Ontslag statutair directeur / ontslag statutair bestuurder

Ontslag statutair directeur / ontslag statutair bestuurder .Verwijzing door de kantonrechter naar de sector civiel ex artikel 71 Rv. Ingevolge artikel 71 lid 4 Rv is de rechter naar wie de zaak door de kantonrechter is verwezen aan die verwijzing gebonden. De wet bepaalt niet dat de rechter naar wie de zaak is verwezen tevens is gebonden aan het voorlopig oordeel van de kantonrechter over het onderwerp van het geschil. Omdat eiser zich echter op het standpunt heeft gesteld dat de voorzieningenrechter gebonden is aan het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat hij dient te worden aangemerkt als statutair bestuurder, neemt de voorzieningenrechter dat als uitgangspunt bij de beoordeling van het geschil. Er is geen grond voor het oordeel dat het ontslag van eiser nietig of vernietigbaar is. Voor het ontslag van een statutair bestuurder is geen ontslagvergunning of een gerechtelijke titel vereist. Het komt voor eigen risico van eiser dat de vennootschap heeft besloten tot zijn ontslag zonder dat hij van de hem geboden gelegenheid om te worden gehoord, gebruik heeft gemaakt.

Mocht u omtrent Ontslag van een statutair directeur /bestuurder vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u spreekt direct een van onze ontslag advocaten. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 167890 / KG ZA 10-154

Vonnis in kort geding van 18 mei 2010

in de zaak van

[Eiser],
wonende te Apeldoorn,
eiser,
advocaat mr. X,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
gedaagde,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen hierna [eiser] en ABC genoemd worden.

1.  De procedure

1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
–  de dagvaarding van 8 januari 2010 met producties 1 tot en met 36,
–  de brief van ABC van 14 januari 2010 met producties 1 tot en met 29,
–  het proces-verbaal van 18 januari 2010 van de mondelinge behandeling ter zitting van de kantonrechter,
–  de pleitnota van [eiser] van 18 januari 2010,
–  de pleitnota van ABC van 18 januari 2010,
–  het vonnis van de kantonrechter in kort geding van 25 januari 2010 tot verwijzing ex artikel 71 Rv naar de voorzieningenrechter van de sector civiel van deze rechtbank,
–  de dagvaarding van 27 april 2010 om te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter,
–  de brief van [eiser] van 29 april 2010 met de stukken van beide partijen uit de eerste termijn van de procedure voor de kantonrechter,
–  de brief van ABC van 3 mei 2010 met productie 30,
–  de brief van [eiser] van 3 mei 2010 met producties 4 en 5 (omgenummerd tot producties 37 en 38, ter doornummering op de aan de kantonrechter overgelegde producties),
–  de (voortgezette) mondelinge behandeling van 6 mei 2010,
–  de pleitnota van [eiser] van 6 mei 2010,
–  de pleitnota van ABC van 6 mei 2010.

1.2.  Per faxbericht van 4 mei 2010 om 17:16 uur heeft ABC aanvullende producties 31 tot en met 34 toegezonden. [eiser] heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen het toelaten van voornoemde producties, omdat hij deze producties gelet op het tijdstip van indiening niet met zijn advocaat heeft kunnen bespreken. Met toepassing van artikel 6.2 van het landelijk Procesreglement kort gedingen rechtbanken, en rekening houdend met 5 mei als algemeen erkende feestdag, heeft de voorzieningenrechter voornoemde producties geweigerd. Deze producties zullen derhalve bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing worden gelaten.

1.3.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten

2.1.  ABC is een internationaal opererend bedrijf dat in diverse landen diensten aanbiedt op het gebied van domeinnaamregistratie en de hosting van websites. ABC is dochter van moedermaatschappij ABC Inc. te Chicago (Verenigde Staten). Grootaandeelhouder en bestuurder van ABC Inc. is [A] te Chigago (hierna: [A]).

2.2.  [eiser] is op 1 november 2002 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij ABC, aanvankelijk in de functie van sales- & marketingmanager. Bij overeenkomst van 23 april 2003 is de arbeidsovereenkomst van [eiser] met ABC omgezet naar de functie ‘Netherlands office head’. Deze aangepaste arbeidsovereenkomst is na 1 november 2003 voor onbepaalde tijd voortgezet.

2.3.  Op 9 februari 2005 is ABC BVBA te Begië (hierna: ABC België) opgericht met ABC en ABC Inc. als aandeelhouders en [eiser] als zaakvoerder. In 2008 wordt [A] bijgeschreven als zaakvoerder van ABC België. ABC heeft [eiser] gedetacheerd bij ABC België voor twee dagen in de week.

2.4.  Op 23 mei 2005 heeft [eiser], met goedkeuring van ABC Inc., zich bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven als bestuurder met zelfstandige bevoegdheid van ABC.

2.5.  Op 3 januari 2007 is [eiser], naast [A], tevens statutair bestuurder geworden van de coöperatie ABC Europe Holdings Company U.A. (hierna: ABC Europe).

2.6.   In januari 2009 is [B] aangesteld als tweede bestuurder van ABC, naast [eiser].

2.7.  Op 9 april 2009 heeft [A] aan [eiser] een uitnodiging gezonden voor een vergadering op 14 april 2009 – feitelijk gehouden op 15 april 2009 – met onder meer de volgende inhoud:

Approximately mid last month, you and I had discusses an amicable plan for your resignation as director of the Companies [ABC, ABC Europe en ABC België] and your continued employment as an employee only. As part of that plan, you had agreed to execute certain documents and take other actions as necessary to facilitate the smooth transition of your directorship.
Based on recent incidents, it now appears that you have changed your mind and do not wish to enter the proposed arrangement as previously discussed. Please confirm wether or not this is the case.

In any event, we feel that it is appropriate to meet with you and discuss the situation. Please find below the details of the proposed meeting:

[…].
Agenda:  Withdrawal of statutory directorship of [eiser] from each of the Companies and possibly others.

Performance and conduct of [eiser] during the past several months, especially since January 2009 and including certain incidents that occurred during that time period.

Course of action in connection with the referenced incidents during the past several months.

This meeting is to give you the opportunity to explain your side of the matter and to ascertain viable
next steps.
[…].

2.8.  Per e-mailbericht van 15 april 2009 aan ABC heeft [eiser] naar aanleiding van de voornoemde vergadering van diezelfde dag zich ziek gemeld en daartoe onder meer het volgende bericht:

[…] to my surprise the call was not about the items suggested but instead you confronted me with other findings within ABC NL. e.g. account cancellations not being processed etc. I was completely surprised to hear that there is a big backlog in the billing department as I was never told by the responsible staff that our billing team was that far behind. The way you put me under pressure and misleaded me made me very angry and all seems to have been set up to hurt me or my career. […].
I’m very upset and in stress and not able to think… The stress is enormous and that is why I will see my doctor tomorrow. The only thing I can do now and am doing so is to report my illness to you and to whom it may concern. […].

2.9.  Per brief van 22 april 2009 heeft ABC aan [eiser] onder meer het volgende bericht:

[…]
Hierdoor deel ik u mede dat de algemene vergadering van aandeelhouders na uw vertrek uit de vergadering heeft besloten u te schorsen als statutair bestuurder van ABC B.V., zodat u niet langer bevoegd bent ABC B.V. te vertegenwoordigen. De schorsing is geschied in afwachting van de uitkomsten van nader onderzoek naar de feiten die [ABC] aanleiding geven vraagtekens te zetten bij uw functioneren als statutair bestuurder.

Tijdens de schorsing wordt uw salaris vooralsnog volledig doorbetaald. […].

2.10.  De bedrijfsarts heeft per brief van 27 april 2009 aan ABC onder meer het volgende bericht:

[…] gebleken [is] dat de ziekmelding van betrokkene [[eiser]] primair is gerelateerd aan factoren in de werksituatie en niet aan ziekte of gebrek.
[…].
Een dergelijke situatie dient door overleg tussen werkgever en werknemer te worden opgelost. Graag beveel ik betrokkene dan ook bij u aan voor verdere begeleiding. Ik acht betrokkene in staat een gesprek hierover met u aan te gaan. […].

2.11.  Per brief van 7 mei 2009 heeft ABC aan [eiser] verzocht om binnen 10 dagen een schriftelijke verklaring te geven over de in die brief genoemde feiten en de daaruit voortvloeiende bedenkingen en bezwaren van ABC. Voorts is [eiser] opgeroepen voor een algemene vergadering van aandeelhouders van ABC en een algemene ledenvergadering van ABC Europe op 27 mei 2009, waar het ontslag van [eiser] als bestuurder aan de orde zal worden gesteld en waarbij [eiser] in de gelegenheid zal worden gesteld om zijn mening ten aanzien van het eventuele ontslag te geven.

2.12.  Per faxbericht van 20 mei 2009, 16.00 uur, heeft (de advocaat van) [eiser] aan (de advocaat van) ABC bericht dat niet binnen de termijn van 10 dagen na 7 mei 2009 kan worden gereageerd, vanwege de gezondheidstoestand van [eiser], het onverwacht afsluiten van zijn e-mailaccount en zijn internetaansluiting en een reeds geplande vakantie van de advocaat van [eiser]. Om dezelfde redenen heeft [eiser] voorgesteld om in de week van 8 juni 2009 een bespreking te houden tussen partijen onder aanhouding van de geplande vergadering van 27 mei 2009. ABC heeft op 25 mei 2010 aan [eiser] bericht dat de vergadering doorgang zal vinden en dat hij zich desgewenst door een andere advocaat kan laten begeleiden. [eiser] is niet verschenen op de aandeelhoudersvergadering van 27 mei 2009.

2.13.  ABC heeft per brief van 28 mei 2009 aan [eiser] meegedeeld dat tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van ABC en de algemene ledenvergadering van ABC Europe van 27 mei 2009 is besloten tot zijn ontslag met onmiddellijke ingang als bestuurder van de vennootschap respectievelijk de coöperatieve vereniging. Daaraan is onder meer het volgende toegevoegd:

In verband met uw ontslag als bestuurder zeg ik hierdoor ook de arbeidsovereenkomst tussen ABC B.V. met onmiddellijke ingang op. Aangezien deze opzegging aldus niet geschiedt met inachtneming van de opzegtermijn die voortvloeit uit artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt [ABC] daardoor schadeplichtig. In verband hiermee zal [ABC] aan u de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:680 van het Burgerlijk Wetboek voldoen. Deze is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Aangezien u vanaf 1 november 2002 in dienst van [ABC] bent zou de opzegtermijn op grond van het bepaalde in artikel 7:670 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek twee maanden bedragen, waarna de arbeidsovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 7:670 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek zou eindigen per het einde van de maand waarin de opzegtermijn afloopt. Opzegging zou derhalve hebben plaatsgevonden op 1 augustus 2009. […] [ABC] [zal] bij wijze van gefixeerde schadevergoeding een bedrag ter grootte van twee bruto maandsalarissen […] voldoen. [ABC] zal dit bedrag nog verhogen met de daarover verschuldigde vakantietoeslag ad 8%. […].

2.14.  [eiser] heeft per brief van 22 juli 2009 aan ABC de nietigheid ingeroepen van het ontslag, omdat ABC volgens [eiser] geen dringende reden had ex artikel 7:678 BW voor het ontslag per 27 mei 2009, dan wel zich beroepen op de vernietigbaarheid van de opzegging. Voorts heeft [eiser] in voornoemde brief aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.

2.15.  Op 8 september 2009 is [eiser] ontslagen als zaakvoerder van ABC België.

2.16.  Vanaf 28 april 2009 tot en met december 2009 hebben partijen onderhandeld over een overname van ABC België door [eiser]. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt.

3.  Het geschil

3.1.  [eiser] vordert ABC te veroordelen om:

A.  binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het aan [eiser] toekomende salaris inclusief emolumenten te voldoen sedert 28 mei 2009, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, zulks – voorzover de reguliere betaaltermijnen reeds zijn verschenen – vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en het salaris en de wettelijke verhoging, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente vanaf 28 mei 2009, dan wel vanaf 22 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening,

B.  binnen tien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] salarisspecificaties te verstrekken over de periode na 27 mei 2009, inclusief jaaropgave 2009, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, en zulks op verbeurte van een dwangsom van EUR 250,- per dag dat ABC daarmee in gebreke is,

C.  de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van [eiser], aan hem te voldoen.

3.2.  ABC voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling

4.1.  [eiser] heeft primair aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 27 mei 2009 niet rechtsgeldig is omdat hij geen statutair bestuurder van ABC is, maar werknemer in de zin van Titel 7.10 BW. Daarom diende ABC volgens [eiser] te beschikken over een vergunning van het CWI [de voorzieningenrechter begrijpt: het UWV WERKbedrijf] tot opzegging van de arbeidsovereenkomst dan wel over een gerechtelijke titel tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. ABC beschikt niet over een ontslagvergunning noch over een gerechtelijke titel tot ontbinding.

4.2.  Bij vonnis van 25 januari 2010 heeft de kantonrechter in kort geding (voorlopig) geoordeeld dat [eiser] dient te worden aangemerkt als statutair bestuurder van ABC en dat zijn vordering een onderwerp betreft dat op grond van artikel 2:241 BW door de civiele kamer van de rechtbank wordt behandeld. De kantonrechter heeft de zaak daarom op grond van artikel 71 Rv verwezen naar de voorzieningenrechter van de civiele sector.

4.3.  Ingevolge artikel 71 lid 4 Rv is de rechter naar wie de zaak is verwezen aan die verwijzing gebonden. [eiser] heeft daarom ter zitting van de voorzieningenrechter (overigens ten onrechte, nu de wet niet bepaalt dat de rechter naar wie de zaak is verwezen tevens is gebonden aan het voorlopig oordeel van de kantonrechter over het onderwerp van het geschil) gesteld dat de voorzieningenrechter is gebonden aan het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat [eiser] dient te worden aangemerkt als statutair bestuurder van ABC. Partijen hebben daarom geen debat meer gevoerd over de vraag of [eiser] statutair bestuurder was ten tijde van zijn ontslag. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van het geschil tussen partijen derhalve het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat [eiser] als statutair bestuurder moet worden aangemerkt tot uitgangspunt nemen.

4.4.  Op grond van voornoemd uitgangspunt faalt het primaire betoog van [eiser] dat zijn ontslag nietig is omdat ABC niet beschikt over een ontslagvergunning of een gerechtelijke titel tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Tussen partijen is immers niet in geschil dat voor het ontslag van een statutair bestuurder een ontslagvergunning van het UWV WERKbedrijf of een gerechtelijke titel niet is vereist.

4.5.  [eiser] heeft subsidiair aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat zijn ontslag als statutair bestuurder nietig dan wel vernietigbaar is. Daartoe heeft [eiser] aangevoerd dat de vergadering van 15 april 2009, waarin [eiser] is geschorst als statutair bestuurder, niet overeenkomstig de statuten van ABC is uitgeroepen, de agenda niet op deugdelijke wijze is aangekondigd en de vergadering is voortgezet buiten zijn aanwezigheid. Voorts heeft [eiser] aangevoerd dat op de vergadering van 27 mei 2009, waarin [eiser] is ontslagen als statutair bestuurder, [eiser] niet is gehoord over zijn ontslag en hij evenmin een raadgevende stem als bestuurder heeft kunnen geven. [eiser] meent dat ABC – mede gezien het bepaalde in artikel 2:8 BW – de vergadering van 27 mei 2009 redelijkerwijze had moeten uitstellen tot een nieuwe datum waarop [eiser] met zijn advocaat kon verschijnen.
[eiser] heeft daarnaast aangevoerd dat de aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ten grondslag liggende gronden niet zodanig zijn dat gesteld kan worden dat sprake is van dringende redenen in de zin van artikel 7:678 BW, noch heeft ABC gesteld dat dergelijke redenen ten grondslag liggen aan de beslissing tot opzegging van de arbeidsovereenkomst, aldus [eiser].

4.6.  De voorzieningenrechter stelt voorop dat in dit geding ter beoordeling voorligt het besluit van ABC van 27 mei 2009 tot ontslag van [eiser] als statutair bestuurder van ABC en niet het besluit van [eiser] van 15 april 2009 tot schorsing van [eiser] als statutair bestuurder. [eiser] grondt zijn vorderingen immers op de door hem gestelde nietigheid of vernietigbaarheid van zijn ontslag. Niet in geschil is dat ABC het salaris van [eiser] gedurende zijn schorsing heeft doorbetaald. Zonder nadere onderbouwing, die [eiser] niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat de door [eiser] gestelde onregelmatigheden in verband met de algemene vergadering van aandeelhouders van 15 april 2009 waarin is besloten tot zijn schorsing (mede) een grond hebben gevormd voor het besluit van 27 mei 2009 om hem als bestuurder van ABC te ontslaan. De voorzieningenrechter gaat derhalve voorbij aan de stelling van [eiser] dat het besluit van ABC om hem als statutair bestuurder te schorsen mogelijk niet rechtsgeldig tot stand is gekomen.

4.7.  Ten aanzien van de algemene vergadering van aandeelhouders van 27 mei 2009 staat vast dat ABC per brief van 7 mei 2009 [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld om op die vergadering te worden gehoord en om binnen 10 dagen na voornoemde brief een schriftelijke verklaring te geven over de door ABC jegens hem geuite bezwaren. Voorts staat vast dat [eiser] van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Er bestaat geen grond voor de door [eiser] bepleite conclusie dat ABC op zijn verzoek de aandeelhoudersvergadering had moeten uitstellen tot de week van 8 juni 2009, wanneer zijn advocaat terug zou zijn van vakantie. ABC had een voldoende belang om vast te houden aan de datum van 27 mei 2009 omdat een ontslagbesluit in juni 2008 tot gevolg zou hebben gehad dat de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:670 lid 1 BW zou eindigen per het einde van de maand waarin de opzegtermijn van twee maanden afloopt, derhalve op 1 september 2009. ABC zou in dat geval gehouden zijn een extra maandsalaris als gefixeerde schadevergoeding aan [eiser] te betalen. Daar staat tegenover dat [eiser] zich op 27 mei 2009 ook door een andere gemachtigde had kunnen laten bijstaan. Voorts heeft [eiser] van de aan hem op de aandeelhoudersvergadering van 15 april 2009 en in de brief van 7 mei 2009, toen hij reeds bijstand had van zijn advocaat, geboden gelegenheden om te reageren op de jegens hem geuite bezwaren van ABC evenmin gebruik gemaakt. Daarbij komt dat [eiser] pas op een zeer laat moment, per faxbericht van zijn advocaat van woensdag 20 mei 2009 om 16.00 uur (donderdag 21 mei 2009 betrof een algemeen erkende feestdag (Hemelvaart) en vrijdag 22 mei 2009 een daarmee gelijk te stellen dag), aan ABC de verhindering van zijn advocaat kenbaar heeft gemaakt. Door vervolgens, hoewel ABC zijn verzoek tot uitstel van de aandeelhoudersvergadering niet had ingewilligd, toch niet te verschijnen, komt het voor eigen risico van [eiser] dat ABC heeft besloten tot zijn ontslag zonder dat hij van de hem geboden gelegenheid om te worden gehoord, gebruik heeft gemaakt.

4.8.  Voor zover [eiser] tevens heeft bedoeld te betogen dat hij wegens ziekte niet op de aandeelhoudersvergadering van 27 mei 2009 heeft kunnen verschijnen, stelt de voorzieningenrechter vast dat uit het bericht van de bedrijfsarts van 27 april 2009 blijkt dat deze heeft geoordeeld dat de ziekmelding van [eiser] niet is gerelateerd aan een ziekte of een gebrek. De bedrijfsarts acht [eiser] in staat tot een gesprek met ABC over de ontstane (werk)situatie. In de ziekmelding van [eiser] is derhalve geen grond gelegen dat [eiser] niet heeft kunnen verschijnen op de aandeelhoudersvergadering van 27 mei 2009. Evenmin is gebleken dat het afsluiten van zijn toegang tot het internet en zijn e-mail bij ABC het [eiser] onmogelijk hebben gemaakt om te reageren op de bezwaren van ABC. Die onmogelijkheid is te minder aannemelijk nu [eiser] bij gelegenheid van dit kort geding klaarblijkelijk wel in staat is gebleken inhoudelijk te reageren op de bezwaren van ABC. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eiser] ABC heeft verzocht om inzage in bepaalde informatie ten behoeve van zijn verweer tegen het voorgenomen ontslag.

4.9.  De stelling van [eiser] dat geen sprake is van dringende redenen in de zin van artikel 7:678 BW voor zijn onmiddellijke ontslag, kan evenmin leiden tot de conclusie dat zijn ontslag nietig of vernietigbaar is, nu van een ontslag op staande voet om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW geen sprake is. In haar brief van 28 mei 2009 heeft ABC immers kenbaar gemaakt dat de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang wordt opgezegd zonder inachtneming van de opzegtermijn die voortvloeit uit artikel 7:672 BW en dat ABC daarom de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:680 BW aan [eiser] zal voldoen.
De voorzieningenrechter merkt in dit verband overigens op, los van de beoordeling van deze zaak, dat op grond van het voorgaande het standpunt van het UWV dat sprake is van een ontslag op staande voet, op grond waarvan de aanvraag van [eiser] voor een WW-uitkering is afgewezen, als onjuist moet worden beschouwd.

4.10.  Meer subsidiair heeft [eiser] betoogd dat de besluiten van ABC tot zijn schorsing en zijn ontslag geen gevolg hebben gehad op de voortzetting van zijn directeurschap van ABC België, nu ABC ermee heeft ingestemd dat [eiser] na 27 mei 2009 zijn werkzaamheden voor ABC België fulltime heeft voortgezet. Eerst op 8 september 2009 is [eiser] ontslagen als zaaksvoerder van ABC België, zodat hij recht heeft op doorbetaling van zijn reguliere salaris tot 8 september 2009, aldus [eiser].

4.11.  Het betoog van [eiser] dat hij zijn werkzaamheden voor ABC België met medeweten van ABC, door wie hij voor zijn ontslag werd gedetacheerd bij ABC België, heeft voortgezet, doet er niet aan af dat [eiser] wist dat hij per 27 mei 2009 was ontslagen zodat daarmee dus ook zijn detachering bij ABC België was komen te vervallen. Voorts was zijn zaakvoerderschap van ABC België onbezoldigd. Dat [eiser] desondanks ervoor heeft gekozen zijn werkzaamheden bij ABC België voort te zetten, kennelijk vooral ook met het oog op zijn beoogde overname van ABC België waarover partijen in die periode nog in gesprek waren, dient daarom voor zijn eigen rekening en risico te blijven.

4.12.  Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het ontslag van [eiser] nietig of vernietigbaar is, zodat evenmin grond bestaat voor toewijzing van de vordering van [eiser] tot doorbetaling van zijn loon, en de daarmee samenhangende verstrekking van salarisspecificaties. Niet is aannemelijk gemaakt dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure alsnog zullen kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal daarom de door [eiser] gevraagde voorzieningen weigeren.

4.13.  [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABC worden begroot op:
– vast recht  EUR   263,00
– salaris advocaat  816,00
Totaal  EUR   1.079,00

5.  De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.  weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.  veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABC tot op heden begroot op EUR 1.079,00,

5.3.  verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. (bron:www.rechtspraak.nl)