Echtscheiding – kinderen | gezag na scheiding

Verwijdering tussen vader en kinderen niet voldoende om gezamenlijk gezag na scheiding te beëindigen. Het hof overweegt daartoe als volgt. Kinderen ontlenen hun identiteit aan de moeder èn aan de vader. Een scheiding van de ouders maakt dit niet anders. De scheiding tussen deze ouders heeft tot gevolg gehad dat er een verwijdering is ontstaan tussen de vader en de kinderen. De moeder en de kinderen verlangen naar een bevestiging van deze verwijdering, hetgeen de moeder met het voorliggende verzoek tot uitdrukking heeft gebracht. Anders dan deze wens tot bevestiging van de verwijdering, is het hof niet van gronden gebleken die aanleiding geven tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. Met name is het hof niet gebleken van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken bij voortzetting van het gezamenlijk gezag. Enkel de door de moeder aangevoerde vrees dat de vader aan praktische zaken aangaande de kinderen, zoals het verlengen van een paspoort en bepaling van schoolkeuze, zijn toestemming zal onthouden is, nu gesteld noch gebleken is dat dit risico zich heeft geopenbaard, onvoldoende. Het hof merkt daarbij op dat de omstandigheid dat de kinderen zich miskend voelen door de vader weliswaar te betreuren valt, maar geen grond vormt om de vader het ouderlijk gezag over hen te ontnemen. Het vorenoverwogene leidt dan ook tot een bekrachtiging van de bestreden beschikking.

Mocht u omtrent het gezag over kinderen na echtscheiding vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak     : 25 maart 2009
Zaaknummer    : 105.012.470/01
Rekestnr. rechtbank  : FA RK 07-8102

[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. X,

tegen

[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 8 januari 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Dordrecht van 10 oktober 2007.

De vader heeft geen verweerschrift ingediend.

De raad heeft het hof bij brief van 16 januari 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

Van de zijde van de moeder is bij het hof op 21 februari 2008 een aanvullend stuk ingekomen.

Op 18 februari 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De hierna te noemen minderjarigen: [kind 1] en [kind 2] zijn in raadkamer gehoord.

Na afloop van de zitting is bij het hof op 18 februari 2009 een brief d.d. 13 februari 2009 van de zijde van de vader ingekomen, waarin hij de reden van zijn afwezigheid ter terechtzitting toelicht.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat – voor zover in hoger beroep van belang – tussen de vader en de moeder, hierna te noemen: de ouders, het volgende vast.

De ouders zijn op 19 mei 1988 te Las Vegas, Verenigde Staten van Amerika, gehuwd.

Uit hun huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren [in 1994] te [geboorteplaats] en;
[kind 2], geboren [in 1994] te [geboorteplaats];
hierna gezamenlijk verder: de kinderen.
De kinderen verblijven thans bij de moeder.

Bij de beschikking van 29 oktober 2003 van de rechtbank Dordrecht is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken en is verder onder meer een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen bepaald. De echtscheidingsbeschikking is op 16 december 2003 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Dordrecht op 28 juni 2007, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij bij uitsluiting van de vader belast wordt met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2].

De vader heeft een verweerschrift ingediend, welk verweerschrift tevens een zelfstandig verzoek strekkende tot uitoefening van het recht op informatie en consultatie bevat.

Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag met het verzoek haar alleen met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] te benoemen, afgewezen en is een voorziening ter uitoefening van het recht op informatie en consultatie gegeven.

Het hof gaat ook overigens uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is uitsluitend het ouderlijk gezag ten aanzien van de kinderen.

2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.

3. De moeder stelt dat de kinderrechter ten onrechte haar verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag heeft afgewezen. De vader heeft geen belangstelling voor de kinderen en blijkt geen invulling te kunnen geven aan de omgangsregeling. Hij is dan ook niet in staat uitvoering te geven aan het ouderlijk gezag, aldus de moeder. Daarnaast heeft de kinderrechter ten onrechte overwogen dat de moeder zich bereid heeft verklaard de vader te informeren en te consulteren aangaande belangrijke beslissingen ten aanzien van de kinderen. Voorts had de kinderrechter uit de gang van zaken, de houding van de vader en de stellingname van de kinderen behoren af te leiden dat handhaving van het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico voor de kinderen met zich brengt dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Gelet op het voorgaande is de moeder van mening dat haar inleidend verzoek alsnog dient te worden toegewezen.

4. Het hof overweegt als volgt. Kinderen ontlenen hun identiteit aan de moeder èn aan de vader. Een scheiding van de ouders maakt dit niet anders. De scheiding tussen deze ouders heeft tot gevolg gehad dat er een verwijdering is ontstaan tussen de vader en de kinderen. De moeder en de kinderen verlangen naar een bevestiging van deze verwijdering, hetgeen de moeder met het voorliggende verzoek tot uitdrukking heeft gebracht. Anders dan deze wens tot bevestiging van de verwijdering, is het hof niet van gronden gebleken die aanleiding geven tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. Met name is het hof niet gebleken van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken bij voortzetting van het gezamenlijk gezag. Enkel de door de moeder aangevoerde vrees dat de vader aan praktische zaken aangaande de kinderen, zoals het verlengen van een paspoort en bepaling van schoolkeuze, zijn toestemming zal onthouden is, nu gesteld noch gebleken is dat dit risico zich heeft geopenbaard, onvoldoende. Het hof merkt daarbij op dat de omstandigheid dat de kinderen zich miskend voelen door de vader weliswaar te betreuren valt, maar geen grond vormt om de vader het ouderlijk gezag over hen te ontnemen. Het vorenoverwogene leidt dan ook tot een bekrachtiging van de bestreden beschikking.

5. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
(bron:www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent het gezag over kinderen na echtscheiding vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.