De belangrijkste elementen van een vaststellingsovereenkomst

Een dienstverband tussen een werkgever en een werknemer kan op verschillende manieren ten einde komen. In de praktijk wordt een arbeidsovereenkomst relatief vaak beëindigd met wederzijds goedvinden. Tussen de werkgever en de werknemer worden dan afspraken gemaakt, die vervolgens worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Dit kan voordelen voor beide partijen opleveren. Wel is het van belang voor de werknemer om scherp te zijn en niet meteen akkoord te gaan met het eerste voorstel van de werkgever. Er valt immers vaak nog veel meer uit te halen. Om die reden wordt hieronder een aantal belangrijke aandachtspunten besproken waar de werknemer op moet letten voordat hij de vaststellingsovereenkomst ondertekent.

De vaststellingsovereenkomst, ook wel de beëindigingsovereenkomst, is geregeld in artikel 7:670b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Uit dit artikel blijkt dat de afspraken tussen de werkgever en de werknemer slechts geldig zijn, indien deze schriftelijk zijn vastgelegd. Verder is de inhoud en de opmaak van de vaststellingsovereenkomst vormvrij.

Allereerst is het van belang om te weten dat de werknemer slechts recht heeft op een WW-uitkering, indien er voldaan is aan een aantal vereisten. Ten eerste moet in de vaststellingsovereenkomst worden vermeld wat de reden is voor het beëindigen van het dienstverband. Een goede reden is bijvoorbeeld een verschil van inzicht of bedrijfseconomische redenen. Het initiatief tot de beëindiging van het dienstverband dient bij de werkgever te liggen. Ten tweede dient te worden vermeld dat er geen dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:678 BW, voor ontslag was en dat het niet aan de werknemer te wijten valt. Tot slot moet de juiste opzegtermijn in acht worden genomen. De werknemer komt immers pas in aanmerking voor een WW-uitkering, indien deze opzegtermijn verstreken is. Voor een werknemer die minder dan 5 jaar in dienst is geweest bij de werkgever, geldt een opzegtermijn van één maand. Indien het dienstverband tussen de 5 en 10 jaar heeft geduurd, is de opzegtermijn twee maanden en tussen de 10 en 15 jaar is de opzegtermijn drie maanden. In geval van een dienstverband van langer dan 15 jaar, geldt een opzegtermijn van vier maanden.

Daarnaast heeft de werknemer áltijd een bedenktermijn van minimaal 14 dagen. Dit houdt in dat de werknemer de vaststellingsovereenkomst nog kan ontbinden tot 14 dagen na het tot stand komen van de overeenkomst. Indien de werkgever geen bedenktermijn heeft opgenomen in de vaststellingsovereenkomst, geldt volgens de wet een bedenktermijn van 21 dagen.

Tot slot is het van belang om kort aandacht te besteden aan de transitievergoeding. In beginsel heeft de werknemer immers bij ontslag recht op een transitievergoeding. Aangezien met een vaststellingsovereenkomst het dienstverband met wederzijds goedvinden wordt beëindigd, is de transitievergoeding niet wettelijk verplicht. Het is echter wel gebruikelijk om een ontslagvergoeding op te nemen in de vaststellingsovereenkomst. De werkgever en de werknemer kunnen onderhandelen over de hoogte hiervan.

Kortom, het is erg belangrijk voor de werknemer om goed op te letten bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Wat zijn belangrijkste elementen die opgenomen moeten en/of kunnen worden in de overeenkomst? Aan welke termijnen moet worden voldaan? Het kan derhalve raadzaam zijn om als werknemer de vaststellingsovereenkomst te laten checken door een advocaat.