Contractenrecht. Onvoorziene omstandigheden. Aanvullende en beperkende werking van redelijkheid en billijkheid

Uitgangspunt in het contractenrecht is dat overeenkomsten moeten worden nagekomen.

Artikel 6:258 BW maakt het mogelijk dat de rechter op grond van onvoorziene omstandigheden ingrijpt in de rechtsgevolgen van een overeenkomst, onder meer door die rechtsgevolgen te wijzigen.

Voor toepassing van artikel 6:258 BW is vereist dat de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Of van dergelijke omstandigheden sprake is, moet door uitleg van de overeenkomst worden vastgesteld. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan hun gedragingen en verklaringen (waaronder de bewoordingen van de overeenkomst) en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten

De artikelen 6:2 en 6:248 BW maken het mogelijk de rechtsgevolgen van een overeenkomst te verruimen dan wel te beperken, indien en voor zover de rechtsgevolgen van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Ook hiervoor geldt dat de vraag of van dergelijke omstandigheden sprake is, door uitleg van de overeenkomst moet worden vastgesteld, waarbij het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan hun gedragingen en verklaringen (waaronder de bewoordingen van de overeenkomst) en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten

Alle drie de bepalingen worden terughoudend toegepast door de rechter. Voorop staat de partijautonomie en de contractvrijheid van partijen. (bron:www.rechtspraak.nl)