hoofdelijke aansprakelijkheid bij vennootschap in oprichting

Bestuurders van een naamloze vennootschap (N.V.) en een besloten vennootschap (B.V.) hebben de mogelijkheid om rechtshandelingen te verrichten namens de vennootschap voordat de vennootschap daadwerkelijk is opgericht. De artikelen 2:93 BW en 2:203 BW zijn de grondslag voor respectievelijk de N.V. en de B.V. aangaande de vennootschap ‘‘in oprichting’’.

Het kan voordelig zijn voor een vennootschap om alvorens de oprichting plaatsvindt, handelingen te kunnen verrichten die nodig zijn voor de bedrijfsvoering van de onderneming. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het inkopen van boeken door een boekverkoper of schoenen door een schoenenwinkel. Op dat moment sluit een bestuurder namens de vennootschap in oprichting een overeenkomst. Doordat de overeenkomst wordt gesloten door de bestuurder voordat de vennootschap daadwerkelijk is opgericht, is het voor de vennootschap in oprichting mogelijk om direct na de oprichting te starten met de bedrijfsvoering.

De wet regelt in de artikelen 2:93 lid 2 BW en 2:203 lid 2 dat ‘‘degene’’ die namens de vennootschap in oprichting handelt, ‘‘hoofdelijk verbonden’’  is aan de verrichte rechtshandeling tot het moment dat de vennootschap de rechtshandeling heeft bekrachtigd. In de praktijk zijn het enkel bestuurders van een vennootschap die rechtshandelingen verrichten namens een vennootschap in oprichting. Het moment van de aansprakelijkheidstelling is van cruciaal belang.  De bestuurders kunnen namelijk aansprakelijk worden gesteld tot het moment dat de vennootschap de rechtshandeling heeft bekrachtigd. Het volgt uit artikel 2:93 lid 1 BW en 2:203 lid 1 BW dat een bekrachtiging van een rechtshandeling van een vennootschap in oprichting uitdrukkelijk of stilzwijgend kan geschieden. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de ingebruikname van de boeken of schoenen door de vennootschap. Vanaf dat moment is niet meer ‘‘degene’’/bestuurder aansprakelijk maar de opgerichte vennootschap.

Na de oprichting van de vennootschap en de bekrachtiging van de rechtshandeling door de vennootschap is artikel 2:93 lid 3 BW en 2:203 lid 3 BW van belang. Wanneer namelijk de vennootschap de verplichtingen uit de bekrachtigde rechtshandeling niet nakomt, is wederom ‘‘degene’’/bestuurder die heeft gehandeld namens de vennootschap in oprichting hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die een derde lijdt door de niet-nakoming van de rechtshandeling. Daarbij is vereist dat ‘‘degene’’/bestuurder die handelde namens de vennootschap in oprichting  kennis had of redelijkerwijs over de kennis had kunnen beschikken van het feit dat de vennootschap in oprichting haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Dit leidt tot de mogelijkheid om de namens de vennootschap handelende persoon aansprakelijk te stellen in plaats van de opgerichte vennootschap zelf.

Heeft u vragen over aansprakelijkheden bij een vennootschap in oprichting? Neem dan contact op met TEAM Advocaten.