Ontslag tijdens ziekte – geen dringende reden | Ontslag advocaat

Ontslag en ziekte. In deze zaak heeft werknemer tijdens ziekte eenmalig, bij wijze van vriendendienst, een e-mail aan een aantal standhouders gestuurd. Op grond daarvan werd werknemer op staande voet ontslagen. De werkgever beroept zich erop dat een na het ontslag aan haar bekend geworden feit bijdraagt tot het bewijs van de gedraging die de dringende reden voor het ontslag vormde. De kantonrechter verwerp het verweer, nu niet is komen vast te staan dat werknemer tijdens ziekte bij een ander in dienst is getreden. Het door de werkgever aangevoerde “geloofwaardigheidsprobleem” van werknemer is geen dringende reden voor ontslag.

Mocht u omtrent ontslag en ziekte verdere vragen hebben dan behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslag advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist in arbeidsrecht en ontslagrecht. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton

Locatie Haarlem

zaak/rolnr.: 369148/ VV EXPL 08-3
datum uitspraak: 4 februari 2008

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr.  X,

tegen

de vennootschap onder firma WERKGEVER
te Zwanenburg
gedaagde partij
hierna te noemen Werkgever
gemachtigde mr. Y.

De procedure

[eiseres] heeft Werkgever bij (niet betekende) dagvaarding in kort geding opgeroepen voor de kantonrechter. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2008. Werkgever is vrijwillig ter zitting verschenen. Werkgever heeft voorafgaande aan en ten tijde van de mondelinge behandeling producties in het geding gebracht. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.

De feiten

1.  [eiseres] is op 25 september 2006 bij Werkgever in dienst getreden voor een periode van zes maanden, in de functie van kantoormedewerkster, tegen een salaris van (laatstelijk) € 2.700,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Op 25 maart 2007 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 20 april 2008.
2.  Ingevolge artikel 8 van de arbeidsovereenkomst is het [eiseres] niet toegestaan zonder schriftelijk toestemming van Werkgever “voor andere werkgevers werkzaam te zijn, noch direct, noch indirect, en zich te onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening”.
3.  [eiseres] heeft zich op 29 augustus 2007 ziek gemeld. [eiseres] heeft sindsdien geen werkzaamheden meer voor Werkgever verricht.

4.  Op 4 november 2007 heeft [eiseres] aan info@lekkerepoffertjes.nl en tinypaashuis@home.nl een e-mailbericht gestuurd met onder meer de volgende tekst:
“We hebben een evenement staan op 18/19/20 april 2008 op Walibi en wij vroegen   ons af of u misschien interesse had om daar te staan […] Ik hoor graag van u.”
5.  Op 5 november 2007 heeft [eiseres] aan info@lekkerepoffertjes.nl informatie verschaft omtrent het evenement op Walibi.
6.  Bij brief van 7 december 2007 heeft Werkgever [eiseres] op staande voet ontslagen per 4 november 2007. In die brief merkt de gemachtigde van Werkgever onder meer het volgende op:
“Het is cliënte […] zojuist gebleken dat u werkzaamheden elders verricht. […] U   fraudeert daardoor met een ziekmelding op onjuiste gronden op kosten van cliënte.”
7.  Bij brief van 10 december 2007 heeft de gemachtigde van [eiseres] de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.
8.  Bij brief van 19 december 2007 heeft Werkgever onder meer het volgende aan haar gemachtigde medegedeeld:
“Een paar weken geleden is mij de vraag gesteld, door hoofdpersoneelszaken van   Kartcentrum Coronel, of er ooit een I.[eiseres] bij ons heeft gewerkt, daar deze op   een vacature van Coronel had gereageerd. Het vreemde was dat Mevr. [eiseres] in de   sollicitatiebrief heeft aangegeven dat ze inmiddels bij Claus partyhouse werkzaam   was […]”

De vordering

[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Werkgever tot wedertewerkstelling van [eiseres] en doorbetaling van het loon vanaf
4 november 2007, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijk rente, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag.
[eiseres] stelt daartoe het volgende.

Het ontslag op staande voet ontbeert een dringende reden. [eiseres] heeft niet voor een andere werkgever gewerkt. Zij heeft slechts één maal een korte e-mail aan een aantal kraamhouders gestuurd bij wijze van vriendendienst aan een oud collega, die een eigen onderneming is begonnen. [eiseres] heeft de e-mail verzonden met haar eigen laptop vanuit haar eigen huis. Zij heeft er geen betaling voor ontvangen. Het was een welkome afleiding in een moeilijke periode.

Het verweer

Werkgever betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Op zichzelf rechtvaardigt het feit dat [eiseres] tijdens ziekte werk heeft gedaan dat zij ook voor Werkgever kon doen, het ontslag op staande voet. Dit ontslag was destijds een pittige reactie van de zijde van Werkgever op de gedraging van [eiseres] (het versturen van één e-mail). Achteraf was de reactie geheel terecht, toen bleek dat [eiseres] in haar curriculum vitae (voor Coronel) had gezet thans bij Claus Partyhouse werkzaam te zijn.
Als dat werkelijk zo is, dan is [eiseres] klaarblijkelijk niet arbeidsongeschikt en geniet zij ten onrechte een ziekte-uitkering van Werkgever. Als [eiseres] het cv in strijd met de waarheid heeft ingevuld, dan moet haar geloofwaardigheid in twijfel worden getrokken en kan zij in staat worden geacht ook over andere zaken niet de waarheid te spreken, zoals bijvoorbeeld over haar arbeidsongeschiktheid.

De beoordeling van het geschil

De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiseres] tot een toewijzing daarvan zal leiden.

Uit het betoog van Werkgever kan worden afgeleid, dat zij zich op het standpunt stelt dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag liggende gedraging van [eiseres] weliswaar op zichzelf reeds een dringende reden voor het ontslag op staande voet oplevert, maar dat deze dringende reden extra kracht en legitimatie ontleent aan het – achteraf aan Werkgever bekend geworden – feit dat [eiseres] op het aan Coronel gestuurde cv heeft opgegeven in dienst te zijn van Claus Partyhouse.
Dit verweer dient gelezen te worden in het licht van het arrest van de Hoge Raad van
31 december 1992, volgens welk arrest niet uitgesloten is dat feiten die de werkgever eerst na het ontslag bekend zijn geworden, kunnen bijdragen tot het bewijs van de gedragingen die de dringende reden voor het ontslag zijn geweest.
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat zij bij Claus Partyhouse in dienst is. Volgens [eiseres] is de reden dat zij dit tegenover Coronel heeft verklaard, gelegen in het feit dat de relatie met Werkgever al niet zo goed was en zij wilde vermijden dat Coronel bij Werkgever navraag naar haar zou doen.

Niet is komen vast te staan dat [eiseres] – tijdens ziekte in dienst van Werkgever – een arbeidsovereenkomst met Claus Partyhouse heeft gesloten. Door deze suggestie tegenover derden te wekken heeft [eiseres] zich tegenover Werkgever weliswaar niet correct gedragen, dit is evenwel geen handeling die – mede – het ontslag op staande voet kan dragen. Zoals Werkgever zelf ook stelt, levert dit (hoogstens) voor [eiseres] een “geloofwaardigheids-probleem” op. En dat is geen dringende ontslagreden.

Anders dan Werkgever, is de kantonrechter van oordeel dat het versturen door [eiseres] van een e-mail aan enige kraamhouders tijdens haar ziekte, gelet op alle omstandigheden van het geval, op zichzelf het ontslag op staande voet niet kan dragen. Bovendien is Werkgever in strijd met het principe van hoor en wederhoor zonder meer tot ontslag op staande voet van [eiseres] overgegaan. Het had op de weg van Werkgever als goed werkgever gelegen om, alvorens een zo ingrijpende maatregel toe te passen, [eiseres] in de gelegenheid te stellen om haar kant van het verhaal te vertellen.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden, dat het aan [eiseres] verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De verwachting dat het oordeel in een bodemprocedure anders zal luiden is, gelet op de thans bekende feiten en omstandigheden, niet gerechtvaardigd.

Dit brengt mee dat de vordering van [eiseres] tot doorbetaling van loon vanaf 4 november 2007 toewijsbaar is tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, met dien verstande dat Werkgever een bedrag van € 1.890,00 bruto per maand aan [eiseres] dient te voldoen, nu als onbetwist is komen vast te staan dat aan [eiseres] tijdens ziekte 70% van het loon toekomt. Voor toewijzing van een dwangsom in geval van veroordeling tot betaling van een geldsom is op de voet van artikel 611a sub1 Rv geen plaats, zodat dit gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.

De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente zijn toewijsbaar, nu Werkgever met tijdige betaling van het loon in verzuim is gekomen.

De vordering tot wedertewerkstelling zal bij gebreke van belang worden afgewezen, nu [eiseres] nog steeds arbeidsongeschikt is en door haar geen feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit het tegendeel kan worden afgeleid.

De proceskosten komen voor rekening van Werkgever omdat deze voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld.

Beslissing

De kantonrechter:

– veroordeelt Werkgever bij wijze van voorlopige voorziening om aan [eiseres] te voldoen het loon vanaf 4 november 2007 ten bedrage van € 1.890,00 bruto per maand, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;

– veroordeelt Werkgever tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
vastrecht      € 199,00
salaris gemachtigde    € 400,00;
te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.833 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer;

– verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

– wijst af het meer of anders gevorderde.
(bron: www.rechtspraak.nl)