Echtscheiding

Benadeling van de gemeenschap en verzwijging van een onroerende zaak

Dat in echtscheidingen soms beide echtgenoten niet zuiver op de graat zijn, blijkt wel uit de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 12 november 2014.

Partijen waren in gemeenschap van goederen getrouwd. De hoofdregel is dat bij een echtscheiding alle bezittingen en schulden bij helfte moeten worden verdeeld. In dit geval gold dat echter niet voor alles.

De vrouw bleek namelijk enkele maanden voorafgaand aan het indienen van het echtscheidingsverzoek geld van de gezamenlijke bankrekeningen te hebben overgemaakt naar de bankrekening van haar zus. In totaal had zij € 31.000,- op gemaakt. Zij zei dat zij een lening van haar zus daarmee had afbetaald. Ook had zij kosten gemaakt om in haar levensonderhoud en dat van de kinderen te voorzien. In dat laatste ging het gerechtshof mee, maar in dat eerste niet. Zij had niet aangetoond dat er sprake was geweest van een lening. Het gerechtshof concludeerde dat de vrouw de gemeenschap van goederen met een bedrag van € 10.000,- had benadeeld. Ingevolge artikel 1:164 Burgerlijk Wetboek was de vrouw verplicht om deze schade aan de gemeenschap te vergoeden. Feitelijk kwam het er op neer dat de vrouw aan de man € 5.000,-, namelijk de helft van € 10.000,-, moest betalen.

Wellicht was de man zo boos op de vrouw dat zij zo veel geld had opgemaakt dat hij dacht haar een hak te moeten zetten.

Bij de verdeling van de gemeenschap van goederen moeten uiteraard alle bezittingen en schulden worden meegenomen. Dit deed de man echter niet. Hij ontkende namelijk een onroerende zaak te hebben, waarvan de vrouw stelde dat die er wel was. Het gerechtshof oordeelde uiteindelijk, op basis van de informatie die was verstrekt, dat de man opzettelijk deze onroerende zaak had verzwegen. Op dit ‘vergrijp’ ligt een zware straf die is opgenomen in artikel 3:194 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Hierin staat dat degene die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen aan de andere echtgenoot verbeurt. Met andere woorden: als de man de onroerende zaak niet had verzwegen, dan had de waarde hiervan tussen beide echtgenoten bij helfte moeten worden verdeeld. Nu de man echter deze zaak had opzettelijk had verzwegen, werd de onroerende zaak volledig aan de vrouw toegedeeld.

Hoewel in de uitspraak niet staat hoeveel de grond waard was, vermoed ik dat de waarde hoger ligt dan het bedrag (van € 5.000,-) dat de vrouw aan de man moet terug betalen. De man delft dus in deze zaak het onderspit, omdat hij opzettelijk de onroerende zaak heeft verzwegen. Onverstandig dus!

Door: mr. Ingeborg Redert