Stelselmatig niet mee willen werken, onrechtmatige daad

Artikel 6:162 BW bepaalt:
lid 1: Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

lid 2: Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.

lid 3: Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Artikel 6:165 lid 1 BW bepaalt:

Krachtens artikel 6:162 lid 1 BW brengt onrechtmatig handelen pas een verplichting tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade mee, indien de onrechtmatige daad aan de pleger ervan is toe te rekenen.

Art. 6:165 lid 1 BW bepaalt dat de omstandigheid dat een als een doen te beschouwen gedraging van een persoon van veertien jaren of ouder verricht is onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, geen beletsel is haar als een onrechtmatige daad aan de dader toe te rekenen.

De in deze bepaling voorkomende beperking tot “een als een doen te beschouwen gedraging” is blijkens Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1349-1351, opgenomen teneinde te voorkomen dat de bepaling een te vergaande aansprakelijkheid zou vestigen, zoals het geval zou zijn in het aldaar genoemde voorbeeld dat een dove geen hulp verleent aan iemand die dreigt te verdrinken, omdat hij als gevolg van zijn doofheid het hulpgeroep van het slachtoffer niet hoort. Daarbij is beoogd om slechts gevallen van “zuiver nalaten” buiten het toepassingsbereik van die bepaling te houden. Naast “bewuste handelingen” vallen ook “onwillekeurige reflex-bewegingen en vallen als gevolg van bewusteloos raken” onder dat toepassingsbereik. Een en ander brengt mee, mede gelet op de strekking van de bepaling om ook aansprakelijkheid te aanvaarden voor gedragingen onder invloed van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, dat ‘een als een doen te beschouwen gedraging’ ruim moet worden opgevat en niet is beperkt tot actieve handelingen.

Zo kan onder omstandigheden bijvoorbeeld ook “stelselmatig niet mee willen werken” (in plaats van zuiver nalaten) worden aangemerkt als “een als een doen te beschouwen gedraging” in de zin van art. 6:165 lid 1 BW (welke ondanks een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, aan de dader kan worden toe rekenen als onrechtmatige daad).

Onder deze omstandigheden bestaat er op grond van 6:165 lid 1 BW geen beletsel om het handelen van een (volwassen) persoon onder invloed van een geestelijke (of lichamelijke) tekortkoming aan deze als onrechtmatige daad toe te rekenen.(bron:www.rechtspraak.nl)