheden. Zij heeft daarbij een vergoeding aangeboden conform het Sociaal Plan, ter zitting vermeerderd tot € 86.792,42 bruto.

W. heeft op 10 december 2009 een verweerschrift ingediend. Ten aanzien van de gevraagde ontbinding refereert hij zich aan het oordeel van de kantonrechter. Voor het geval de ontbinding wordt uitgesproken maakt hij aanspraak op een vergoeding van € 90.081,30 bruto.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 december 2009, tegelijkertijd met de door ABC ingediende verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomsten met acht andere werknemers. ABC (vertegenwoordigd door A.) en de gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, ABC mede aan de hand van pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.

De beschikking is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Als gesteld en niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist kan van het volgende worden uitgegaan.

W., geboren op 5 juli 1962, is op 21 juni 1989 bij ABC in dienst getreden. Hij is laatstelijk werkzaam in de functie van teamleider palen en plakken tegen een salaris van € 2.430,50 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige toeslagen.

Als gevolg van de verslechterde economie is de vraag naar de producten van ABC sinds de tweede helft van 2008 zodanig teruggelopen dat het productieniveau bijna is gehalveerd. ABC heeft daarom per 1 april 2009 één van de twee hallen (elektrolyse) uit het bedrijf genomen. Hierdoor is het activiteitenniveau binnen alle afdelingen van ABC teruggelopen: er wordt 40% minder aan anodes ingezet, er worden minder ovens ingebouwd, het aantal gietpunten in de gieterij is teruggebracht en er wordt minder onderhoud gepleegd.

ABC wil de omvang van haar organisatie aan dit nieuwe, lagere productievolume aanpassen en aldus het geprognosticeerde verlies reduceren. Als onderdeel van een groter pakket aan maatregelen heeft ABC besloten om het personeelsbestand met 175 fte te reduceren.

De Ondernemingsraad van ABC heeft op 4 juni 2009 positief geadviseerd over de voorgenomen reorganisatie. Voorts heeft ABC in verband met de voorgenomen reorganisatie op 11 juni 2009 overeenstemming bereikt met de vertegenwoordigers van de Vakverenigingen (FNV Bondgenoten, CNV Bedrijvenbond en De Unie) over een Sociaal Plan, waarin onder meer de volgende bepalingen zijn opgenomen:

“3.4 Beëindiging dienstverbanden

(…)

Gelijktijdig zal de Werkgever een procedure opstarten tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de Boventallige werknemer, hetzij via het UWV Werkbedrijf, hetzij via de kantonrechter in geval van opzegverboden (waarbij verzocht zal worden de fictieve opzegtermijn zoveel mogelijk in acht te nemen, in ieder geval zal de regeling minimaal gelijkwaardig zijn als bij de UWV-procedure), hetzij via een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden.

(…)

3.5 Opzegtermijn

In afwijking van het bepaalde in artikel 7:672 BW wordt de wettelijke opzegtermijn voor Werkgever als bedoeld in artikel 7:672 lid 2 sub c en d BW verkort tot twee maanden. Werknemers voor wie deze verkorting leidt tot een kortere opzegtermijn dan die zou hebben gegolden op grond van de wettelijke opzegtermijn, worden gecompenseerd doordat de beëindigingsvergoeding als bedoeld in artikel 5.2 zal worden verhoogd met het bedrag gelijk aan het Bruto Salaris dat verschuldigd zou zijn geweest over de maanden waarmee de wettelijke opzegtermijn die anders zou hebben gegolden is verkort.

5.2 Beëindigingvergoeding voor Werknemer geboren na 31-12-1949

Aan Werknemer, wiens arbeidsplaats vervalt, zal bij einde van het dienstverband een éénmalige uitkering worden verstrekt welke als volgt wordt berekend:

De uitkering is gelijk aan A x B x C ( de ‘oude’ kantonrechtersformule neergelegd in de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters, welke gold tot 1 januari 2009 wordt hierbij gehanteerd).

A. Staat voor de diensttijd die de Werknemer aaneengesloten in dienst is geweest (incl. de jaren bij de rechtsvoorgangers en een eventuele uitzendperiode) bij het einde van het dienstverband; daarbij tellen de dienstjaren tot het 40-ste levensjaar voor 1, vanaf het 40-ste tot het 50-ste voor 1,5 en vanaf het 50-ste voor 2.
Een half jaar dienstverband en meer wordt als een heel jaar gerekend.
B. Staat voor beloning, zijnde het Bruto Salaris. Voor de berekeningen van de vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt een minimum salarisniveau gehanteerd overeenkomstig E5 per 1 juli 2009 (EUR 2.429 bruto per maand).
C. Is de correctiefactor en deze is 0,9.

(…)”

Op 31 augustus 2009 heeft ABC het UWV Werkbedrijf om een ontslagvergunning verzocht voor 106 medewerkers, waaronder W. Bij beschikking van 28 september 2009 heeft het UWV Werkbedrijf aan ABC toestemming verleend om de arbeidsverhouding met W. op te zeggen.

W. is sinds 25 januari 2007 lid van de Ondernemingsraad, waardoor ABC geen gebruik kan maken van de ontslagvergunning.

Na de reorganisatie is er geen nieuwe functie ontstaan waarvoor W. in aanmerking komt.

2. Volgens ABC is het evident dat W. als gevolg van de reorganisatie boventallig is geworden. Er is daarom sprake van een dusdanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn behoort te eindigen. Bij het berekenen van de ontbindingsvergoeding moet het op basis van artikel 5.2 van het Sociaal plan becijferde bedrag worden verhoogd met één maandsalaris. Bij het vaststellen van de ontbindingsvergoeding zal alsnog rekening moeten worden gehouden met de winstuitkering over de compensatiemaand, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 12,83 bruto.

3. W. refereert zich voor wat betreft de gevraagde ontbinding aan het oordeel van de kantonrechter, maar stelt dat de aangeboden vergoeding te laag is. Uit artikel 3.5 van het Sociaal Plan volgt dat de ontbindingsvergoeding moet worden opgeplust met twee bruto maandsalarissen.

4. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het lidmaatschap van W. van de OR, noch met het bestaan van een ander opzegverbod.

5. Ten aanzien van de gevraagde ontbinding overweegt de kantonrechter dat bij de beoordeling van de noodzaak van de in het geding zijnde reorganisatie en de daaruit voortvloeiende arbeidsrechtelijke consequenties voor een deel van de medewerkers, waaronder W., alsmede van de wijze waarop de selectie van de werknemers die moeten afvloeien tot stand is gekomen, aan de beslissing van het UWV Werkbedrijf, bij uitstek de deskundige organisatie in dezen, in beginsel doorslaggevende betekenis toekomt.
Voormeld beginsel kan uitzondering lijden indien de beslissing tot toestemming van het UWV Werkbedrijf tot beëindiging van de dienstbetrekking in strijd moet worden geacht met een of meer fundamentele beginselen van een goede procesorde – bijvoorbeeld schending van het beginsel van hoor en wederhoor – of wanneer deze evident onjuist is, dan wel als na die beslissing nieuwe, voor de beoordeling relevante feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Dat hiervan sprake zou zijn, is evenwel gesteld noch gebleken. Het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zal daarom worden toegewezen.

6. Partijen verschillen niet van mening dat W. een vergoeding overeenkomstig het Sociaal Plan toekomt. Rest nog de vraag of de vergoeding op grond van artikel 3.5 van het Sociaal Plan moet worden vermeerderd met één of twee maandsalarissen.

7. W. stelt onder verwijzing naar HR 26 mei 2000, NJ 2000,43 dat de bepalingen van het Sociaal Plan dienen te worden uitgelegd conform de objectief/grammaticale uitlegmethode, temeer daar het Sociaal Plan ook is aangemeld als cao. Naar zijn mening is de tekst van artikel 3.5 van het Sociaal Plan voldoende duidelijk en zijn er ook geen andere objectieve factoren die aanleiding zouden moeten geven tot een andere uitleg.

Artikel 3.5 bepaalt dat de wettelijke opzegtermijn voor werkgever als bedoeld in artikel 7:672 lid 2 sub c en d BW wordt verkort tot twee maanden. Voor W. betekent dit dat de, gezien zijn 20 dienstjaren voor hem geldende, opzegtermijn van vier maanden wordt verkort tot twee maanden. De laatste zin van artikel 3.5 bepaalt dat deze verkorting wordt gecompenseerd doordat de ontbindingsvergoeding wordt verhoogd met het brutosalaris dat verschuldigd zou zijn geweest over de maanden waarmee de wettelijke opzegtermijn die anders zou hebben gegolden, is verkort. Dat brengt mee dat bij de ontbindingsvergoeding twee maandsalarissen moeten worden opgeteld.

8. ABC stelt dat de cao-uitleg ruimer moet zijn dan alleen een grammaticale toetsing. Zij verwijst naar HR 31 mei 2002, NJ 2008 en HR 28 juni 2002, NJ 2003,110. De Hoge Raad kijkt volgens haar nadrukkelijk naar de overige cao-bepalingen en distilleert daaruit zo mogelijk de partijbedoeling die in die zin wel degelijk een rol speelt.

In artikel 3.5 van het Sociaal Plan is een verkorting van de opzegtermijn overeengekomen met de vakbonden. ABC voorzag dat het in haar belang zou kunnen zijn om onregelmatig op te zeggen en wilde dat met de bonden afstemmen. De bonden zijn daarmee akkoord gegaan mits de werknemers daarvan geen schade zouden ondervinden. Dat is de bedoeling van artikel 3.5: níet een vergoeding in de zin van een billijke vergoeding (als bedoeld in artikel 5.1), maar compensatie van schade die een werknemer zou kunnen leiden doordat de opzegtermijn die in acht wordt genomen korter is (onregelmatig is dus) dan de oorspronkelijk voor hem geldende opzegtermijn.

Artikel 3.5 verwijst naar het wettelijk systeem en bepaalt dat wordt afgeweken van de opzegtermijn als bedoeld in artikel 7: 672 lid 2 sub c en d BW aldus dat de opzegtermijn van drie, dan wel vier maanden wordt teruggebracht naar twee maanden. In artikel 3.5 wordt echter niet afgeweken van het bepaalde in artikel 7:672 lid 4 BW, waarin een aftrekmaand wordt gegeven ingeval van opzegging met toestemming als bedoeld in artikel 6 BBA.

In de uitleg die W. geeft aan artikel 3.5 ontvangt de werknemer een voordeeltje. De aftrekmaand zou niet in mindering kunnen worden gebracht op de voor hem geldende opzegtermijn voor zover het gaat om de berekening van de compensatie. Maar dan wordt hij gecompenseerd voor schade die hij niet geleden heeft. Als ABC met de vakbonden geen verkorting had afgesproken en er überhaupt geen artikel 3.5 was geweest zou ook voor de langst in dienst zijnde werknemer immers een opzegtermijn hebben gegolden die niet langer was dan drie maanden, namelijk gebruikmakend van de bonusmaand van artikel 7: 672 lid 4 BW. Het is die situatie die vergeleken moet worden met de situatie die is ontstaan door met de bonden een verkorting overeen te komen. Aan W. komt daarom een extra vergoeding van één maand toe.

9. De kantonrechter is met ABC van oordeel dat de bepaling van artikel 3.5 moet worden uitgelegd in het kader van de overige bepalingen van het Sociaal Plan. Daarbij is met name artikel 3.4 van belang. Daaruit blijkt dat het de bedoeling is dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal plaatsvinden via het UWV Werkbedrijf of, in het geval van opzegverboden, de kantonrechter. Uitgangspunt is dus dat opgezegd wordt op grond van een toestemming als bedoeld in artikel 6 BBA. Dat heeft tot gevolg dat de opzegtermijn van alle betrokken werknemers conform 7:672 lid 4 BW wordt verkort met een maand, zij het dat de resterende opzegtermijn tenminste één maand dient te bedragen. Voor werknemers met een opzegtermijn van twee maanden betekent dit dat zij kunnen worden opgezegd op een termijn van een maand.

Uitleg in de door W. voorgestane zin brengt mee dat de werknemers met een langere opzegtermijn worden bevoordeeld ten opzichte van de werknemers met een opzegtermijn van twee maanden. In hun uitleg zou de verkortingsmaand van artikel 7:762 lid 4 BW immers voor hen niet gelden. Dat kan naar het oordeel van de kantonrechter niet de bedoeling zijn geweest en valt ook niet te lezen in de het Sociaal Plan. Bovendien blijkt uit niets dat ABC afstand heeft gedaan of willen doen van het in haar voordeel strekkende artikel 7:672 lid 4 BW. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat onder het begrip “wettelijke opzegtermijn” in artikel 3.5 van het Sociaal Plan moet worden verstaan de opzegtermijn zoals die geldt na de verkorting ex artikel 7:672 lid 4 BW. Voor W. betekent dit dat hij recht heeft op één maand compensatie.

10. Het voorgaande betekent dat de door ABC aangeboden (verhoogde) vergoeding, waarin die ene compensatiemaand is begrepen, nog moet worden verhoogd met de winstuitkering over die maand. De ontbindingsvergoeding wordt daarom vastgesteld op € 86.805,25 bruto.

11. Hoewel dit bedrag (iets) hoger is dan het in het verzoekschrift aangeboden bedrag hoeft ABC niet de gelegenheid te krijgen om het verzoek in te trekken. Het verschil bestaat namelijk uit de winstuitkering over de compensatiemaand waarvan ABC heeft aangegeven dat W. daar bij nader inzien recht op heeft.

12. De proceskosten zullen aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen 1 januari 2010 onder toekenning aan W., ten laste van ABC, van een vergoeding van € 86.805,25 bruto;

compenseert de proceskosten aldus dat partijen de eigen kosten dragen.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent een sociaal plan, ontslag en/of reorganisatie vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.