De schorsing van een statutair bestuurder

Voorafgaand aan een mogelijk te nemen ontslagbesluit, komt het nog al eens voor dat de wens bestaat om de statutair bestuurder eerst te schorsen Deze schorsing stuit nog al eens op problemen in de praktijk. Waar moet u zoal op letten?

Allereerst dienen de statuten van de vennootschap, of van de rechtspersoon in ogenschouw te worden genomen. Belangrijk is om te controleren wie bevoegd is om het schorsingsbesluit te nemen. Is dat de algemene vergadering van aandeelhouders, of de raad van commissarissen, dan wel de raad van toezicht? Vervolgens dient acht te worden geslagen op de formaliteiten: bijvoorbeeld welke oproeptermijn moet gehanteerd worden voor de buitengewone vergadering. In de uitnodiging die wordt gestuurd naar de bestuurder en vergadergerechtigden, moet bovendien melding worden gemaakt van de reden/redenen, die aan het voorgenomen schorsingsbesluit ten grondslag ligt/liggen, zodat de bestuurder zich kan voorbereiden op een te presenteren verweer en in de gelegenheid wordt gesteld zijn raadgevende stem uit te brengen. Van belang is dus dat de bestuurder wordt gehoord en dat hij zijn visie kan geven, zodat vervolgens een weloverwogen besluit kan worden genomen. Indien de procedurele gang van zaken niet goed verloopt, dan kan de bestuurder naar de rechter stappen met het verzoek het besluit te vernietigen op grond van het bepaalde in artikel 2:15 BW.

In de praktijk komt het niet vaak voor dat een geschorste bestuurder naar de rechter stapt met het verzoek de schorsing ongedaan te maken. Dit behoort dus wel tot de mogelijkheden. Niet alleen vanwege een schending van formaliteiten, maar ook op inhoudelijke gronden. De vennootschap of rechtspersoon dient een redelijke grond te presenteren, waarom zij tot deze ingrijpende, en voor de bestuurder diffamerende, maatregel is overgegaan. De rechter zal zich naar verwachting terughoudend opstellen om de schorsing ongedaan te maken. Dit, indien er spoedig een vergadering volgt, waarop een voorgenomen ontslag besluit op de agenda is geplaatst. De ontslagen bestuurder heeft in beginsel aanspraak op een transitievergoeding (indien voldaan wordt aan de vereisten). Daarnaast kan hij aanspraak maken op een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 3 BW, indien er geen redelijke grond was om hem te ontslaan, of indien er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werkgever.

Hoewel de bestuurder na een ontslag niet kan aansturen op een werkhervatting – zie artikel 2: 244 lid 3 BW – is het dus niet zo dat een geschorste bestuurder, de schorsing niet ongedaan kan maken. Artikel 2:244 lid 3 BW speelt geen rol bij een beoordeling van de schorsing. Een opheffing van de schorsing door de voorzieningenrechter dreigt, wanneer het bevoegde orgaan, talmt met het nemen van een ontslagbesluit, of indien er geen redelijke grond(en) voor het schorsingsbesluit zijn aangevoerd.