Ontslag ambtenaar (politie) – beroep gegrond

Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2007 (TAR 2007,14), gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de in het strafrecht van toepassing zijnde strikte bewijsregels. Wel geldt dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de desbetreffende ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt.

In de zaak die hier verkort wordt gepubliceerd was onvoorwaardelijk ontslag verleend aan politieagent vanwege zeer ernstig plichtsverzuim, maar omdat onvoldoende was vastgesteld welke andere gedragingen de politieagent heeft verricht is zijn beroep tegen het ontslag gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigd.

Hebt u omtrent ambtenarenrecht vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een ambtenarenrecht advocaat aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[…]

Procesverloop
Overwegingen
1.
In geschil is of verweerder eiser strafontslag heeft kunnen verlenen. Daarbij zijn partijen er met name over verdeeld of de feiten zoals door verweerder gepresenteerd zich hebben voorgedaan en of, indien dat het geval is, de opgelegde sanctie evenredig is.
2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit van 14 juni 2012, waarbij eiser met toepassing van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) de disciplinaire straf van ontslag is opgelegd, gehandhaafd. Aan het strafontslag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in de nacht van 19 op 20 februari 2012, tijdens de dienst, samen met collega [naam] aangeboden heeft om een vrouw, die behoorlijk onder invloed van alcohol verkeerde, naar huis te brengen. Genoegzaam is, aldus verweerder, naar voren gekomen dat deze vrouw in de auto is gestapt en dat eiser zich vervolgens niet rechtstreeks naar het opgegeven adres heeft begeven maar naar een afgelegen plek is gereden, waar de auto langere tijd heeft stilgestaan. Gelet op de in de auto aangetroffen spermasporen van [naam] heeft verweerder de overtuiging gekregen dat collega [naam] seksuele handelingen met de vrouw heeft verricht. In het licht hiervan en gezien de verklaringen van de vrouw is verweerder van oordeel dat eiser eveneens heeft getracht met de vrouw seksuele handelingen te verrichten.
Verder kan vastgesteld worden dat eiser een mutatie heeft opgemaakt waarin een tijdstip is opgenomen dat bezijden de waarheid is.
Naar de mening van verweerder heeft eiser zich met dit gedrag schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Het plichtsverzuim is eiser toe te rekenen, terwijl de persoonlijke omstandigheden van eiser geen reden geven voor een andere waardering van het plichtsverzuim, aldus verweerder.
3.
Artikel 76 van het Barp luidt als volgt:
1.
De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
2.
Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp luidt:
1.
De straffen die kunnen worden opgelegd zijn: (…)
j. ontslag.
4.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 26 april 2007 (TAR 2007,14), gelden in het ambtenarentuchtrecht niet de in het strafrecht van toepassing zijnde strikte bewijsregels. Wel geldt dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de desbetreffende ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt.
[…]

7.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet in staat is gebleken een overtuigende verklaring te geven voor het feit dat zijn verklaringen omtrent de bewegingen van de dienstauto afwijken van de gegevens zoals die uit het AVLS volgen. Ook kan eiser geen verklaring geven voor het feit dat de auto volgens het AVLS op plekken is geweest die niet passen in het verhaal van eiser over wat er die nacht is gebeurd. Dat brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat eiser in de door hem, en [naam], opgemaakte mutatie een tijdstip heeft opgenomen dat bezijden de waarheid is. Nu eiser daarmee iets heeft gedaan dat een politieagent behoort na te laten, is van plichtsverzuim sprake. Nu niet is gebleken dat de handeling niet aan eiser kan worden toegerekend, was verweerder reeds hierom bevoegd eiser een straf op te leggen.
8.
Nu verweerder evenwel aan het besluit tot ontslag niet enkel dit feit ten grondslag heeft gelegd, ziet de rechtbank zich vervolgens gesteld voor de vraag of eiser in de betreffende nacht nog andere feitelijke handelingen heeft verricht die als plichtsverzuim kunnen worden gekwalificeerd en die, hetzij op zichzelf hetzij in combinatie met het hiervoorgaande, de sanctie van strafontslag rechtvaardigen.
[…]

14.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien leidt de rechtbank tot het oordeel dat er op basis van de thans beschikbare dossierstukken onvoldoende kan worden vastgesteld welke (eventuele) andere feitelijke gedraging dan het doorgeven van een onjuiste mutatie eiser heeft verricht. Daarmee kan ook niet worden vastgesteld of bij zo’n andere gedraging eveneens van plichtsverzuim sprake is en, indien dat het geval is, welke sanctie passend zou zijn geweest. Het besluit is daarmee genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
[..]

Beslissing
De rechtbank:
• verklaart het beroep gegrond;
• vernietigt het bestreden besluit van 7 maart 2013;
• bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar dient te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
• veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 944,–;
• gelast dat verweerder het griffierecht ad € 160,– aan eiser vergoedt.