Beëindiging franchiseovereenkomst – betalingsachterstand

Kort Geding. Beëindiging franchiseovereenkomst. Franchisegever heeft op grond van de licentieovereenkomst de overeenkomst met franchisenemer met onmiddellijke ingang opgezegd wegens betalingsachterstanden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het op voorhand aannemelijk is dat deze opzegging geen effect heeft gehad. Franchisegever had oplopende betalingsachterstanden jarenlang gedoogd en de overeenkomst met nog eens 5 jaar verlengd, terwijl toen al sprake was van grote betalingsachterstand. Aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. (bron: www.rechtspraak.nl)

Uitspraak
vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/340093 / KG ZA 13-190

Vonnis in kort geding van 19 april 2013

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. X,

tegen

[Gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. Y.

Essentie:

(…)

 
4.8.  [Gedaagde] voert verder als verweer dat de licentieovereenkomst niet rechtsgeldig door de opzegbrief van 7 februari 2013 is geëindigd, omdat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om deze overeenkomst zonder inachtneming van een opzegtermijn op te zeggen. Hij voert daartoe onder andere aan dat er in de afgelopen jaren betalingsachterstanden zijn ontstaan en dat deze betalingsachterstanden tot 15 januari 2013 nooit tot problemen hebben geleid en zijn gedoogd door het toenmalige management van [Eiseres]. Sterker nog de licentieovereenkomst is op 7 oktober 2012 met nog eens vijf jaren verlengd, terwijl er op dat moment ook al sprake was van een behoorlijke betalingsachterstand en in de licentieovereenkomst is bepaald dat deze niet wordt verlengd indien de licentienemer in gebreke is met de nakoming van de licentieovereenkomst.

4.9.  De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat dit verweer van [Gedaagde] opgaat. Dit wordt als volgt gemotiveerd.

4.9.1.  Vooropgesteld wordt dat partijen verplicht zijn zich tegenover elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid en de door hen gerechtvaardigd opgewekte verwachtingen.

4.9.2.  Het is op voorhand voldoende aannemelijk dat [Gedaagde] al enkele jaren een oplopende betalingsachterstand had en dat deze betalingsachterstand door het toenmalige management van [Eiseres] is gedoogd. [Gedaagde] heeft dit aangevoerd en [Eiseres] heeft dit niet voldoende gemotiveerd weersproken.

4.9.3.  Verder geldt dat de licentieovereenkomst op 7 oktober 2012 met nog eens vijf jaar is verlengd, terwijl [Gedaagde] op dat moment – zoals hij heeft aangevoerd en [Eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken – al een behoorlijke betalingsachterstand had.
Dat voorafgaand aan de verlenging van de licentieovereenkomst sprake was van betalingsachterstand kan worden opgemaakt uit het door [Eiseres] als productie 6 in het geding gebrachte betalingsoverzicht, welk overzicht betrekking heeft op de periode van
10 juli 2012 tot en met 2 januari 2013. Verder zou [Eiseres] volgens haar eigen stelling
vanaf september 2012 bij [Gedaagde] aan de bel hebben getrokken in verband met zijn betalingsachterstand.
[Eiseres] had dan ook op grond van het bepaalde in artikel 3.1 van de licentieovereenkomst ervoor kunnen kiezen om af te zien van verlenging van de licentieovereenkomst met nog eens vijf jaar. Zij heeft dit echter niet gedaan en de licentieovereenkomst toch verlengd en heeft daardoor bij [Gedaagde] het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de licentieovereenkomst niet zo maar ineens vanwege zijn betalingsachterstand zou worden opgezegd.

4.9.4.  [Eiseres] heeft bij e-mailbericht van 12 oktober 2012 aan [Gedaagde] laten weten dat zij haar beleid met betrekking tot betalingsachterstanden heeft aangepast, in die zin dat zij daar meer bovenop wil gaan zitten.
In de gegeven omstandigheden brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid echter met zich dat [Eiseres] dit nieuwe beleid niet onmiddellijk met betrekking tot de aan de invoering van dit nieuwe beleid ontstane en door [Eiseres] gedoogde betalingsachterstanden kan uitvoeren. Van [Eiseres] mag worden verwacht dat zij in overleg met de franchisenemer (in dit geval [Gedaagde]) een concreet plan maakt voor de aflossing van de tot aan de invoering van haar nieuwe beleid ontstane en door haar gedoogde betalingsachterstanden. Dat is in dit geval niet gebeurd. Integendeel, [Eiseres] heeft nadat zij [Gedaagde] bij e-mailbericht van 15 januari 2013 had aangemaand om de betalingsachterstand ter grootte van in totaal € 137.537,99 binnen een termijn van (slechts) vijf dagen te voldoen, en zij [Gedaagde] daarna nog één keer bij e-mailbericht van
30 januari 2013 in de gelegenheid heeft gesteld om dit behoorlijke grote bedrag ineens in zijn geheel te voldoen op uiterlijk 31 januari 2013, de licentieovereenkomst bij brief van
7 februari 2013 met onmiddellijke ingang opgezegd.

4.9.5.  Het voorgaande leidt voorshands tot de conclusie dat [Gedaagde] in de relatie tot
[Eiseres] ervan uit mocht gaan dat [Eiseres] hem niet onverkort zou houden aan de betalingstermijn van artikel 8.1. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt mee dat de sanctie die artikel 10.1 stelt op overschrijding van die betaaltermijn dan ook niet geldt. Zou deze uitleg niet gevolgd kunnen worden, dan heeft te gelden dat het onder de hiervoor in rechtsoverweging 4.9.2 tot en met 4.9.4 genoemde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [Eiseres] zich beroept op artikel 10.1 van de licentieovereenkomst, waarin – onder meer en zakelijk weergegeven – is bepaald dat de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd indien sprake is van een betalingsachterstand.

4.9.6.  De voorzieningenrechter concludeert op grond van het voorgaande dat het aannemelijk is dat de opzegging van [Eiseres] geen doel heeft getroffen en dat de licentieovereenkomst dus nog niet rechtsgeldig is geëindigd.

(…)