Echtscheiding – kinderen – ouderschapsplan | ATM Echtscheiding advocaten

De zaak die hier wordt weergegeven betreft een scheiding van tafel en bed, waarin geen ouderschapsplan is overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op genoemde feiten en omstandigheden, voldoende is komen vast te staan dat tussen partijen niet of nauwelijks communicatie mogelijk is en een gezamenlijk ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden opgemaakt. Verder is de rechtbank van oordeel dat in dit geval voldoende is komen vast te staan dat verzoekende partij heeft voldaan aan haar verplichting om de ontwikkeling van de banden tussen de minderjarigen en de man te bevorderen en voldoende gemotiveerd heeft aangegeven dat van haar overlegging van een eenzijdig ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Het belang van de minderjarigen wordt hierdoor thans niet geschaad.

Mocht u omtrent echtscheiding, kinderen en ouderschapsplan, vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u spreekt direct een van onze echtscheiding advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht
IMS

zaak- en rekestnummer: 109554 / ES RK 09-323
datum: 4 februari 2010

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken

in de zaak van:

[NAAM VERZOEKSTER],
wonende te Zwaag, gemeente Hoorn,
verzoekende partij,
advocaat mr.X, echtscheiding advocaat,

tegen:

[NAAM GEREKWESTREERDE],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en zonder bekende woonplaats elders,
gerekwestreerde,
echtscheiding advocaat niet verschenen.

Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter griffie van deze rechtbank is op 2 april 2009 het inleidende verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht tussen partijen, Nederlanders, scheiding van tafel en bed uit te spreken.
Voorts is hierbij verzocht nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen.

De man heeft binnen de daarvoor gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.

De minderjarige [kind 1] is opgeroepen voor een gesprek met de rechter en verschenen. Ook de minderjarige [kind 2] is in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven met betrekking tot het gezag c.a.

DE BEHANDELING VAN DE ZAAK

Het ingediende verzoekschrift met overgelegde bescheiden voldoet aan de in artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vermelde voorschriften.

De rechtbank heeft de in deze beschikking vermelde voornamen en geslachtsnamen van partijen en de datum en plaats van de huwelijksvoltrekking, alsmede voornamen, geboortedatum en -plaats van hun minderjarige kinderen overgenomen uit de desbetreffende bescheiden.
De verzochte scheiding van tafel en bed is de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorgekomen en kan derhalve worden toegewezen.

Ten aanzien van de minderjarige:
[kind 2], geboren in de gemeente Hoorn op [geboortedatum], overweegt de rechtbank als volgt:
De minderjarige is door de man erkend, maar uit het uittreksel uit het gezagsregister blijkt niet dat partijen een aantekening hebben laten maken dat zij gezamenlijk belast zijn met het gezag. Omdat de man nadien met de vrouw is gehuwd, gaat de rechtbank ervan uit dat, nu wettiging met ingang van 1 april 1998 is komen te vervallen, ten aanzien van voornoemde minderjarige door het huwelijk gezamenlijk gezag is ontstaan. De ouders blijven derhalve ingevolge artikel 251 lid 2 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gezamenlijk belast met het gezag over voornoemde minderjarige.

De ouders blijven ingevolge artikel 251 lid 2 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen:
[kind 1], geboren in de gemeente Hoorn op [geboortedatum], en
[kind 3], geboren in de gemeente Hoorn op [geboortedatum].

De verzochte nevenvoorzieningen zijn de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorgekomen en kunnen derhalve worden toegewezen.

Met betrekking tot een ouderschapsplan overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de door de vrouw overgelegde stukken, waaronder haar schrijven van 29 september 2009 met bijlagen, blijkt van navolgende feiten en omstandigheden.
De man is op 20 augustus 2006 vertrokken naar Nairobi voor een vakantie en familiebezoek en sindsdien is hij niet meer teruggekeerd. Hij heeft hij geen gebruik gemaakt van het retourticket, gedateerd 3 november 2006. Hij heeft de vrouw nimmer op de hoogte gesteld van zijn verblijfplaats aldaar. Er zijn sindsdien een aantal korte telefonische contacten geweest op tijdstippen rond de verjaardagen van de kinderen en de kerstdagen.
De vrouw beschikt slechts over een mobiel nummer. Op 6 februari 2009 heeft de vrouw aan de man via DHL een brief verzonden met als adres dat mobiele telefoonnummer. Uit het voortgangsverslag van DHL blijkt dat die brief door de man is ontvangen op 23 februari 2009. In die brief heeft de vrouw onder meer medegedeeld dat zij voornemens is een scheiding van tafel en bed aan te vragen, teneinde niet meer verantwoordelijk te zijn voor de financiën van de man. Tevens heeft zij de man verzocht te reageren, zodat ze samen een oplossing kunnen zoeken voor de dan inmiddels al meer dan tweeënhalf jaar durende situatie.
De man heeft niet inhoudelijk gereageerd. Het laatste telefonische contact is geweest in augustus 2009, waarbij de vrouw de man heeft geïnformeerd over de opname van hun dochter [kind 1] in het ziekenhuis vanwege ernstige verlammingsverschijnselen. De man heeft de vrouw daarbij wel slecht moederschap verweten, echter hij heeft verder geen contact gezocht met [kind 1] zelf.

Uit de mededelingen van de minderjarige [kind 1] en uit het verslag van de gesprekken die [kind 1] heeft gevoerd met een Gz- en eerstelijnspsycholoog van het S.P.E.L. te Hoorn in de periode van april 2008 tot en met mei 2009, blijkt onder meer dat zij de man al drieënhalf jaar niet heeft gezien. Hij heeft haar een aantal malen gebeld, waarvan de laatste keer één jaar geleden is geweest, met haar verjaardag. Zij heeft het moeilijk met het gemis van haar vader in haar leven.
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat tussen partijen niet of nauwelijks communicatie mogelijk is en een gezamenlijk ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden opgemaakt.

Vervolgens heeft de rechtbank geconstateerd dat de vrouw niet heeft aangegeven op welke wijze -volgens haar- de afspraken tussen de minderjarigen en de man zouden kunnen luiden. De rechtbank is echter, gelet op genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval voldoende is komen vast te staan dat de vrouw heeft voldaan aan haar verplichting om de ontwikkeling van de banden tussen de minderjarigen en de man te bevorderen en voldoende gemotiveerd heeft aangegeven dat van haar overlegging van een eenzijdig ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden gevergd. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de minderjarigen hierdoor thans niet wordt geschaad.

DE BESLISSING

De rechtbank:

Spreekt tussen partijen, op 27 augustus 1999 in de gemeente Hoorn gehuwd, SCHEIDING VAN TAFEL EN BED uit.

Bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben.

Bepaalt dat partijen met elkaar over zullen gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen zijn gehuwd en benoemt, tenzij partijen binnen acht dagen na inschrijving van deze beschikking anders overeenkomen, notaris
mr. NN, respectievelijk de ambtelijke bewaarder van zijn protocol om op een door deze te bepalen tijd en plaats de verdeling te bewerkstelligen.

Benoemt voorts mrs. NN, tot onzijdige personen om de vrouw, respectievelijk de man, te vertegenwoordigen bij de verdeling, indien de vrouw, respectievelijk de man, daartoe niet meewerkt of wegblijft.

Bepaalt dat de vrouw indien deze op het ogenblik van de inschrijving van deze beschikking de echtelijke woning aan [adres] te Zwaag, gemeente Hoorn, bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten gedurende zes maanden na voormelde inschrijving.

Verklaart deze beschikking, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad. (bron:www.rechtspraak.nl)