Agentuur- en koopovereenkomsten – opzegging samenwerkingsverband

Agentuur- en koopovereenkomsten; opzegging samenwerkingsverband.

Mocht u omtrent een agentuurovereenkomst of samenwerkingsverband vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.005.010
(zaaknummer rechtbank 2235483 CV EXPL 5528-2006)

arrest van de vijfde civiele kamer van 22 september 2009

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC B.V.,
gevestigd te Almelo,
appellante,
advocaat: mr. X,

tegen:

de vennootschappen naar Turks recht
1.  XYZ Tekstil Konfeksiyon Sanayi A.S,
2.  XYZ Dis Ticaret A.S.,
beide gevestigd te Istanbul, Turkije,
geïntimeerden,
advocaat: mr. Y.

1.  Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 8 januari 2008 dat de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Almelo) tussen appellante (hierna ook te noemen: ABC) als eiseres en geïntimeerden (hierna tezamen ook enkelvoudig te noemen: XYZ) als gedaagden heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

2.  Het geding in hoger beroep

2.1  ABC heeft bij exploot van 3 april 2008, gevolgd door een exploot van 18 april 2008 ter vervroeging roldatum, XYZ aangezegd van dat vonnis van 8 januari 2008 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van XYZ voor dit hof.

2.2  Bij memorie van grieven heeft ABC twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, zal verklaren voor recht dat beëindiging door XYZ van de agentuurovereenkomst is geschied zonder (dringende) reden aan de zijde van XYZ en meer specifiek dat de door XYZ aangevoerde redenen feitelijk niet aan de orde zijn en bovendien niet als dringende reden in dit verband kunnen worden aangemerkt, althans dat XYZ niet gerechtigd was op basis van de beide aangevoerde redenen tot beëindiging met onmiddellijke ingang van de agentuurovereenkomst over te gaan, met hoofdelijke veroordeling van XYZ in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.

2.3  Bij memorie van antwoord heeft XYZ de grieven bestreden en heeft zij bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, met verbetering van gronden, zal bekrachtigen en zal bepalen dat partijen ten overstaan van het hof zullen voortprocederen, met veroordeling van ABC in de kosten van het hoger beroep in geval het hof de zaak zal terugverwijzen.
Bij dezelfde gelegenheid heeft XYZ ter griffie van het hof producties gedeponeerd, waarvan door de griffier onder nummer 2009/01 akte is opgemaakt.

2.4  Vervolgens heeft alleen ABC de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof op één dossier arrest bepaald.

3.  De grieven

ABC heeft de volgende grieven aangevoerd.

Grief I
Ten onrechte oordeelt de kantonrechter dat het verzoek van ABC aan Arzu Tekstil om een CAD te maken in de stijl van de CAD-print van XYZ een dringende reden oplevert op grond waarvan XYZ de overeenkomst mocht beëindigen (r.o. 4.3.1).

Grief II
Ten onrechte oordeelt de kantonrechter dat de door XYZ gestelde prijsafspraak betreffende Pall Mall Export Clothing Company (hierna ook te noemen: Pall Mall) in 2003 een dringende reden oplevert op grond waarvan XYZ de overeenkomst mocht beëindigen (r.o. 4.3.1).

4.  De vaststaande feiten

Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties dan wel als door de kantonrechter vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, de navolgende feiten vast.

4.1  XYZ exploiteert twee in Turkije (te Corum en te Istanbul) gevestigde ondernemingen die overhemden ontwerpen en produceren. [A] is bestuurder van XYZ.

4.2  ABC exploiteert een in Nederland gevestigde onderneming die zich bezig houdt met de import en agentuur van textielartikelen en bedrijfsadvisering inzake textiel. Het familiebedrijf van ABC wordt laatstelijk geleid door [B], [C] en [D].
4.3  ABC en XYZ, althans hun rechtsvoorgangers, werken al sinds 1987 zakelijk samen op basis van verschillende rechtsverhoudingen, waaronder zowel koop- als agentuurverhoudingen. Partijen hebben hun samenwerking(sverhoudingen) niet steeds schriftelijk vastgelegd.

4.4  Arzu Tekstil San. ve Tic. Ltd. Sti. (verder ook te noemen: Arzu Tekstil) exploiteert een in Turkije gevestigde onderneming die overhemden produceert. Arzu Tekstil is een concurrent van XYZ.

4.5  In de textielbranche plegen de voor de productie van overhemden gebruikte patronen middels computersoftware digitaal te worden opgeslagen. In die branche worden zulke vastgelegde computertekeningen CAD’s genoemd. ABC beschikt niet over de daarvoor benodigde computersoftware, XYZ wel. “Stripe Basic” en “Stripe Brooksville” zijn voorbeelden van voor de productie van overhemden gebruikte patronen.

4.6  Met betrekking tot afnemer Tommy Hilfiger Europe B.V. (hierna ook te noemen: Tommy Hilfiger) bestond tussen partijen laatstelijk een agentuurverhouding. Het daarvan op 28 april 2003 gedateerde en door partijen ondertekende geschrift bepaalt:

“ABC (…) has the exclusive rights for production of shirts for (…)Tommy Hilfiger (…) at XYZ (…) It is strictly forbidden to show, use or copy registered designs of Tommy Hilfiger (…) to other parties. (…) Prices are always including washing and excluding ABC (…) commission. Commission percentage is subject tot change according to the product (will be 5 or 8% as agreed and informed on the order overview of ABC (…)). Commission fee has te be paid to ABC (…) after the payment of the customer (Tommy Hilfiger (…)) has been received by XYZ. (…) All communication about Tommy Hilfiger (…) has to be done through ABC (…)”.

4.7  Met betrekking tot afnemer Pall Mall bestond tussen partijen laatstelijk een rechtsverhouding waarbij ABC zich verbond om op basis van met XYZ te sluiten koopovereenkomsten (collecties van) overhemden af te nemen tegen een aan XYZ verschuldigde koopprijs, om deze daarna door te verkopen en af te leveren aan Pall Mall tegen een aan Pall Mall in rekening te brengen prijs (hierna te noemen: wederverkoopverhouding).

4.8  Een door XYZ opgemaakt verslag van een op 3 juni 2003 met ABC te Istanbul gehouden bespreking vermeldt omtrent toen tussen partijen gemaakte afspraken “für weitere Zusammenarbeit”:

“Firma ABC (…)  : Frau [C], Frau [D]
Firma XYZ (…)  : Herr [E], Herr [A]
Fr.[F], Fr.[G]

Haben sich bezüglich der unten genannten Punkten geenigt.

(…) Die Auslieferungen an Pall Mall werden über (…) ABC laufen. (Fakturierung und Auslieferung an ABC)
ABC wird die Fakturierung wie folgt vornehmen:
Preis von XYZ FOB an ABC: ……………..
Plus Fracht: 0,23 EUR pro Hemd
Plus 0.02 EUR Zollabfertigung pro Hemd
Plus 5% Provision für ABC
Total: weiter verkaufspreis an Pall Mall

(…) Bei (…) Tommy Hilfiger ist vereinbart: Bei aktuellen Artikeln (…): 8% Provision an ABC bezahlt.
Bei Regulaere Basic Ware bezahlt XYZ 5% Provision an ABC.

(…) Sowie für Pall Mall als auch für Tommy Hilfiger werden bei XYZ exclusiv Designs bearbeitet und fertiggestellt.
Alle Rechte dieser Designs gehören (…) XYZ. XYZ darf dieser Designs nicht bei anderen Kunden benutzen.
ABC (…) darf die von XYZ erstellten Exclusiv Designs nicht an Dritte zur Produktion und Verkaufszwecken weiter geben.
Alle von XYZ Erstellten Designs sind XYZs Eigentum”.

4.9  Na een aan XYZ gezonden e-mail van 28 maart 2006 betreffende “special order Pall Mall”, schreef ABC bij e-mail van 30 maart 2006 aan XYZ:

“Re: Stripe Brooksville
CAD 28.03.2006 wrp +wft 1 und 3 sind zu unrühig.
Kannst du bitte neue CAD’s machen wo mann der Hintergrund Farbe gut sehen kann? Also mehr platz zwischen die Streifenrapports machen.
Re: Stripe basic
Kannst du bitte CAD 28.03.2006 wrp + wft 12 Farben navy und light blue umdrehen?
Bitte CAD’s per mail schicken”.

In reactie daarop verstuurde XYZ de verzochte CAD’s op 19 april 2006 per e-mail aan ABC.

4.10  In mei 2006 informeerde [D] XYZ dat ABC contact heeft gehad met de Egyptische textielonderneming Happytex, welke textielproducent aanzienlijk lagere maakkosten van textiel hanteert dan XYZ en wordt vertegenwoordigd door [H].

4.11  Bij factuur van 11 juli 2006 bracht XYZ aan ABC een bedrag van € 15.000,- in rekening:

“FÜR UNERLAUBTE BENUTZTE EXCLUSIVE EIGEN DESIGNS”.

4.12  Een door [C] opgemaakt verslag van een door [C] en [D] van 9 tot 13 juli 2006 aan XYZ te Istanbul gebracht bezoek vermeldt:

“12 Juli vliegt [D] terug (…)
Volgende dag, 13 Juli, zou [C] om 9.00 uur worden opgehaald (…) Na (…) wachten komen [G] en [F] in Polat Hotel nerveus aan. [F] deelt mee: XYZ möchte aufhören und sie können nicht mehr nach XYZ kommen. [C]: Na warum dass denn? [F] zegt letterlijk:
1. Herrn [A] kan sich die Kommissionszahlung nicht mehr leisten.
2. Sie werden seinen directen Konkurrenz in Egypten.
3. Sie haben kopieert”.

4.13  Bij e-mail van 13 juli 2006 schreef XYZ aan Tommy Hilfiger en Pall Mall:

“We would like to inform you that we have been forced tot terminate the cooperation with ABC (…) Starting from today, ABC (…) is no more authorized to represent XYZ (…) in any kind of agreement (…) we look forward to a mutual direct cooperation”.

4.14  Bij brief van 24 juli 2006 schreef XYZ aan ABC:

“Herewith we terminate the contract of April 28, 2003 with immediate effect our of an important reason. (…) The important reason is based on the following facts: un-authorized usage of XYZ patterns. Nothwithstanding the foregoing we also believe that our business relationship should not be continued”.

5.  De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1  Voor zover hier van belang is XYZ bij het bestreden vonnis opgedragen te bewijzen dat de gestelde prijsafspraak van 3 juni 2003 betreffende Pall Mall is gemaakt, dat tijdens de bespreking in Istanbul op 13 juli 2006 de beide opzeggingsgronden aan ABC zijn meegedeeld en dat tijdens de bespreking in Istanbul op 13 juli 2006 door XYZ is meegedeeld dat de overeenkomst/samenwerking per onmiddellijk wordt beëindigd. Daarbij is bepaald dat van het bestreden (tussen)vonnis hoger beroep kan worden ingesteld.

5.2  In eerste aanleg vordert ABC dat XYZ op basis van de met betrekking tot Tommy Hilfiger bestaande agentuurverhouding zal worden veroordeeld tot betaling van € 120.000,- wegens een gestelde onregelmatige opzegging van die overeenkomst (artikel 7:437 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)), van € 230.000,- als klantenvergoeding bij het einde van die overeenkomst (artikel 7:442 BW) en van € 45.199,26 wegens onbetaald gebleven provisienota’s. Daarbij vordert ABC verder dat XYZ op basis van een aan XYZ verweten onrechtmatige daad zal worden veroordeeld tot betaling van € 100.000,- wegens beweerd uitlokken en profiteren van door Pall Mall tegenover ABC gepleegde wanprestatie, als gevolg waarvan ABC stelt inkomstenderving te hebben ondervonden. Op dat gevorderde totaalbedrag kan volgens ABC een bedrag van € 216.812,24 worden verrekend wegens een erkende tegenvordering van XYZ op haar. Aldus vordert ABC in eerste aanleg uiteindelijk, samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van XYZ tot betaling van totaal € 278.387,02, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf
1 juli 2006, met beslagkosten en met proceskosten.

5.3  XYZ verweert zich door te stellen dat zij de samenwerking met ABC op 13 juli 2006 onverwijld (mondeling) met onmiddellijke ingang heeft opgezegd om twee daarbij meegedeelde redenen, namelijk dat haar was gebleken dat:
1e.  ABC opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op haar intellectueel eigendomsrecht en de contractueel overeengekomen exclusiviteit heeft geschonden, door een onder valse voorwendsels op 19 april 2006 van haar ten behoeve van Pall Mall verkregen CAD te tonen aan Arzu Tekstil en op basis daarvan Arzu Tekstil een CAD te laten maken en een productie-opdracht te verstrekken voor overhemden ten behoeve van haar afnemer (kledingketen) De Sting, en
2e.  ABC de in juni 2003 tussen partijen gemaakte prijsafspraken met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall heeft geschonden door Pall Mall hogere (dan de afgesproken) prijzen in rekening te brengen.
XYZ stelt door die beide redenen het voor de (verdere) samenwerking vereiste vertrouwen in ABC te hebben verloren en daarmee twee dringende redenen in de zin van artikel 7:439 lid 2 BW te hebben om de samenwerking met ABC met onmiddellijke ingang te (hebben) mogen opzeggen.

5.4  Het hof stelt vast dat de onderhavige zaak een internationale dimensie heeft, maar dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt en dat het hof bevoegd is kennis te nemen van het tegen het bestreden vonnis ingestelde hoger beroep. Blijkens hun stellingen gaan ook partijen daarvan uit en is tussen hen bovendien niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is. Het hof acht eveneens Nederlands recht toepasselijk. De door ABC aan haar vordering ten grondslag gelegde overeenkomst is immers het nauwst verbonden met Nederland, nu zij als in Nederland gevestigde onderneming in dat kader de kenmerkende prestatie moe(s)t verrichten. Voor zover ABC haar vordering baseert op een gestelde onrechtmatige daad is deze zodanig nauw verbonden met de tussen partijen bestaande of gewezen overeenkomst, dat ook deze wordt beheerst door het (op de overeenkomst toepasselijke) Nederlands recht.

5.5  Het hof overweegt dat ABC en XYZ, althans hun rechtsvoorgangers, al sinds 1987 samenwerken op basis van verschillende rechtsverhoudingen, zonder dat de tussen hen geldende afspraken steeds schriftelijk waren vastgelegd. Bij een dergelijke langdurige samenwerking staat het vertrouwen dat partijen over en weer in elkaar (moeten en kunnen) hebben, voorop. Uitgangspunt bij een dergelijke samenwerking is dat deze door opzegging kan worden beëindigd, waarbij de opzeggingsbevoegdheid naar redelijkheid en billijkheid dient te worden uitgeoefend.

5.6.1  Met (de toelichting op) grief I richt ABC zich tegen de in het bestreden vonnis vervatte beslissing dat het verzoek van ABC aan Arzu Tekstil om een CAD te maken in de stijl van de CAD-print van XYZ, een dringende reden oplevert op grond waarvan XYZ de overeenkomst mocht beëindigen. Met (de toelichting op) grief II richt ABC zich tegen de in dat vonnis vervatte beslissing dat de door XYZ gestelde prijsafspraak betreffende Pall Mall in 2003 een dringende reden oplevert op grond waarvan XYZ de overeenkomst mocht beëindigen.
5.6.2  ABC stelt te begrijpen dat die gewraakte beslissingen alleen betrekking hebben op de beëindiging van de met betrekking tot Tommy Hilfiger gesloten agentuurovereenkomst, maar XYZ stelt ook de met betrekking tot Pall Mall gesloten wederverkoopovereenkomst wegens die dringende reden te hebben beëindigd. Waar de kantonrechter spreekt over de voor verwarring vatbare terminologie van overeenkomst en/of samenwerking, gaat het dus om zowel de met betrekking tot Tommy Hilfiger gesloten agentuurovereenkomst als de met betrekking tot Pall Mall gesloten wederverkoopovereenkomst (hierna verder te noemen: de samenwerking).
5.6.3  ABC stelt ten onrechte dat de gestelde prijsafspraken met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall en de gestelde schending van die prijsafspraken in hoger beroep als zodanig niet aan de orde (kunnen) komen. Daarbij miskent ABC dat het bestreden vonnis (impliciet duidelijk) de beslissing inhoudt dat dergelijke prijsafspraken wel zijn geschonden maar nog niet vast staan en dat deze daarom bewezen moeten worden. Het hof begrijpt evenwel dat ABC haar in eerste aanleg terzake verwoorde standpunten niet prijsgeeft en handhaaft. Blijkens haar stellingen in hoger beroep heeft XYZ die in het bestreden vonnis vervatte beslissing herkend en neemt XYZ (opnieuw) stelling tegen de door ABC in eerste aanleg verwoorde standpunten omtrent de bewuste prijsafspraken en de gestelde schending daarvan.

5.7  ABC stelt niet, althans niet duidelijk en gemotiveerd, dat de samenwerking onopzegbaar is, dat zij een blijvende samenwerking met XYZ mocht verwachten of dat de gedane opzegging van de samenwerking om enige (andere) reden ongeldig is. Niet is gesteld of gebleken dat die opzegging in een bepaalde vorm moest geschieden of dat daarbij een bepaalde termijn in acht moest worden genomen. XYZ kon de samenwerking met ABC dan ook door opzegging beëindigen. XYZ diende de opzeggingsbevoegdheid wel naar redelijkheid en billijkheid uit te oefenen.

5.8  ABC legt aan haar vordering ten grondslag dat XYZ de samenwerking in strijd met de redelijkheid en billijkheid met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. XYZ verweert zich met de stelling dat zij de samenwerking met ABC op 13 juli 2006 onverwijld (mondeling) met onmiddellijke ingang heeft beëindigd om de twee voornoemde dringende redenen. Bij juistheid van (één van) die beide door XYZ gestelde (in rechtsoverweging 5.3 genoemde) gronden kunnen zij (ieder voor zich) rechtvaardigen dat XYZ de samenwerking onverwijld met onmiddellijke ingang aan ABC mocht opzeggen, omdat daarmee de voor een verdere samenwerking benodigde vertrouwensbasis door toedoen van ABC ernstig is geschaad. ABC betwist echter dat XYZ de samenwerking met ABC op 13 juli 2006 (mondeling) met onmiddellijke ingang heeft beëindigd om de twee daarbij gestelde dringende redenen en zij ontkent ook de juistheid van die beide door XYZ gestelde gronden.

5.9  Omdat XYZ zich beroept op de rechtsgevolgen van dat door ABC betwiste feit, rust op XYZ de bewijslast (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat XYZ de samenwerking op 13 juli 2006 (mondeling) met onmiddellijke ingang aan ABC heeft opgezegd om twee daarbij meegedeelde redenen, namelijk het door XYZ aan ABC verweten ongeoorloofd gebruik van een op 19 april 2006 verkregen XYZ-patroon en de door XYZ aan ABC verweten schending van prijsafspraken met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall.

5.10.1  Omdat XYZ zich verder beroept op de rechtsgevolgen van dat aan ABC verweten ongeoorloofd gebruik van een XYZ-patroon en die aan ABC verweten schending van prijsafspraken, rust op XYZ ook de bewijslast terzake van die beide verwijten.
5.10.2  XYZ stelt dat aan ABC verweten ongeoorloofd gebruik van een XYZ-patroon met name te baseren op haar intellectueel eigendomsrecht ten aanzien van de op 19 april 2006 aan ABC toegezonden CAD’s. ABC weerspreekt dat intellectueel eigendomsrecht van XYZ en stelt dat zij XYZ eind maart 2006 om de CAD’s met een door haar zelf bedachte variatie op eerder door Pall Mall (op basis van Europese stoffenkaarten) bedachte patronen heeft verzocht, met de aanvankelijke bedoeling daarmee een nieuwe order van Pall Mall te verkrijgen. ABC stelt dat zij de van XYZ ontvangen CAD betreffende het “Stripe Brooksville”-patroon uiteindelijk aan Arzu Tekstil heeft getoond en dat zij aan Arzu Tekstil heeft verzocht in die stijl een andere CAD (met opnieuw een door haar bedachte variatie) te maken ten behoeve van haar klant The Sting. De partijen verdeeld houdende vraag of Arzu Tekstil in de stijl van de bewuste CAD uiteindelijk ook daadwerkelijk overhemden heeft geproduceerd en geleverd, behoeft geen bespreking. Indien XYZ het door haar ingeroepen intellectueel eigendomsrecht blijkt te bezitten, is gelet op het voorgaande al sprake van een dringende reden die kan rechtvaardigen dat XYZ de samenwerking wegens het ongeoorloofd gebruik van een XYZ-patroon met onmiddellijke ingang aan ABC mocht opzeggen. Voor zover ABC stelt dat zij opdracht gaf tot de vervaardiging van de CAD’s, doet dat als zodanig niets af aan een XYZ toekomend intellectueel eigendomsrecht op dergelijke CAD’s. Met betrekking tot het aan ABC verweten ongeoorloofd gebruik van een XYZ-patroon dient XYZ dan ook (slechts) te worden toegelaten tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat zij de rechthebbende is op een intellectueel eigendomsrecht met betrekking tot de door ABC op 19 april 2006 van XYZ ontvangen CAD’s, althans van de toen van XYZ ontvangen CAD die ABC aan Arzu Tekstil heeft getoond.
5.10.3  Met betrekking tot de aan ABC verweten schending van prijsafspraken met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall, stelt XYZ dat ABC de in juni 2003 tussen partijen daartoe gemaakte prijsafspraken heeft geschonden door Pall Mall hogere (dan de afgesproken) prijzen in rekening te brengen. Niet gemotiveerd weersproken is dat ABC aan Pall Mall hogere prijzen in rekening heeft gebracht dan volgens de gestelde prijsafspraken uit juni 2003 mocht, maar ABC betwist dat die prijsafspraken in juni 2003 zijn gemaakt. ABC stelt dat haar bij Pall Mall gerealiseerde prijzen en winst nooit ten koste zijn gegaan van de door XYZ zelf daarvoor ontvangen prijzen en dat zij XYZ daardoor nimmer schade heeft berokkend. Die stellingen van ABC behoeven echter geen bespreking, reeds omdat ABC bij een schending van de gestelde prijsafspraken de voor een verdere samenwerking met XYZ benodigde vertrouwensbasis door eigen toedoen ernstig heeft geschaad. XYZ dient te worden toegelaten tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat partijen in juni 2003 met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall de prijsafspraken hebben gemaakt zoals neergelegd in het daarvan door XYZ opgemaakt verslag (zie rechtsoverweging 4.8).

5.11  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de grieven falen, zodat het bestreden (tussen)vonnis moet worden bekrachtigd nu XYZ daarbij terecht is toegelaten tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt):
–  dat XYZ de samenwerking op 13 juli 2006 (mondeling) met onmiddellijke ingang aan ABC heeft opgezegd om twee daarbij meegedeelde redenen, namelijk het door XYZ aan ABC verweten ongeoorloofd gebruik van een op 19 april 2006 verkregen XYZ-patroon en de door XYZ aan ABC verweten schending van prijsafspraken met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall, en
–  dat partijen in juni 2003 met betrekking tot de (door)leveringen aan Pall Mall de prijsafspraken hebben gemaakt zoals neergelegd in het daarvan door XYZ opgemaakt verslag (zie rechtsoverweging 4.8).
Dat XYZ bij het bestreden (tussen)vonnis (nog) niet is toegelaten tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat zij de rechthebbende is op een intellectueel eigendomsrecht met betrekking tot de door ABC op 19 april 2006 van XYZ ontvangen CAD’s, althans van de toen van XYZ ontvangen CAD die ABC aan Arzu Tekstil heeft getoond, doet er niet aan af dat het bestreden (tussen)vonnis moet worden bekrachtigd. Recht doende in hoger beroep zal het hof echter aanvullend bepalen dat XYZ wordt toegelaten tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat zij de rechthebbende is op een intellectueel eigendomsrecht met betrekking tot de door ABC op 19 april 2006 van XYZ ontvangen CAD’s, althans van de toen van XYZ ontvangen CAD die ABC aan Arzu Tekstil heeft getoond. Het hof zal de zaak ter verdere behandeling en beslissing (terug)verwijzen naar de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Almelo). Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal ABC in de proceskosten van dit hoger beroep worden veroordeeld.

6.  De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van 8 januari 2008 dat de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Almelo) tussen partijen heeft gewezen;

laat XYZ toe tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat zij de rechthebbende is op een intellectueel eigendomsrecht met betrekking tot de door ABC op 19 april 2006 van XYZ ontvangen CAD’s, althans van de toen van XYZ ontvangen CAD die ABC aan Arzu Tekstil heeft getoond;

veroordeelt ABC in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van XYZ begroot op € 3.263,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 254,-voor griffierecht;

verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing (terug) naar de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Almelo);

wijst het door ABC in hoger beroep meer of anders gevorderde af.

(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent een agentuurovereenkomst vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.