Gezamenlijke woning: verdelen of niet?

Na een echtscheiding of verbreking samenleving komt het vaak voor dat de gemeenschappelijke woning nog verdeeld moet worden. Verdeling houdt in: toedeling aan één van de ex-echtgenoten/ ex-samenlevers of verkoop aan derde. In beide gevallen zal de verkoopwaarde minus de hypothecaire schuld bij helfte tussen de ex-echtgenoten/ ex-samenlevers moeten worden verdeeld. Ook in de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 2 juni 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:4449) kwam dit ter sprake.

Ingevolge artikel 3:178 lid 1 BW kan ieder van de deelgenoten (in dit geval ex-echtgenoten/ ex-samenlevers) te allen tijde verdeling vorderen. Echter, op grond van lid 3 van artikel 3:178 BW kan de rechter tijdelijk, telkens voor ten hoogste drie jaren, een vordering tot verdeling uitsluiten. In de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 2 juni 2016 waren ex-echtgenoten samen eigenaar van een woning. De vrouw verzocht het hof te bepalen dat deze woning gedurende een termijn van 3 jaren onverdeeld zal blijven, waarbij aan de vrouw het alleengebruik van de woning zou toekomen en zij de hypothecaire lasten zou dragen. Uit de uitspraak blijkt dat de woning een onderwaarde heeft. Daarom wil de vrouw nog 3 jaar wachten met verkoop, in de hoop dat de huizenprijzen zullen stijgen en daardoor dus een kleinere onderwaarde zou overblijven.

Het hof overweegt dan:
(…) 5.8
Het hof wijst het verzoek van de vrouw af. Het is voor de kinderen én partijen van belang dat de echtscheiding op afzienbare termijn wordt afgerond, of dit er nu toe leidt dat de vrouw de woning overneemt – waarvan ter zitting onduidelijk is gebleven of dit tot de mogelijkheden behoort – of dat de woning aan een derde wordt verkocht. Voor zover de vrouw verwacht dat partijen over een paar jaar een hogere verkoopopbrengst (en daarmee een lagere onderwaarde) kunnen realiseren, is die verwachting zo onzeker (want ook afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen op de woningmarkt) dat deze niet tot toewijzing van haar verzoek kan leiden, mede in het licht van het belang van de man om uit de onverdeeldheid te geraken. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het belang van de vrouw om van de woning gebruik te kunnen blijven maken niet aanmerkelijk groter is dan het belang van de man om tot een onmiddellijke verdeling te komen. (…)

Het hof wijst het verzoek van de vrouw dus af. Uit deze uitspraak blijkt dus dat de verdeling zal worden toegewezen, ook als dat betekent dat partijen met een onderwaarde te maken zullen krijgen.

Door: mr. Ingeborg Redert