Moderne technologieën en productaansprakelijkheid

Inleiding

Met het begin van het digitale tijdperk en de daarmee verbonden opkomst van complexe, geavanceerde technologische systemen, zijn veel vraagstukken gerezen over de aansprakelijkheidsstelling van de ontwikkelaars van deze nieuwe technologieën. Concrete voorbeelden van toepassingen van dit soort complexe technologieën zijn zelfrijdende auto’s, ‘smart homes’ en zorgrobots. Aangezien wij in toenemende mate gebruik maken van dergelijke technologieën, is van belang om duidelijkheid te hebben over de vraag in hoeverre de ontwikkelaar aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele gebreken. In deze bijdrage zal de aansprakelijkheid van ontwikkelaars van moderne technologieën daarom centraal staan.

Juridische context

Om duidelijkheid te creëren over het voornoemde vraagstuk werd door de Europese Commissie in 2018 de “Expert Group on Liability and New Technologies” in het leven geroepen. In 2019 verscheen een rapport van deze Europese expertgroep, waarin de belangrijkste eigenschappen zijn geïdentificeerd van nieuwe technologieën. Het rapport stelt dat veel nieuwe technologieën worden gekenmerkt door complexiteit. Dit wil zeggen dat deze bestaan uit een veelvoud aan elementen en verschillende relaties tussen die elementen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van een technologie. Het gevolg van complexiteit is dat de kennis over het functioneren en de mogelijke nadelige effecten van een technologie beperkt of soms zelfs afwezig is. Hierdoor kan het mogelijk zijn dat de producent een product op de markt brengt, zonder dat deze weet of het eventuele risico’s met zich brengt. Voor het mogelijke slachtoffer kan deze complexiteit met name leiden tot bewijsvoeringsproblemen. Onduidelijk is namelijk wat de precieze oorzaak is van de ontstane schade. Met name in het kader van het aansprakelijkheidsrecht levert dit lastige kwesties op.

Vanwege deze complexiteit en onzekerheden is het daarom van belang om te kunnen bepalen of, en zo ja onder welke omstandigheden, een producent aan aansprakelijkheid kan ontkomen. Een mogelijk verweer tegen aansprakelijkheidsstelling is de bewering dat er nog onzekerheid bestaat over de risico’s van de nieuwe technologie en het schadeveroorzakende product. Deze vraag wordt door het ontwikkelingsrisicoverweer uit artikel 6:185 lid 1 sub e BW bevestigend beantwoord. Volgens deze bepaling is een producent niet aansprakelijk indien het voor hem onmogelijk was het bestaan van een gebrek te ontdekken. Deze kennis moet bij de producent aanwezig zijn op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.

Voor- en nadelen van het ontwikkelingsrisicoverweer

Bij de toepassing van het ontwikkelingsrisicoverweer moet volgens de juridische doctrine een onderscheid worden gemaakt tussen gehele onbekendheid van versus onzekerheid over de gebreken van een technologie. Een producent kan alleen aan zijn aansprakelijkheid ontkomen wanneer het voor hem onmogelijk was om een eventueel gebrek te ontdekken. Er rust een zekere onderzoeksplicht op de producent: het verweer dat hij simpelweg niet op de hoogte was van een gebrek voldoet dus niet.

Voorstanders van het ontwikkelingsrisicoverweer pleiten bijvoorbeeld voor een duidelijke afbakening van het productaansprakelijkheidsrecht, door het wetenschapsvereiste als ondergrens te nemen. Bovendien kan de afschaffing van dit ertoe leiden dat verdere productinnovatie wordt afgeremd. Immers, uit angst voor aansprakelijkheid zullen producenten in dit geval terughoudend worden in het ontwikkelen van nieuwe producten. Anderzijds wijzen tegenstanders van het ontwikkelingsrisicoverweer op het belang dat het slachtoffer van een gebrekkige technologie moet worden beschermd. De producent moet niet al te gemakkelijk aan zijn aansprakelijkheid kunnen ontkomen. Dit ligt in lijn met het voorzorgsbeginsel dat bepaalt dat men in geval van onzekerheden proactief dient te handelen.

Conclusie

In hoeverre het ontwikkelingsrisicoverweer hanteerbaar is in een steeds verder moderniserende en digitaliserende samenleving, is lastig te zeggen. Artikel 6:185 lid 1 sub e BW past in beginsel goed binnen de geest van de wet. Immers, de causaliteitsleer stelt dat de eiser voldoende onbetwistbaar moet kunnen aantonen dat de geleden schade is veroorzaakt door de wederpartij: in dit geval de producent. Het is echter lastig vast te stellen in hoeverre een oorzakelijk verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de ingetreden schade. Dankzij het causaliteitsvereiste dat besloten ligt in de wettekst van artikel 6:185 lid 1 sub e BW, creëert het ontwikkelingsrisicoverweer als het ware een ondergrens voor aansprakelijkheidsstelling voor nieuwe technologieën. Wanneer namelijk blijkt dat een gebrek in het product niet was of had kunnen worden voorzien door de producent, zal de gelaedeerde overeenkomstig deze redenering geen aanspraak kunnen doen op schadevergoeding. De eiser zal namelijk niet kunnen aantonen dat deze schade verwijtbaar was aan de producent en daarom deze niet aansprakelijk kunnen stellen. Anderzijds is vanuit het ongeschreven voorzorgsbeginsel te beargumenteren dat een zwaardere zorgplicht op de producent zou moeten liggen, om er alles aan te doen om eventuele toekomstige schade zo veel mogelijk in te perken. Dit zou pleiten voor een afschaffing van het ontwikkelingsrisicoverweer. Een nadeel hiervan is echter dat het een ontmoedigende werking heeft voor verdere productinnovatie. Productontwikkelaars kunnen immers aansprakelijk worden gesteld voor elk mogelijk risico verbonden aan hun goed of dienst, dat op zijn beurt kan leiden tot schade aan de gebruiker. Het is daarom maar zeer de vraag of het huidig wettelijk stelsel toekomstbestendig is, of dat er een ander juridisch regime moet worden opgetogen. Wellicht moet zelfs een geheel andere route moet worden behandeld om dit soort aansprakelijkheidskwesties in de toekomst te benaderen. In ieder geval is het laatste woord hierover nog niet gezegd.