De werking van redelijkheid en billijkheid bij een exoneratiebedin

ECLI:NL:HR:2021:153

In elke branche kan je als bedrijf aansprakelijk gesteld worden voor schade die wordt geleden door een klant: denk hierbij aan een gebrekkig product, te late levering of een andere oorzaak waardoor schade ontstaat. Omdat niemand het prettig vindt om aansprakelijk gesteld te worden, willen bedrijven dit contractueel zoveel mogelijk beperken en wordt er vaak gebruik gemaakt van een zogenaamd exoneratiebeding dat de aansprakelijkheid bij schade beperkt of zelfs geheel uitsluit. Exoneratiebedingen bieden toch niet altijd bescherming. Zo kan een exoneratiebeding niet van toepassing zijn als het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De maatstaven van de redelijkheid en billijkheid beperken namelijk hiermee de werking van het exoneratiebeding.

De Hoge Raad heeft in een recent arrest een interessante uitspraak gedaan over de werking van de redelijkheid en billijkheid bij een beroep op een exoneratiebeding. Het ging in deze uitspraak om een huurovereenkomst voor een bedrijfspand en een franchiseovereenkomst voor de exploitatie van een Bakker Bart Winkel. In 2007 is in het bedrijfspand asbest geconstateerd en moest het vanwege gezondheidsrisico’s worden gesloten. De huurder kon de Bakker-Bart winkel hierdoor niet meer exploiteren en stelde een vordering tegen de verhuurder in tot vergoeding van de schade die door gebrek aan het gehuurde is ontstaan. De verhuurder beriep zich daarom op diverse overeengekomen exoneratiebedingen die aansprakelijkheid voor gebreken van het gehuurde uitsloten. Volgens de huurder was een beroep op deze exoneratiebedingen echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Het Hof Arhnem-Leeuwarden gaf de huurder gelijk. Volgens het Hof vormde de tekortkoming van de verhuurder de kern van de overeenkomst, en nu het gehuurde door het gebrek niet meer ter beschikking van de huurder gesteld kon worden had de overeenkomst geen enkele betekenis meer. Het Hof nam daarbij in overweging dat de verhuurder zich gehouden voelde om de schade van de huurder gedeeltelijk te vergoeden.

De Hoge Raad ging hier echter niet in mee. Volgens de Hoge Raad maakte de door het Hof genoemde omstandigheden onvoldoende duidelijk waarom een beroep op de bedingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Volgens de Hoge Raad is het in ieder geval onvoldoende om de toepassing van een exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar te verklaren als:

  • De tekortkoming ziet op de kern van de overeenkomst;
  • De overeenkomst daarmee geen betekenis meer heeft; of
  • Als de verhuurder een gedeelte van de schade van de huurder op zich neemt.

De omstandigheid dat de tekortkoming van de verhuurder de kern van de overeenkomst raakt was volgens de Hoge Raad dus op zichzelf onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het beroep op de exoneratiebedingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De Hoge Raad bevestigde in deze uitspraak haar vaste jurisprudentie waarin reeds is geoordeeld dat de rechter terughoudend moet zijn bij haar beoordeling en daarbij alle omstandigheden van het geval moet meewegen. Het Hof had in dit geval het toetsingskader van de Hoge Raad dus onjuist toegepast waardoor een beroep op de werking van de maatstaven redelijkheid en billijkheid dus niet was geslaagd.

Wanneer een exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan dus niet in algemene zin worden gezegd. Er zal steeds aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld of daar sprake van is. Heeft u vragen over het uitsluiten van aansprakelijkheid of over de werking van een exoneratiebeding, laat u dan adviseren door een van onze advocaten.