Beëindigen partneralimentatie

In artikel 1:160 Burgerlijk Wetboek is opgenomen: Een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud (partneralimentatie) te verschaffen aan de wederpartij, eindigt wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren.

In een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 januari 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:181) was dit artikel de basis van het verzoek van de man. De man stelde dat de vrouw had samengewoond met een ander als waren zij gehuwd. Om die reden verzocht de man aan de rechtbank voor recht te verklaren dat de alimentatieverplichting was geëindigd en de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij teveel had ontvangen.

In deze uitspraak benoemt de rechtbank waaraan het verzoek van de man moet worden getoetst:

“4.1. (…) Van samenleven met een ander als waren zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW is sprake wanneer tussen de samenwonenden een affectieve relatie van duurzame aard bestaat, die meebrengt dat zij elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Uitgangspunt dient te zijn dat artikel 1:160 BW restrictief wordt toegepast. De toepassing van deze bepaling heeft immers tot gevolg dat de betrokkene definitief een aanspraak op levensonderhoud jegens de gewezen echtgenoot verliest. Hieruit vloeit onder meer voort dat de omstandigheid dat aan sommige voorwaarden voor de toepassing van artikel 1:160 BW is voldaan, geen invloed heeft op de stelplicht en bewijslast ter zake van de andere voorwaarden van die bepaling (Hoge Raad 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:724).”

Om dus met succes een beroep te kunnen doen op dit artikel moet sprake zijn van:

– een affectieve relatie van duurzame aard;
– samenwonen; en
– wederzijdse verzorging en gemeenschappelijke huishouding.

In de uitspraak van 10 januari 2017 loopt de rechtbank deze criteria één voor één langs. Vervolgens oordeelt de rechtbank op basis van alle bewijsstukken dan:

“4.22 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat aan alle in artikel 1:160 BW gestelde eisen is voldaan. Nu de vrouw niet aan de man heeft gemeld dat zij heeft samengeleefd als ware zij gehuwd, is haar aanspraak op partneralimentatie per de datum van de aanvang van de samenleving, 24 juni 2015, geëindigd. “

De vrouw moet een bedrag van bijna € 60.000,- terug betalen aan de man.