Alimentatie – limitering

Uitgangspunt op grond van artikel 1:157 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dat de onderhoudsverplichting (alimentatie betaling) van de man jegens de vrouw van rechtswege eindigt na het verstrijken van een termijn van twaalf jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

Lid drie van artikel 1:157 BW geeft de rechter de bevoegdheid om op verzoek van één van de echtgenoten voorwaarden te verbinden aan de alimentatieverplichting en/of de duur ervan te limiteren (korter te maken).

Die limitering door de rechter heeft een definitief karakter in die zin dat daardoor de aanspraken van de onderhoudsgerechtigde – behoudens het in artikel 1:401 lid 2 BW omschreven uitzonderlijke geval – definitief eindigen na afloop van de gestelde termijn.

Om die reden worden er hoge eisen gesteld aan de motivering (de onderbouwing’) van zo’n (verzoek tot) limitering.

In het algemeen is vaststelling van de onderhoudsverplichting voor een kortere termijn dan genoemde twaalf jaar redelijk indien met voldoende zekerheid en op goede gronden mag worden verwacht dat de onderhoudsgerechtigde na afloop van de voor de alimentatie bepaalde termijn op voor haar passende wijze in haar eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien.