Ontslag advocaat – disfunctioneren en vertrouwensbreuk | ATM Ontslag Advocaten

In deze ontslag zaak staat centraal de vraag of een op disfunctioneren en vertrouwensbreuk gegrond verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met zieke (depressieve) werknemer kan worden toegewezen

De kantonrechter oordeelt dat een aantal verwijten samenhangt met de psychische toestand van de werknemer. In zoverre moet worden geoordeeld dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte van de werknemer. Het verzoek zal dan moeten worden afgewezen, tenzij zich andere omstandigheden. Echter, de werkgever heeft de overigens gestelde ongeschiktheid/onbekwaamheid van de werknemer niet aannemelijk heeft weten te maken, ook al niet omdat de werkgever de door haar geformuleerde, ernstige verwijten voor het eerst in deze ontbindingprocedure naar voren heeft gebracht, terwijl aannemelijk is dat de werknemer door zijn ziektebeeld niet in staat hiertegen verweer te voeren.

Aldus is geen sprake is van andere omstandigheden dan de ziekte van de werknemer, die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Dat er volgens de werkgever (als gevolg van de door haar gestelde ongeschiktheid/onbekwaamheid) sprake is van een vertrouwensbreuk en een vruchtbare samenwerking tussen Raad van Bestuur, Raad van Toezicht en de werknemer niet meer mogelijk is, moge zo zijn, maar niet kan worden ingezien dat dat een gewichtige reden is om nu direct over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Overigens heeft de werknemer ook belang bij voortzetting van het dienstverband in verband met de door de werknemer wel gewenste, maar nog niet gestarte re-integratie (zonodig in het “tweede spoor”). Volgt afwijzing van het verzoek met toekenning aan de werknemer van een vergoeding van € 1.500 in verband met kosten van rechtbijstand.

Mocht u omtrent ontslag en/of ontbinding van een arbeidsovereenkomst  vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 256092 HA VERZ 10-159

beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 22 juni 2010

inzake het verzoek van:

“Werkgever”,
gevestigd te Oud-Beijerland,
ontslag advocaat mr. X,
verzoekende partij,

tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met

Werknemer
wonende te Oud-Alblas,
ontslag advocaat mr. Y,
verwerende partij.

Partijen worden hierna aangeduid als Werkgever en Werknemer

Verloop van de procedure
De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
1.  het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 21 april 2010;
2.  het verweerschrift;
3.  de overgelegde producties.

De behandeling van het verzoekschrift is uiteindelijk bepaald op 1 juni 2010.
Werkgever is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Werknemer is niet ter zitting verschenen, wel zijn gemachtigde.
De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en
verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toegelicht,
mr. Van Dijk aan de hand van pleitaantekeningen.

Omschrijving van het geschil
1.  De feiten
1.1.  Werknemer, geboren op 27 juni 1954 en derhalve nu 55 jaar oud, is op 1 oktober 2000 in dienst getreden bij (een rechtsvoorgangster van) Werkgever in de functie van algemeen directeur/bestuurder tegen een salaris van laatstelijk € [bedrag] bruto per maand excl. vakantietoeslag.

1.2.  Werkgever is een woonzorgorganisatie op het gebied van de ouderenzorg in de Hoeksche Waard. Zij biedt zorg- en dienstverlening aan zowel in gespecialiseerde centra als in de wijk bij cliënten thuis.

1.3.  De Raad van Bestuur van Werkgever wordt gevormd door een tweehoofdige directie, Werknemer en [betrokkene] (sinds 20 februari 2009).

1.4.  Op 7 april 2009 heeft de Raad van Toezicht een “prestatiebeoordeling” over 2007-2008 ten aanzien van Werknemer opgesteld. Over 2007 is Werknemer op de deelaspecten Zorg en Contacten voldoende/positief beoordeeld en op de deelaspecten Financiën, en Bedrijfs- voering onvoldoende/negatief. Over 2008 is Werknemer alleen op Zorg voldoende/positief beoordeeld, op de drie overige deelaspecten onvoldoende/negatief. In de prestatiebeoordeling staat verder onder meer:
“(…) Diverse interne en externe stakeholders geven – onder gelijktijdige uiting van hun sympathie voor uw persoon en hun oprechte zorg om uw welbevinden – in onze richting krachtige signalen af, “dat het zo niet goed gaat”; signalen die wij vanuit onze verantwoordelijkheid niet kunnen en mogen negeren (…).
2007 en 2008 waren turbulente jaren, die veel van je hebben gevergd en die je veel hebben gekost. We hebben dat gezien en er – zo goed en zo kwaad als het ging en in ons vermogen lag – in meegeleefd. (…).”

1.5.  Op 23 april 2009 is de prestatiebeoordeling aan Werknemer uitgereikt en op 28 april 2009 is dit met hem besproken.

1.6.  Op 12 mei 2009 heeft Werknemer zich ziek gemeld. Sindsdien heeft hij geen werkzaam- heden meer voor Werkgever verricht.

1.7.  In het kader van de voorgenomen fusie heeft Deloitte Accountants B.V. financieel onderzoek gedaan en daarover op 15 januari 2010 een rapport uitgebracht.

1.8.  Op 6 april 2010 heeft [betrokkene] een memo geschreven, getiteld “Functioneren heer Werknemer als Raad van Bestuur van Werkgever”. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…) Samenvattend concludeer ik dat de heer Werknemer als verantwoordelijk bestuurder:
1.  zijn positie heeft gebruikt om problemen in zijn privésituatie op te lossen;
2.  de Raad van Toezicht selectief informeerde;
3.  steeds weer conflicten aanging, zowel intern als extern;
4.  geen sturing gaf aan en [geen, toevoeging kantonrechter] controle had over de organisatie. (…)
1  Positie als bestuurder gebruikt voor het oplossen van privéproblemen (…)
Overigens is uit mijn onderzoek niet gebleken dat Werknemer zichzelf financieel heeft bevoordeeld, hij heeft ook gelden niet gedeclareerd waarop hij wel recht had. (…)
4  Gebrek aan sturing en controle
Door zijn kwetsbare psychische gezondheid en stemmingswisselingen (van “alles kunnen” tot “angst om te handelen en te zijn”) viel de heer Werknemer regelmatig uit, of werkte hij een beperkt aantal uren per dag. Ook dit heeft hem zeer belemmerd in het goed vorm geven aan zijn verantwoordelijkheid, mede omdat het de achterstand in werk verder deed toenemen. (…).

1.9.  Op 7 april 2010 heeft [betrokkene 2] (personeelsfunctionaris) een memo aan [betrokkene] geschreven over aan Werknemer uitbetaalde voorschotten en verrekening daarvan. In het memo staat onder meer:
“(…) Op zijn laatste werkdag, op 8 augustus 2008, heeft [betrokkene 3] [Hoofd Economische en Administratieve Dienst, toevoeging kantonrechter] mij kopieën van de aanvragen van de verstrekte voorschotten en overige documentatie aan mij overhandigd. [betrokkene 3] is op 01-10-2008 uit dienst gegaan.
Hij vermeldde hierbij dat deze gegevens in dossier konden worden gedaan en dat alles was verrekend. (…).”

1.10.  In de “medische verklaring” van de huisarts van Werknemer d.d. 20 mei 2010 staat:
“Hierbij verklaar ik dat betrokkene lijdende is aan een depressie, welke mede door de problemen en spanningen op het arbeidsvlak veel langer duren dan wenselijk. Telkenmale wanneer er een bericht van de tegenpartij komt heeft dit zijn weerslag op zijn stemming en geestestoestand.
De spanningscomponent is een grote faktor in het geheel waardoor het overzicht en adekwate afweging van belangen onvoldoende mogelijk is. Hieruit vloeit voort dat betrokkene niet in staat is zichzelf optimaal te kunnen verweren.
Ik hoop van harte dat er spoedig rust komt op dit vlak.”

1.11.  In een brief van 20 mei 2010 van de bedrijfsarts aan de raadsman van Werknemer staat onder meer:
“(…) Werknemer heb ik in de periode van zijn ziekzijn een aantal malen gezien, de laatste keer op 16 april 2010. (…)
In principe zou mijns inziens een start met re-integratie in andere aangepaste arbeid gemaakt kunnen worden, met dien verstande dat de aangeboden arbeid afgebakend, goed te overzien en zonder druk noch hektiek zou moeten zijn. Werknemer heeft steeds te kennen gegeven dat hij bij zijn huidige werkgever op een rustige, in tijd opbouwende manier wil reintegreren.
Door de in mijn ogen verstoorde arbeidsrelatie (lees arbeidsconflict) en het feit dat de werkgever een reintegratie binnen Werkgever niet als een optie ziet is hiereen in patstelling ontstaan. (…)”

2.   Het verzoek
2.1.  Werkgever verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden primair wegens dringende redenen, subsidiair wegens een verandering in de omstandigheden, kosten rechtens. Werkgever stelt daartoe, samengevat, het volgende.

2.2.  De ontslaggrond is artikel 7:678 lid 2 sub b. BW (werknemer blijkt in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid te missen tot de arbeid waarvoor hij zich heeft verbonden). In plaats van een onderneming te leiden heeft Werknemer problemen veroorzaakt die Werkgever aan de rand van de afgrond hebben gebracht. Werkgever is financieel en beleidsmatig door Werknemer slecht geleid. Dit blijkt ook uit het rapport van Deloitte (zie 1.7) en de prestatiebeoordeling (zie 1.4). Werknemer had hiervoor – mede gezien zijn riante salaris – de verantwoordelijkheid te dragen.
Buiten medeweten en zonder toestemming van de Raad van Toezicht heeft Werknemer zichzelf in de periode 2003-2006 voorschotten toegekend op declaraties, salarisbetalingen en te ver- wachten salarisverhogingen. Werknemer dient een bedrag van ruim € 20.000 terug te betalen of hij dient alsnog bewijzen van gemaakte kosten over te leggen. Noch het een, noch het ander is tot op heden gebeurd.
Werknemer informeerde de Raad van Toezicht selectief.
Het vertrouwen in Werknemer is door een en ander onherstelbaar beschadigd. De ontbindings- grond houdt geen verband met het bestaan van een opzegverbod, althans er is sprake van omstandigheden die gewichtige redenen voor ontbinding vormen.

3.  Het verweer
3.1.  Werknemer verzoekt het verzoek tot ontbinding af te wijzen met veroordeling van Werkgever in de proceskosten (waaronder een vergoeding in de kosten van rechtsbijstand) van € 10.000 excl. BTW. Werknemer voert daartoe, samengevat, het volgende aan.

3.2.  Werknemer doet een beroep op de reflexwerking van het ontslagverbod tijdens ziekte. Hij is depressief, waarvoor hij door de huisarts met de hoogst mogelijke dosering medicatie wordt behandeld. Omdat dit weinig effectief is gebleken, is Werknemer doorverwezen naar een specialist, echter er is een wachttijd. Reeds omdat hij ziek is, kan de arbeidsovereenkomst niet worden ontbonden, althans er is sprake van een relatie tussen ziekte en werk, waardoor het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen. Dit geldt te meer daar Werknemer zodanig ziek is, dat hij daardoor niet in staat is zich tegen de door Werkgever (eerst in het ontbindingsverzoek) geuite verwijten te verweren. Werknemer wil een faire kans om zijn standpunt naar voren te brengen op het moment dat zijn gezondheid dat toelaat en hij in staat is om zijn belangen naar behoren waar te nemen en op normale wijze overleg met zijn raadsman te hebben. Vanwege het feit dat re-integratie (desnoods in het “tweede spoor”) nog niet van de grond gekomen is, heeft Werknemer belang bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Werkgever heeft helemaal niets gedaan aan re-integratie.
De aantijgingen over het ten onrechte declareren wordt uitdrukkelijk betwist. Werknemer heeft over deze declaraties steeds contact gehad met het Hoofd Economische en Administratieve Dienst.
Alles wijst erop dat het ontbindingsverzoek samenhangt met het besluit van Werkgever en haar fusiepartner om verder te gaan zonder Werknemer als bestuurder.

Beoordeling van het geschil
4.1.  Voordat het verzoek inhoudelijk kan worden beoordeeld dient de kantonrechter zich ervan te vergewissen of het ontbindingsverzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Zij meent dat dat het geval is.

4.2.  Vaststaat dat tot het door de Raad van Toezicht op 7 april 2009 opgestelde “prestatiebeoordeling” over 2007 en 2008 Werknemer naar behoren heeft gefunctioneerd, althans van enige kritiek in de periode tot 2007/2008 is niet gebleken. Uit genoemde prestatie- beoordeling, zoals aangehaald in 1.4, en het memo van [betrokkene], zoals geciteerd in 1.8, blijkt dat de gestelde ongeschiktheid of onbekwaamheden van Werknemer vanaf de jaren 2007/2008 (in ieder geval) bestond, kort gezegd, in besluiteloosheid, het onvoldoende kunnen scheiden van hoofd- en bijzaken en in een gebrek aan sturing en controle en dat dit (in ieder geval in enige mate) samenhing met zijn psychische toestand. In zoverre moet worden geoordeeld dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte van Werknemer Het verzoek zal dan moeten worden afgewezen, tenzij zich andere omstandigheden voordoen die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.3.  Dat de onderneming van Werkgever er financieel slecht aan toe was, althans er slechter aan toe was dan de beoogde fusiepartner kan weliswaar uit het rapport van Deloitte worden afgeleid, maar dat dit geheel en al is veroorzaakt door (disfunctioneren van) Werknemer is niet aannemelijk gemaakt.

4.4.  Werkgever stelt dat Werknemer een bedrag van circa € 20.000 teveel aan zichzelf heeft laten uitbetalen en dat hij dit bedrag dient terug te betalen of – voor zover het gaat om voorschotten op nog in te dienen declaraties – hiervan alsnog bewijzen van de gemaakte kosten dient over te leggen. Dit kan echter niet zonder meer aannemelijk worden geacht vanwege het volgende. Werkgever houdt zelf de mogelijkheid open dat Werknemer alsnog met bewijzen van gemaakte kosten komt. Drs. [betrokkene] schrijft zelf in zijn memo dat uit zijn onderzoek niet is gebleken dat Werknemer zichzelf financieel heeft bevoordeeld; hij heeft ook gelden niet gedeclareerd waar hij wel recht op had. Personeelsfunctionaris Ronner schrijft in zijn memo , dat [betrokkene 3] (Hoofd Economische en Administratieve Dienst) hem op 8 augustus 2008 meedeelde dat alles was verrekend.

4.5.  Ten slotte stelt Werkgever dat Werknemer de Raad van Toezicht selectief informeerde. Hetgeen zij daarbij noemt is letterlijk overgenomen uit het memo van [betrokkene] (zie 1.8). De daarin genoemde voorbeelden van dit gestelde selectief informeren zijn gedeeltelijk algemeen en gedeeltelijk concreet van aard, maar hoe dan ook – indien juist – zeer ernstig. Echter, bij gebreke van een inhoudelijke reactie van Werknemer kunnen deze eenzijdig door Werkgever geformuleerde klachten niet zonder meer aannemelijk worden geacht.

4.6.  Bij dit alles geldt dat Werknemer onweersproken heeft aangevoerd dat Werkgever de door haar geformuleerde, ernstige verwijten voor het eerst in deze ontbindingprocedure naar voren heeft gebracht, dus zonder dat zij Werknemer daarover eerder heeft gehoord of hem daartoe de gelegenheid heeft geboden. Dit getuigt niet van zorgvuldig handelen zoals van Werkgever op grond van goed werkgeverschap mocht worden verwacht. Dit klemt te meer daar op basis van de in 1.11 geciteerde medische verklaring van de huisarts aannemelijk is dat dergelijke ernstige verwijten de door Werknemer ondervonden depressie alleen maar erger hebben gemaakt en er vanuit moet worden gegaan dat Werknemer daardoor steeds slechter in staat is gebleken verweer te voeren tegen deze verwijten. Het feit dat Werknemer niet ter zitting is verschenen, maakt niet – zoals Werkgever terecht stelt – dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst onmogelijk is, echter dat feit maakt evenmin dat de door Werkgever geuite verwijten bij gebrek aan voldoende betwisting door Werknemer voor waar moeten worden gehouden. Door zijn ziektebeeld valt het Werknemer immers niet te verwijten dat hij niet ter zitting is verschenen en evenmin dat hij geen verweer voert tegen de ernstige verwijten.

4.7.  Al met al is de kantonrechter van oordeel dat Werkgever de gestelde ongeschiktheid/onbekwaamheid van Werknemer niet aannemelijk heeft weten te maken. Aldus is geen sprake van andere omstandigheden dan de ziekte van Werknemer, die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Dat er volgens Werkgever (als gevolg van de door haar gestelde ongeschiktheid/onbekwaamheid) sprake is van een vertrouwensbreuk en een vruchtbare samenwerking tussen Raad van Bestuur, Raad van Toezicht en Werknemer niet meer mogelijk is, moge zo zijn, maar niet kan worden ingezien dat dat een gewichtige reden is om nu direct over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.8.  Overigens heeft Werknemer ook belang bij voortzetting van het dienstverband. Partijen twisten over de vraag aan wie het ligt dat re-integratie nog niet van de grond is gekomen, maar vast staat wel dat het van re-integratie (zonodig in het “tweede spoor)” niet is gekomen, terwijl Werknemer stelt dat wel te willen en daartoe ook mogelijkheden ziet (zonodig buiten Werkgever).

4.9.  Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen. De opstelling van Werkgever jegens haar zieke werknemer Werknemer getuigt niet van zorgvuldigheid en daarom ziet de kantonrechter aanleiding om Werkgever – zoals door Werknemer verzocht – te veroordelen tot een vergoeding van door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand. Werknemer heeft het door hem verzochte bedrag van € 10.000 excl. BTW niet gespecificeerd. De kantonrechter acht € 1.500 als tegemoetkoming in die kosten redelijk.

Beslissing

De kantonrechter:

wijst het verzoek af;

veroordeelt Werkgever aan Werknemer te voldoen een vergoeding van € 1.500 ter compensatie van de door hem gemaakte kosten voor juridische bijstand;

wijst af het meer of anders gevorderde.

(bron: www.rechtspraak.nl)