Misbruik van executiebevoegdheid?

Misbruik van executiebevoegdheid?

In dit bericht staat centraal of sprake is van een misbruik van executiebevoegdheid van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Eiser heeft de executant van het vonnis in een kort geding procedure betrokken met verzoek de executie door de rechtbank Rotterdam te laten schorsen omdat executant met de executie van het vonnis geen enkele voldoening van haar vordering kan verwachten (waarde van de te executeren panden ligt lager dan de hypothecaire schuld op de panden). Dit levert volgens eiser een misbruik van het recht van executie op.

Mocht u over de executie van een gerechtelijke uitspraak vragen hebben dan wel over de mogelijkheden om een uitspraak geschorst te krijgen dan kunt u altijd telefonisch contact opnemen met één van onze procesrecht advocaten. Dit gaat snel en u krijgt direct één van onze procesrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons op 030-2523520. Daarvoor brengen wij geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitleg

Iemand die een vordering heeft op grond van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is bevoegd dat vonnis ten uitvoer te leggen tenzij de uitoefening van de bevoegdheid misbruik oplevert (artikel 3:13 BW). Dit wettelijk uitgangspunt heeft ertoe geleid dat in de rechtspraak de tenuitvoerlegging van een uitspraak kan worden verboden en/of geschorst als het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand doen ontstaan voor de eisende partij waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis niet aanvaardbaar is. Deze regel sluit echter niet uit dat ook andere feiten en omstandigheden met zich kunnen meebrengen dat de uitoefening van de bevoegdheid tot executie van een uitspraak misbruik van bevoegdheid oplevert. Het zal er in concreto steeds op aankomen of in het licht van de feiten en omstandigheden van het betreffende geval, de executant geen redelijk belang heeft bij de (voortzetting van de) executie afgewogen aan de door de executie te treffen belangen van de geëxecuteerde. Wanneer de geëxecuteerde onevenredig zwaar in zijn belangen wordt getroffen, kan sprake zijn van misbruik. Gegeven het voormelde wettelijk uitgangspunt zal hiervan niet snel sprake kunnen zijn!

Juridisch kader

Inmiddels zijn diverse uitspraken gewezen waaruit volgt dat ook indien bij voorbaat vaststaat dat de executie niets zal opleveren voor de executant, alsdan niet zondermeer sprake is van een misbruik van het recht van executie. Voorts is in de rechtspraak bepaald dat een misbruik van executierecht niet beperkt is tot de gevallen van een feitelijke of juridische misslag. Misbruik zal echter niet snel worden aangenomen als de verbintenis tot nakoming nog niet is nagekomen. Voorts wordt in de rechtspraak duidelijk dat de executierechter een beperkte taak heeft om een executie te schorsen of te verbieden. Deze rechter mag alleen in de executie ingrijpen wanneer de geëxecuteerde aantoont dat hij al aan het vonnis heeft voldaan of als de executant zich schuldig maakt aan misbruik van bevoegdheid. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of omdat executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan waardoor onverwijlde executie niet kan worden aanvaard.

In onderhavig geval waarover de rechtbank Rotterdam (de Voorzieningenrechter) een oordeel diende te vellen ging het over een executieverkoop waarbij op voorhand vast stond dat de opbrengst van een veiling niet voldoende zou zijn om de vordering van de executant te betalen. Desondanks leverde dit geen misbruik van recht op zo oordeelde de rechtbank Rotterdam. In dit geval was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van misbruik omdat de executant via de executie trachtte te verhalen voor verbeurde dwangsommen zijdens de geëxecuteerde. De rechtbank oordeelt daarom dat een gebod of verbod op straffe van een dwangsom beoogt een stevige prikkel te geven tot nakoming van de veroordeling en die prikkel niet verloren mag gaan met de stelling dat men niet kan betalen.

Uitspraak Rechtbank Rotterdam (Voorzieningenrechter) 12 februari 2014, bron ECLI:NL:RBROT:2014:965