Gelijkheid van aandeelhouders bij de B.V.
Gelijkheid van aandeelhouders bij de BV
Bestuurders van een besloten vennootschap (BV) zijn in beginsel gehouden om alle aandeelhouders gelijk te behandelen. Deze regel vloeit voort uit artikel 2:201 lid 2 BW, waarin is bepaald dat aandeelhouders bij gelijke omstandigheden op gelijke wijze moeten worden behandeld. Dit beginsel van gelijke behandeling is een fundamenteel uitgangspunt van het vennootschapsrecht en beoogt te waarborgen dat de positie van aandeelhouders binnen de vennootschap niet willekeurig wordt aangetast.
De positie van aandeelhouders waarborgen leidt tot het beschermen van het vertrouwen van aandeelhouders in het bestuur van de vennootschap. Gelijke behandeling bevordert transparantie, rechtszekerheid en het voorkomen van conflicten tussen aandeelhouders onderling of tussen aandeelhouders en het bestuur. Aandeelhouders mogen zich in beginsel niet verschillend worden behandeld, bijvoorbeeld bij het verstrekken van informatie.
Toch zijn er uitzonderingen mogelijk. De wet en jurisprudentie erkennen drie belangrijke situaties waarin ongelijke behandeling van aandeelhouders is toegestaan:
Ongelijke omstandigheden
Wanneer aandeelhouders zich in verschillende omstandigheden bevinden, is ongelijke behandeling gerechtvaardigd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij verschil in het type aandelen (bijvoorbeeld stemrechtloze aandelen versus gewone aandelen), een afwijkende omvang van het aandelenbelang of bijzondere contractuele rechten. In zulke gevallen is ongelijke behandeling in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, omdat de omstandigheden nu eenmaal verschillen.
Instemming met ongelijke behandeling
Ongelijktijdige of afwijkende behandeling kan ook geoorloofd zijn als een aandeelhouder daarmee uitdrukkelijk instemt. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit aandeelhoudersovereenkomsten, statutaire bepalingen of afzonderlijke afspraken tussen aandeelhouders en de vennootschap. De instemming moet wel vrijwillig en geïnformeerd zijn, en mag niet zijn verkregen onder druk of misleiding.
Objectieve en redelijk gerechtvaardigd.
Tot slot kan een ongelijke behandeling gerechtvaardigd zijn wanneer er sprake is van een redelijke en objectieve reden. Dit is een uitzonderlijke situatie, waarin de belangen van de vennootschap zodanig in het geding zijn dat afwijking noodzakelijk is. De Hoge Raad heeft dit erkend in het arrest FNV/KLM, waarin werd geoordeeld dat afwijking van het gelijkheidsbeginsel mogelijk is indien dit gerechtvaardigd is door bijvoorbeeld het voorkomen van ernstige schade. De bestuurder moet kunnen motiveren waarom de ongelijke behandeling redelijk en objectief gerechtvaardigd is. Belangrijk daarbij is dat de maatregel proportioneel en noodzakelijk is.
Een besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel is nietig (2:14 lid 1 BW) en kan in ernstige gevallen leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.