Update: huurkorting als gevolg van coronamaatregelen vonnis 9 maart 2021 Rechtbank Amsterdam

De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat ondernemingen, in vergelijking met voorgaande jaren, significant minder omzet draaien. Om het hoofd boven water te houden, vragen ondernemers zich onder andere af of ze tijdens de coronacrisis in aanmerking komen voor een huurkorting op de gehuurde bedrijfsruimtes.

Uit lagere rechtspraak is inmiddels gebleken dat de coronacrisis een huurkorting kan opleveren voor ondernemers. Kort gezegd is er vastgesteld dat de coronacrisis in sommige gevallen kan worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid voor de huurder. De redenering hierachter is dat de huurder noch de verhuurder bij het sluiten van de huurovereenkomst rekening heeft gehouden met een pandemie. Volgens lagere rechtspraak moeten daarom beide partijen hier de lasten van dragen. Dit resulteert in een huurkorting voor de huurder. De rechtspraak had zich echter tot voor kort nog niet uitgelaten over de vaststelling van de hoogte van de huurkorting. Bovendien was het nog onduidelijk of er bij het vaststellen van de huurkorting rekening moet worden gehouden met de eventueel ontvangen overheidssteun.

De uitspraak van 9 maart 2021 van de Rechtbank Amsterdam ECLI:NL:RBAMS:2021:937 heeft hier verandering in gebracht. Deze uitspraak gaat over Hotel V die, net als vele andere ondernemingen, zijn omzet sterk zag dalen door de coronacrisis. Net als in eerdere uitspraken over korting op de huur tijdens de coronacrisis heeft de kantonrechter bepaald dat Hotel V een huurkorting krijgt op grond van onvoorziene omstandigheden. In deze uitspraak heeft de rechter zich, in tegenstelling tot eerdere uitspraken, wél uitgelaten over hoe de hoogte van de huurkorting kan worden vastgesteld, namelijk met behulp van een formule. De formule ziet er als volgt uit: oorspronkelijke huurprijs – (omzetdaling als gevolg van de coronacrisis in procenten ÷ 2) = gewijzigde huurprijs. De omzetdaling moet de huurder aantonen door de verhuurder inzicht te geven in de objectieve omzetcijfers.

Uit het arrest blijkt ook dat men bij het vaststellen van de omzetdaling de verkregen Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) buiten beschouwing moet laten. De NOW is namelijk voor de loonkosten en daarom niet relevant voor het vaststellen van het verminderde huurgenot. De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TLV), wat betreft de huur, moet wel betrokken worden bij de omzet. Deze uitspraak zorgt ervoor dat toekomstige partijen onderling, zonder de tussenkomst van een rechter, de huurkorting kunnen vaststellen.

Deze nieuwe formule is echter niet voor iedereen van toepassing. Hoe zit het namelijk met een nieuwe onderneming die tijdens de coronacrisis tot stand zijn gekomen en daardoor geen omzetcijfers van voor de coronacrisis tot haar beschikking heeft? Kunnen deze ondernemingen ook aanspraak maken op een huurkorting? Hier zal de rechter zich de komende tijd nog over moeten buigen.