Geldvordering op een BV die is opgehouden te bestaan

In de zaak die hier aan de orde is wordt de eisende partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering op een BV die wegens gebrek aan baten is opgehouden te bestaan. De ingestelde reconventionele vorderingen stuiten erop af dat de BV niet meer bestaat. Voor het instellen van een vordering door de BV moet de vereffening worden heropend. De daarvoor aangewezen weg is in art. 2:23c BW gegeven; de vereffening kan worden heropend, ook in geval in het geheel nog geen vereffening heeft plaatsgevonden.

Hebt u met betrekking tot een geldvordering vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 298953 / HA ZA 08-116

Vonnis van 24 februari 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC ACCOUNTANCY B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. X,

tegen

1.  de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in liquidatie
XYZ MANAGEMENT SERVICES B.V.,
voorheen gevestigd te Rotterdam,
2.  [gedaagde sub 2],
wonende te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. X. Eijsberg.

Partijen zullen hierna ABC, XYZ en [gedaagde sub 2] genoemd worden. Beide laatste partijen zullen gezamenlijk XYZ c.s. genoemd worden.

1.  De procedure
1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
–  de dagvaarding d.d. 5 december 2007, met producties;
–  de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
–  het tussenvonnis d.d. 12 maart 2008 waarin een comparitie is bevolen;
–  de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
–  het proces-verbaal van comparitie d.d. 8 oktober 2008;
–  de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, tevens akte houdende producties;
–  de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
–  de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte houdende productie;
–  het proces-verbaal van voortgezette comparitie van 25 maart 2009 met brief van 20 maart 2009 van XYZ c.s.;
–  de brief van 5 mei 2009 van XYZ c.s., met productielijst;
–  de akte inbrengen productie van ABC;
–  de brief van 4 juni 2009 van XYZ c.s.

1.2.  XYZ c.s. heeft bij brief van 4 juni 2009 bezwaar gemaakt tegen de akte inbrengen productie van ABC, omdat tijdens de comparitie van 25 maart 20009 slechts gelegenheid is geboden aan ABC om te reageren op de brief van 20 maart 2009 van XYZ c.s. Dit bezwaar slaagt, zij het op andere gronden dan door XYZ c.s. aangevoerd. Tijdens de comparitie is ABC in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de brief van 20 maart 2009 en een productielijst met een beknopte toelichting op de producties in het geding te brengen. De akte van ABC bevat geen reactie op de brief van 20 maart 2009 maar een uitvoerige toelichting op productie 2 bij conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie. Nu de akte van ABC een korte toelichting te buiten gaat, zal de rechtbank de inhoud daarvan buiten beschouwing laten.

1.3.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:

2.1.  ABC drijft een onderneming die zich bezig houdt met accountancyactiviteiten, waaronder het voeren van loonadministratie en verzorgen van belastingaangiftes.

2.2.  XYZ heeft een onderneming gedreven die zich blijkens het overgelegde uittreksel uit het handelsregister bezig hield met het ontwikkelen van managementvaardigheidsprogramma’s en het verzorgen van trainingen. Op 11 oktober 2007 is in het handels¬register vermeld dat XYZ is ontbonden en dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 11 oktober 2007. De inschrijving is op die datum ambtshalve doorgehaald.

2.3.  XYZ Holding B.V. (hierna: XYZ Holding) was bestuurder en enig aandeelhouder van XYZ. Ook XYZ Holding is op 11 oktober 2007 ontbonden op grond van art. 2:19a lid 4 BW en bij gebrek aan baten opgehouden te bestaan.

2.4.  [gedaagde sub 2] was (middellijk) bestuurder van XYZ en XYZ Holding.

2.5.  Bij brief van 16 januari 2004 heeft XYZ aan Deloitte & Touche Accountants de afspraak bevestigd dat Deloitte & Touche Accountants de administratie, de jaarrekeningen en de aangiftes vennootschapsbelasting 2000 en 2001 zal verzorgen en dat ABC dat zal doen vanaf 2002.

2.6.  ABC heeft werkzaamheden verricht voor XYZ en XYZ Holding betreffende de administratie, de jaarrekeningen en de aangiftes vennootschapsbelasting. Voorts heeft zij werkzaamheden verricht voor [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote.

2.7.  ABC heeft facturen aan XYZ en/of [gedaagde sub 2] verzonden tot een bedrag van in totaal € 37.096,17. Deze facturen zijn gedateerd op 2 mei 2005, 13 september 2005, 23 november 2005, 2 mei 2006, 10 mei 2006, 19 september 2006, 9 januari 2007, 1 mei 2007 en 14 mei 2007.

2.8.  Bij aangetekende brief d.d. 4 oktober 2007 is XYZ en/of [gedaagde sub 2] namens ABC gesommeerd tot betaling over te gaan van de hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke handelsrente, waarbij is meegedeeld dat zonder nadere aankondiging rechtsmaatregelen zullen worden getroffen indien het bedrag van € 41.286,17 niet uiterlijk op 12 oktober 2007 is ontvangen.

2.9.  Bij aangetekende brief van 5 november 2007 gericht aan [gedaagde sub 2], is hem namens ABC meegedeeld dat hij als voormalig bestuurder vereffenaar is van het vermogen van XYZ zodat hij rekening en verantwoording dient af te leggen. [gedaagde sub 2] is verzocht uiterlijk vóór 13 november 2007 schriftelijk, volledig en onderbouwd inzicht te verschaffen in de vermogenspositie van XYZ over de afgelopen maanden, in de wijze waarop hij de aanwezige activa heeft aangewend of zal aanwenden en de manier waarop deze over de crediteuren zullen worden verdeeld. Voorts is aangekondigd dat [gedaagde sub 2] persoonlijk aansprakelijk zal worden gesteld voor de schulden van XYZ indien hij niet tijdig aan het verzoek voldoet.

2.10.  Na daartoe op 6 december 2007 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft ABC conservatoir (derden)beslag gelegd ten laste van XYZ en [gedaagde sub 2].

2.11.  Op 15 december 2008 heeft de belastingdienst [gedaagde sub 2] schriftelijk meegedeeld dat over de jaren 2001, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 geen aangiftes inkomstenbelasting door of namens hem zijn ingediend.

2.12.  Eveneens op 15 december 2008 heeft de belastingdienst schriftelijk aan [gedaagde sub 2]-[echtgenoot] – de echtgenote van [gedaagde sub 2] – meegedeeld dat over de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 door of namens haar geen aangiftes inkomstenbelasting zijn ingediend, maar dat zij daartoe ook niet is aangeschreven.

2.13.  Op 18 december 2008 heeft de belastingdienst [gedaagde sub 2] schriftelijk meegedeeld dat een kopie van de aangifte inkomstenbelasting 2002 wordt opgevraagd en toegestuurd.

3.  Het geschil
in conventie
3.1.  ABC vordert dat XYZ c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk zal worden veroordeeld aan haar te voldoen:
–  de hoofdsom van € 37.096,17, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van opeisbaarheid van de facturen tot de datum van algehele voldoening,
–  de buitengerechtelijke kosten van € 1.190,00,
met veroordeling van XYZ c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de beslagkosten.

3.2.  XYZ c.s. voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering van ABC en tot veroordeling van ABC in de proceskosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie
3.3.  XYZ c.s. vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a.  ABC te gebieden binnen twee dagen na betekening van het vonnis, over te gaan tot afgifte van de volledige administratie van XYZ, XYZ Holding, [gedaagde sub 2] en [echtgenoot], zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag,
b.  te verklaren voor recht dat ABC aansprakelijk is voor de door XYZ, XYZ Holding en/of [gedaagde sub 2] geleden en te lijden schade in verband met het opschorten van haar werkzaamheden zonder daarbij tot afgifte van de administratie over te gaan zodat deze niet door [gedaagde sub 2] zelfstandig kon worden voortgezet,
c.  te verklaren voor recht dat ABC aansprakelijk is voor de door XYZ, XYZ Holding en/of [gedaagde sub 2] geleden en te lijden schade in verband met het toerekenbaar tekortschieten c.q. onrechtmatig handelen/nalaten door ABC,
d.  alle gelegde conservatoire (derden)beslagen op te heffen,
e.  te verklaren voor recht dat ABC aansprakelijk is voor de door XYZ en [gedaagde sub 2] geleden schade in verband met de door ABC gelegde beslagen,
f.  te verklaren voor recht dat ABC aansprakelijk is voor de door XYZ en/of [gedaagde sub 2] geleden en te lijden schade in verband met de onrechtmatige daden die zij heeft gepleegd door buiten XYZ om een samenwerkingsverband aan te gaan alsmede door het door XYZ ontwikkelde product “Amio” te kopiëren en buiten XYZ om op de markt te brengen,
met veroordeling van ABC in de kosten van het geding.

3.4.  ABC voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering van XYZ c.s. en tot veroordeling van XYZ c.s. in de proceskosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
in conventie
4.1.  ABC heeft aan haar vordering tot betaling van een bedrag van € 37.096,17 ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van XYZ c.s. werkzaamheden voor XYZ, XYZ Holding en [gedaagde sub 2] heeft verricht. Het betreft het voeren van de (loon)administratie, het verzorgen van aangiftes loon-, omzet-, vennootschaps- en inkomstenbelasting en overige voorkomende accountantwerkzaamheden.

4.2.  Eerst zal het verweer van XYZ c.s. dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, worden besproken. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag of ABC ontvankelijk is in haar vordering jegens XYZ. Daarna zal aan de orde komen of [gedaagde sub 2] gehouden is tot enige betaling. Tot slot zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijk kosten worden behandeld.

4.3.  nietige dagvaarding

4.3.1.  XYZ c.s. heeft allereerst aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard omdat ABC haar eis niet met stukken heeft onderbouwd. XYZ acht zich in haar belangen geschaad omdat zij hierdoor in het voeren van verweer bemoeilijkt wordt.

4.3.2.  Dit betoog slaagt niet, alleen al omdat uit de conclusie van antwoord blijkt dat XYZ c.s. via de beslagstukken de beschikking had over de facturen waarop de vordering ziet.

4.4.  niet ontvankelijkverklaring van ABC in haar vordering jegens XYZ

4.4.1.  XYZ c.s. heeft zich verder op het standpunt gesteld dat XYZ geen rechtspersoon meer is omdat zij is ontbonden. XYZ kan daarom niet meer door ABC worden aangesproken zodat ABC niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.

4.4.2.  Hieromtrent wordt overwogen dat uit het door ABC overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat XYZ is ontbonden en heeft opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn. De inschrijving is doorgehaald wegens opheffing van de onderneming. Voor het antwoord op de vraag of een rechtspersoon nog bestaat, is dit echter niet doorslaggevend. Het gaat er om of de betreffende rechtspersoon destijds nog bekende baten had. Daaromtrent heeft ABC echter niets aangevoerd, ook niet tijdens de op 25 maart 2009 gehouden comparitie nadat dit onderwerp door XYZ c.s. bij conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie eerder was aangesneden. Het wordt er daarom voor gehouden dat XYZ geen bekende baten had en daarom ingevolge art. 2:19 lid 4 BW is opgehouden te bestaan. Nu een rechtspersoon die is opgehouden te bestaan niet in rechte kan optreden zal ABC niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering jegens XYZ.

4.5.  bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 2]

4.5.1.  ABC heeft aan haar vordering op [gedaagde sub 2] allereerst ten grondslag gelegd dat [gedaagde sub 2] als (toenmalig) bestuurder van XYZ en XYZ Holding aansprakelijk is omdat hij als vereffenaar niet heeft voldaan aan de sommatie van ABC om rekening en verantwoording af te leggen. Voorts is hij willens en wetens de door XYZ en XYZ Holding gesloten overeenkomsten niet nagekomen, terwijl hij wist dat de vennootschap geen verhaal bood voor de daardoor door ABC geleden schade en is hij willens en wetens tot vereffening van de vennootschappen overgegaan zonder ABC daarvan op de hoogte te stellen. ABC heeft verder verwezen naar het Beklamel arrest (HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286). Daarnaast is volgens ABC sprake van betalingsonwil c.q. selectieve betaling omdat het er op lijkt dat [gedaagde sub 2] alleen ABC onbetaald heeft gelaten alvorens hij tot vereffening van de vennootschappen is overgegaan.

4.5.2.  [gedaagde sub 2] bestrijdt dat hij onrechtmatig jegens ABC heeft gehandeld en daarvoor als bestuurder aansprakelijk is. Hem kan geen persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt en evenmin is hem persoonlijk opzet of bewuste roekeloosheid te verwijten. [gedaagde sub 2] heeft daarbij aangevoerd dat hij in december 2003 opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de administratieve werkzaamheden terwijl XYZ en XYZ Holding pas in oktober 2007 zijn ontbonden. Daarom is het in zijn visie onaannemelijk dat hij ten tijde van het verstrekken van de opdracht al wist of behoorde te weten dat de verplichtingen vier jaar later niet konden worden nagekomen.

4.5.3.  Hierover wordt als volgt overwogen. Voor persoonlijke, op onrechtmatig handelen gebaseerde aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap is volgens vaste rechtspraak vereist dat de bestuurder persoonlijk een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden en dat de schuldeiser daardoor benadeeld is. Dit dient beoordeeld te worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De rechtbank is van oordeel dat ABC onvoldoende heeft gesteld voor een dergelijke persoonlijke aansprakelijkheid. ABC heeft wel gesteld dat [gedaagde sub 2] heeft geweigerd rekening en verantwoording af te leggen, maar zij heeft nagelaten aan te geven welke schade zij hierdoor heeft geleden. Zij heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat zij in een betere financiële situatie zou hebben verkeerd indien [gedaagde sub 2] wel rekening en verantwoording zou hebben afgelegd. Gelet op de werkzaamheden die ABC stelt voor XYZ te hebben verricht, moet het ervoor gehouden worden dat zij inzicht had in de financiële situatie van XYZ. Zij heeft voor die werkzaamheden immers tot augustus 2007 gefactureerd en zij beschikte tot 18 februari 2008 over de administratie van XYZ en [gedaagde sub 2]. Het had daarom op de weg van ABC gelegen nader te onderbouwen waarom zij door de weigering van [gedaagde sub 2] schade heeft geleden. Nu ABC zulks heeft nagelaten, kan in het midden blijven of [gedaagde sub 2] gehouden was jegens ABC rekening en verantwoording af te leggen.
Dat [gedaagde sub 2] heeft toegelaten dat XYZ werd ontbonden zonder hiervan mededeling te doen aan ABC leidt om dezelfde redenen evenmin tot aansprakelijkheid.
ABC heeft verder weliswaar gesteld dat [gedaagde sub 2] namens XYZ verplichtingen is aangegaan terwijl hij wist of behoorde te weten dat XYZ niet aan haar verplichtingen zou voldoen, maar ook op dit punt heeft zij geen feiten gesteld waarop de conclusie kan worden gebaseerd dat [gedaagde sub 2] deze wetenschap had. ABC heeft daarnaast nog gesteld dat [gedaagde sub 2] selectieve betalingen heeft verricht, maar ook dit verwijt is op geen enkele manier onderbouwd.

4.5.4. Gelet op het voorgaande heeft ABC onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, zodat niet geconcludeerd kan worden dat [gedaagde sub 2] persoonlijk een ernstig verwijt moet worden gemaakt waarvoor hij als bestuurder aansprakelijk is.

4.6.  overeengekomen hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2]

4.6.1.  ABC heeft aan haar vordering verder ten grondslag gelegd dat mondeling afgesproken is dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is. Daarnaast was volgens ABC sprake van verwevenheid van [gedaagde sub 2] als grootaandeelhouder / bestuurder met XYZ. [gedaagde sub 2] heeft ontkend dat is afgesproken dat hij hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van XYZ.

4.6.2.  Hierover wordt als volgt overwogen. Vooropgesteld wordt dat een mondelinge overeenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van het antwoord op de vraag welke zin partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze mogen toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijze van elkaar mogen verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval van belang. In dat verband wordt overwogen dat een bestuurder in beginsel niet in privé kan worden aangesproken voor een handelen of nalaten van een vennootschap en dat het verstrekkende gevolgen heeft voor een bestuurder indien wordt overeengekomen dat hij wel persoonlijk (hoofdelijk) aansprakelijk is.

4.6.3.  De mondelinge afspraak waarop ABC zich beroept, bestaat daaruit dat ABC stelt dat zij bij gelegenheid van de mondelinge opdrachtverlening tegen [gedaagde sub 2] heeft gezegd dat de facturen mede op zijn naam zouden worden gezet. De rechtbank stelt echter vast dat ABC de facturen niet, althans niet steeds, op naam van zowel XYZ als [gedaagde sub 2] heeft gesteld. Twee facturen zijn enkel aan XYZ t.a.v. [gedaagde sub 2] gericht, een factuur is alleen aan [gedaagde sub 2] gericht en drie facturen vermelden beide namen met daartussen een “/”. Alleen op de drie meest recente facturen is vermeld dat deze zijn gericht aan XYZ en/of [gedaagde sub 2]. Deze facturen zijn echter pas verzonden in 2007 toen reeds geschillen waren gerezen over de verrichte werkzaamheden. Uit de adressering van de facturen blijkt daarom niet duidelijk dat eind 2003 of begin 2004 is overeengekomen dat [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van XYZ. [gedaagde sub 2] hoefde uit de facturen ook niet op te maken dat ABCs hoofdelijkheid voor ogen stond. ABC heeft voor het overige niets aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat beide partijen er bij het aangaan en de uitvoering van de mondelinge overeenkomst vanuit gingen dat óók was overeengekomen dat [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van XYZ en dat ABC mocht verwachten dat [gedaagde sub 2] als hoofdelijk schuldenaar de facturen zou betalen. De slotsom is dan ook dat ook als er in 2004 bij de mondelinge opdracht door ABCs gezegd zou zijn dat de facturen ook op naam van [gedaagde sub 2] zouden worden gesteld, dat dit in het licht van alle omstandigheden van het geval onvoldoende is om aan te nemen dat partijen over en weer moesten begrijpen dat [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk zou zijn. Verder wordt overwogen dat ABC uit de enkele omstandigheid dat [gedaagde sub 2] (middellijk) bestuurder / grootaandeelhouder was van XYZ, niet mocht afleiden dat hij hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van XYZ.

4.6.4. Geoordeeld wordt daarom dat [gedaagde sub 2] niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van XYZ wegens door ABC verrichte werkzaamheden.

4.7.  aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] voor werkzaamheden voor hem in privé

4.7.1.  ABC heef tot slot aangevoerd dat zij in opdracht van [gedaagde sub 2] werkzaamheden voor hem in privé heeft verricht. Zij heeft aangiftes inkomstenbelasting voor hem en zijn echtgenote verzorgd. [gedaagde sub 2] is daarom in de visie van ABC gehouden voor deze werkzaamheden te betalen. Uit de stellingen van ABC bij conclusie van repliek maakt de rechtbank op dat het gaat om de aangiftes inkomstenbelasting 2001, 2002 en 2003. Als ABC heeft bedoeld te stellen dat ook andere werkzaamheden voor [gedaagde sub 2] in privé zijn verricht, had het op haar weg gelegen hierover duidelijker te zijn.

4.7.2.  [gedaagde sub 2] betwist dat XYZ opdracht heeft gegeven voor het verrichten van de werkzaamheden voor het verzorgen van aangiftes inkomstenbelasting.

4.7.3.  De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit de door ABC overgelegde brieven d.d. 21 november 2006 en 22 december 2003 volgt dat [gedaagde sub 2] – en niet XYZ – opdracht heeft gegeven voor het verzorgen van aangiftes inkomstenbelasting. Dit vindt (zijdelings) bevestiging in de door ABC overgelegde aangiftes inkomstenbelasting 2001, 2002 en 2003 waarop handtekeningen voorkomen van [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote; kennelijk was [gedaagde sub 2] ermee akkoord dat ABC deze werkzaamheden had verricht. Als [gedaagde sub 2] wilde dat XYZ voor deze privé-uitgaven gefactureerd werd, had het op zijn weg gelegen om dit aan ABC door te geven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde sub 2] opdracht heeft gegeven voor het verrichten van deze werkzaamheden.

4.7.4.  [gedaagde sub 2] betwist dat ABC de werkzaamheden heeft verricht omdat de aangiftes nooit zijn binnengekomen bij de belastingdienst. Hij heeft daartoe verwezen naar door hem overgelegde brieven van de belastingdienst d.d. 15 december 2008 en 18 december 2008 waarin is vermeld dat over de jaren 2001, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 geen aangiftes inkomstenbelasting zijn ingediend en dat de stukken van 2002 worden opgevraagd en zullen worden toegezonden. Echter, uit de door ABC overgelegde begeleidende brieven bij de aangiftes blijkt dat deze naar [gedaagde sub 2] werden verzonden met het verzoek het biljet te dateren, te tekenen en vervolgens door te zenden naar de belastingdienst. De rechtbank houdt het er daarom voor dat ABC voor wat betreft de aangiftes 2001, 2002 en 2003 werkzaamheden heeft verricht en dat het niet aan haar is te wijten dat de aangiftes niet zijn binnengekomen bij de belastingdienst. Het verweer van [gedaagde sub 2] dat ABC heeft gewanpresteerd gaat voor wat betreft deze aangiftes dan ook niet op.

4.7.5.  Tot slot heeft [gedaagde sub 2] aangevoerd dat XYZ en ABC hadden afgesproken dat ABC zou worden betaald uit fiscale teruggaven. Dit is door ABC betwist. Nu dit standpunt zich niet laat verenigen met het later ingenomen standpunt van [gedaagde sub 2] dat ABC betaald zou worden van het bedrag op de rekening van de Stichting Derdengelden ABC, gaat de rechtbank hieraan voorbij.

4.7.6.  Over het geld op de derdengeldrekening wordt nog als volgt overwogen. XYZ c.s. geeft niet duidelijk aan van welke gedaagde dit geld afkomstig was. De rechtbank leidt uit de door [gedaagde sub 2] overgelegde e-mailcorrespondentie af dat het geld op de derdengeldrekening van ABC van XYZ afkomstig was en voor haar werd gehouden. Blijkens deze e-mailberichten was het de bedoeling dat de maandelijkse betalingen aan ABC hiervan zouden worden voldaan. Het ligt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet voor de hand dat dergelijke betalingen zagen op de jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting, terwijl wel voor de hand ligt dat dit zag op de kosten voor de werkzaamheden voor XYZ. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die leiden tot een ander oordeel. [gedaagde sub 2] kan er dan ook geen aanspraak op maken dat ABC gelden van XYZ op de derdengeldrekening zou aanwenden voor de betaling van de werkzaamheden die voor hem in privé zijn verricht.

4.7.7.  [gedaagde sub 2] heeft verder nog aangevoerd dat uit de door ABC overgelegde grootboeken blijkt dat in 2000 en 2001 diverse bedragen aan ABC zijn betaald. Echter, de aangiftes inkomstenbelasting zien op de jaren 2001, 2002 en 2003. Nu een aangifte inkomstenbelasting altijd na afloop van het betreffende jaar wordt gemaakt, valt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in te zien dat betalingen in 2000 en 2001 zien op deze aangiftes.

4.7.8.  Uit al het voorgaande volgt dat [gedaagde sub 2] gehouden is voor de werkzaamheden betreffende het doen van aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2001, 2002 en 2003 te betalen. Uit de overgelegde facturen is echter niet af te leiden welke bedragen voor deze werkzaamheden in rekening zijn gebracht. Hoewel ABC diverse keren de gelegenheid heeft gehad een specificatie van haar werkzaamheden in het geding te brengen, heeft zij dit tot nog toe niet gedaan. Aan haar zal daarom worden opgedragen bij akte een deugdelijke specificatie in het geding te brengen waaruit blijkt wat zij heeft gefactureerd voor het doen van de aangiftes van [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote over 2001, 2002 en 2003.

4.8.  buitengerechtelijke kosten

ABC heeft voorts gevorderd dat [gedaagde sub 2] wordt veroordeeld tot vergoeding van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Zij heeft daartoe drie facturen van haar (voormalige) advocaat overgelegd, echter zonder aan te geven welke kosten als buitengerechtelijke kosten zijn aan te merken. Gelet op omschrijvingen als “handelsregister”, “proces-verbaal + dossier”, “studie dossier” zal deze vordering worden afgewezen. ABC heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat de kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

in reconventie
4.9.  XYZ en [gedaagde sub 2] hebben een reconventionele vordering ingesteld. Omdat door XYZ c.s. is aangevoerd dat XYZ is opgehouden te bestaan zal XYZ niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen. Voorts zal ook [gedaagde sub 2] niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen voor zover deze betrekking hebben op XYZ. XYZ was zelfstandig drager van rechten en plichten zodat zij zelf een vordering dient in te stellen. De daarvoor aangewezen weg is in art. 2:23c BW gegeven; de vereffening kan worden heropend, ook in geval in het geheel nog geen vereffening heeft plaatsgevonden. Ook voor XYZ Holding geldt dat zij als rechtspersoon zelfstandig drager was van rechten en plichten en dat zij derhalve zelfstandig een vordering dient in te stellen. In het navolgende zullen de vorderingen daarom alleen worden besproken voor zover zij betrekking hebben op [gedaagde sub 2].

4.10.  [gedaagde sub 2] legt aan zijn vordering tot afgifte van de volledige administratie van [gedaagde sub 2] en zijn echtgenote ten grondslag dat ABC heeft geweigerd deze administratie af te geven waardoor het hem onduidelijk is welke aangiftes er voor hem en zijn echtgenote zijn gedaan. Dit kan hem schade toebrengen. Hierover wordt als volgt overwogen. ABC heeft zich aanvankelijk beroepen op haar retentierecht, maar vervolgens zijn – naar niet in geschil is – de onbewerkte stukken op 18 februari 2008 aan [gedaagde sub 2] afgegeven. Anders dan [gedaagde sub 2] meent, blijkt uit de door hem overgelegde brief van de voormalig advocaat van ABC d.d. 4 februari 2008 niet dat de administratie die in bezit is van ABC niet in zijn geheel is afgegeven. In deze brief is slechts vermeld dat onduidelijk is welke stukken er zijn en dat op korte termijn geregeld zal worden dat [gedaagde sub 2] de aanwezige stukken krijgt, terwijl dit nadien blijkens een door [gedaagde sub 2] ondertekende ontvangstbevestiging op 18 februari 2008 ook is gebeurd. Nu [gedaagde sub 2] zijn vordering verder niet heeft onderbouwd, zal deze worden afgewezen.

4.11.  [gedaagde sub 2] legt aan zijn vordering tot vergoeding van schade wegens het opschorten van de werkzaamheden zonder tot afgifte van de administratie over te gaan ten grondslag dat hij daardoor de administratie niet zelfstandig kon voortzetten. Deze vordering zal worden afgewezen. Nu ABC de administratie van [gedaagde sub 2] inmiddels heeft afgegeven en zich tot die tijd rechtsgeldig heeft beroepen op haar retentierecht, geldt dat ABC niet gehouden is de door [gedaagde sub 2] bedoelde schade te vergoeden.

4.12.  Volgens [gedaagde sub 2] is ABC toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen c.q. heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens hem. In conventie is echter al geoordeeld dat het verweer van [gedaagde sub 2] dat ABC heeft gewanpresteerd niet opgaat voor wat betreft de aangiftes 2001, 2002 en 2003. Voorts heeft [gedaagde sub 2] betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor het doen van de aangifte inkomstenbelasting 2006. Daarom heeft [gedaagde sub 2] onvoldoende onderbouwd waarom ABC aansprakelijk zou moeten zijn voor door [gedaagde sub 2] geleden en te lijden schade met betrekking tot de aangifte inkomstenbelasting 2006. De vordering om voor recht te verklaren dat ABC daarvoor aansprakelijk is zal worden afgewezen.

4.13.  [gedaagde sub 2] is verder van mening dat de gelegde conservatoire (derden)beslagen summierlijk ondeugdelijk blijken te zijn, als gevolg waarvan zij moeten worden opgeheven. Dit betoog slaagt niet nu de vordering in conventie zal worden toegewezen voor wat betreft de aangiftes inkomstenbelasting 2001, 2002 en 2003. Dit geldt ook voor de gevorderde verklaring voor recht dat ABC aansprakelijk is voor de door [gedaagde sub 2] als gevolg van het gelegde beslag geleden schade.

4.14.  [gedaagde sub 2] vordert ten slotte dat voor recht wordt verklaard dat ABC aansprakelijk is voor de door hem geleden en te lijden schade wegens het buiten XYZ c.s. om aangaan van een samenwerkingsverband met Castillon en Rodgers, als gevolg waarvan XYZ c.s. 25% van de aandelen in de vennootschap Catch & Match B.V. is misgelopen. Daarnaast heeft ABC het door XYZ c.s. ontwikkelde product “Amio” gekopieerd en buiten XYZ c.s. om op de markt gebracht. Hierdoor heeft ABC onrechtmatig gehandeld.
De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [gedaagde sub 2] dat het activiteiten van XYZ betrof. Zo is bij conclusie van repliek in reconventie onder punt 25 aangevoerd dat het product “Amio” tot de bedrijfsactiviteiten van XYZ behoorde en is in de door [gedaagde sub 2] overgelegde verklaring van Rodgers vermeld dat XYZ, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2], hem in contact heeft gebracht met ABC. In geval van vermogensschade die door een derde is toegebracht aan een vennootschap, geldt echter naar vaste rechtspraak dat enkel de vennootschap het recht heeft uit dien hoofde van deze derde vergoeding van haar schade te vorderen. Aandeelhouders kunnen voor door hen ontstaan nadeel niet een eigen vordering tot schadevergoeding tegen die derde geldend maken. Dit is slechts anders als de aandeelhouder stelt en zo nodig bewijst dat jegens hem door die derde een specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden. Nu [gedaagde sub 2] weliswaar heeft aangevoerd dat ABC onrechtmatig jegens XYZ handelde, maar niets heeft gesteld over een schending van de hiervoor bedoelde zorgvuldigheidsnorm jegens hemzelf, zal ook deze vordering worden afgewezen.

in conventie en in reconventie

4.15.  In afwachting van de door ABC bij akte in het geding te brengen specificatie, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden

4.16.  De rechter, ten overstaan van wie de (voorgezette) comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen in verband met benoeming elders.

5.  De beslissing
De rechtbank

in conventie
5.1.  bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 24 maart 2010 voor het nemen van een akte door ABC over hetgeen is vermeld onder ?4.7.8.

5.2.  houdt iedere verdere beslissing aan,

in reconventie
5.3.  houdt iedere beslissing aan.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u met betrekking tot geldvorderingen vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.