Bestuurdersaansprakelijkheid voor tekort in faillissement

‘Onbehoorlijke taakvervulling’

Op grond van het bepaalde in artikel 2:248 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is “iedere bestuurder” in geval van een faillissement van een besloten vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in het faillissement, indien:
(a) het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld; en  voorts,
(b) aannemelijk is dat dit kennelijk onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Tot “iedere bestuurder” moet ook worden gerekend de bestuurder die die hoedanigheid niet meer had ten tijde van het faillissement, maar die dat wel had toen het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk verrichtte.

Ook degene die “het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder”, wordt op grond van artikel 2:248 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek met een (gewezen) bestuurder in de zin van dit artikel gelijk gesteld. Art. 2: 248 lid 7 BW luidt: “Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder. (……).” Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat dat het geval kan zijn als iemand, zonder formeel bestuurder te zijn, in de vennootschap een machtspositie bekleedt. Op zichzelf is niet voldoende dat die persoon op het beleid van het bestuur een sterke of zelfs beslissende invloed kan hebben. De enkele omstandigheid dat iemand het beleid van de vennootschap mede heeft bepaald is niet reeds grond voor aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid berust hierop dat de persoon in kwestie zich daadwerkelijk als bestuurder heeft gedragen, met terzijdestelling van het formele bestuur. Uit de jurisprudentie (HR 17 november 2007, JOR 2007, 7) is af te leiden, dat aansprakelijkheid tevens aan de orde kan zijn als het formele bestuur het feitelijk bestuur heeft gedoogd.

‘Onbehoorlijke taakvervulling’ – onweerlegbaar

Indien het bestuur van de failliete vennootschap niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit artikel 2:10 (boekhoudplicht van het bestuur) of artikel 2:394 lid 1 tot en met 3 van het Burgerlijk Wetboek (plicht tot openbaarmaking van de jaarrekening binnen dertien maanden na afloop van het boekjaar), dan staat op grond van artikel 2:248 lid 2 van het Burgerlijk vast dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, tenzij sprake is van een onbelangrijk verzuim.

Wettelijk vermoeden ‘belangrijke oorzaak is faillissement’

Indien het bestuur van de failliete vennootschap niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit artikel 2:10 (boekhoudplicht van het bestuur) of artikel 2:394 lid 1 tot en met 3 van het Burgerlijk Wetboek (plicht tot openbaarmaking van de jaarrekening binnen dertien maanden na afloop van het boekjaar), dan wordt op grond van artikel 2:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek vermoed (dat is dus weerlegbaar) dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is, tenzij sprake is van een onbelangrijk verzuim.

De weerlegging van dit bewijsvermoeden kan geschieden doordat de aangesproken (gewezen) bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Daarnaast bepaalt artikel 2:248 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek  dat niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is, en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.  (bron: www.rechtspraak.nl)

Begrenzing in tijd

Een begrenzing van deze aansprakelijkheid is te vinden in artikel 2:248 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek dat luidt: “De vordering kan slechts worden ingesteld op grond van onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement. (..)”  In  dit artikel is echter eveneens bepaald: “Een aan de bestuurder verleende kwijting staat aan het instellen van de vordering niet in de weg.”. (bron:www.rechtspraak.nl)

Contact

Hebt u met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid (ingeval van faillissement) verdere vragen of behoefte aan advies of rechtsbijstand, kunt u altijd contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ondernemingsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u geen kosten in rekening.