Duurdere materiaalkosten

Onverwachte prijsstijgingen in de bouw

De gevolgen van de Oorlog in Oekraïne en de sancties tegen Rusland begint men steeds meer te voelen in de portemonnee. Iedereen wordt getroffen door de enorme inflatie en torenhoge energieprijzen. De tarieven van bouwmaterialen schieten bijvoorbeeld door het dak. Veel van deze materialen worden gemaakt in Oekraïne en Rusland. Door de huidige situatie in Oekraïne, ligt de productie stil of wordt de aanvoer belemmerd. Hierdoor ontstaat er schaarste op de markt. Daarnaast zijn de transportkosten hoger dan ooit. Aannemers en opdrachtgevers van bouwprojecten komen door het voorgaande voor onverwachte verassingen te staan. Projecten vinden geen doorgang en overeenkomsten komen in het geding door extreme prijsstijgingen. De grote vraag is: welke partij betaalt de rekening voor onverwacht duurdere materiaalkosten in de bouw?

Deze vraag moet in beginsel worden beantwoord op basis van de overeenkomst tussen partijen. De aannemer en opdrachtgever zijn gebonden aan de door hen gemaakte afspraken. Vaak wordt er een vaste prijs afgesproken voor het bouwproject. De aannemer draagt het financiële risico van deze afspraken, omdat dit behoort tot het normale ondernemersrisico van het vak. Hij kan dit risico beperken door algemene voorwaarden toe te voegen bij de overeenkomst, zoals bijvoorbeeld de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012). Paragraaf 47 UAV 2012 biedt grondslag om – zonder tussenkomst van de rechter – de kostenstijging door te berekenen aan de opdrachtgever indien deze stijging ‘aanzienlijk’ is. De richtlijn is hierbij dat er sprake moet zijn van overschrijding van de aanneemsom met 5%. Echter, uit jurisprudentie blijkt dat dat geen vast gegeven is.

Indien de overeenkomst en de algemene voorwaarden zwijgen over onvoorziene kosten, kan de aannemer de prijsstijging enkel nog doorleggen aan de opdrachtgever indien hij een geslaagd beroep kan doen op de wet. De artikelen 6:258 BW en 7:753 BW zijn in dit kader relevant.

Een contractspartij kan altijd een beroep doen op artikel 6:258 lid 3 BW. Dit artikel geeft de rechter, in geval van onvoorziene omstandigheden, de mogelijkheid om de overeenkomst te wijzigen of te ontbinden. ‘Onvoorziene omstandigheden’ zijn niet-verdisconteerde omstandigheden. Echter, deze blijken vaak niet te rechtvaardigen waardoor een beroep op dit artikel zelden slaagt.

Artikel 7:753 BW is enkel van toepassing op de aannemersovereenkomst en is vergelijkbaar met paragraaf 47 UAV 2012. Dit artikel stelt de rechter, op verzoek van de aannemer, in de gelegenheid om de afgesproken prijs aan te passen in geval van niet ingecalculeerde omstandigheden. Vereist hiervoor zijn (1) kostenverhogende omstandigheden (2) die na het sluiten van de overeenkomst zijn ontstaan of aan het licht zijn gekomen, (3) zonder dat deze kunnen worden toegerekend aan de aannemer, (4) omdat de aannemer bij het bepalen van de prijs geen rekening heeft behoeven te houden met de kans op zulke omstandigheden, (5) mits de aannemer heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht. Laatst genoemde behelst de plicht om de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de noodzaak van een prijsverhoging te waarschuwen. Dit artikel is voordeliger dan paragraaf 47 UAV 2012 voor de aannemer, omdat er geen aanzienlijke verhoging van kosten bewezen moet worden.

Het antwoord op de vraag wie de prijs voor onverwacht duurdere materiaalkosten draagt, is dus in beginsel: de aannemer. Echter, hij staat niet met lege handen. Afhankelijk van de overeenkomst en toegevoegde algemene voorwaarden kunnen de prijsstijgingen worden overgedragen op de opdrachtgever. Indien deze hierover zwijgen, kan er een beroep worden gedaan op de wet. Echter, de drempel is hoog voor een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden op grond van artikel 6:258 BW en 7:753 BW. Omdat de prijsstijgingen in laatste jaren niet te voorspellen zijn en er voorlopig geen zicht op verbetering lijkt, is het risicovol om vaste prijsafspraken te maken. Het is daarom aan te raden om vooraf afspraken vast te leggen in de aannemersovereenkomst betreffende de gevolgen van prijsstijgingen.