Niet-ontvankelijkheid bij te laat betalen griffierecht

 

Indien u gaat procederen (in een civiele kwestie) is het betalen van het griffierecht van groot belang. Sterker, indien u het griffierecht niet op tijd voldoet, zal de rechtbank of het gerechtshof u niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de rechter –kort en bondig gezegd- niet inhoudelijk naar uw kwestie zal kijken.

Dat gebeurde ook in onderhavige zaak. Het vervelende voor de vrouw wilde dat zij wel tijdig aan haar advocaat had betaald, doch deze laatste het griffierecht niet op tijd aan het gerechtshof heeft voldaan.

Ondanks dat het gerechtshof de vrouw direct niet-ontvankelijk zou hebben kunnen verklaren, is de (advocaat van de) vrouw toch nog uitgenodigd voor een mondelinge behandeling. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw nog wel geprobeerd één en ander recht te trekken. Het niet tijdig hebben voldaan van het griffierecht zou namelijk niet aan de vrouw (lees: de advocaat van de vrouw) te wijten zijn geweest, doch aan de wijze waarop het gerechtshof zelf de administratie voerde.  Er was immers een aanmaning door het gerechtshof gestuurd. De advocaat heeft dit gezien als wél te late betaling, doch niet leidende tot niet-ontvankelijkheid.

Het gerechtshof was onverbiddelijk. Bij het instellen van hoger beroep is men griffierecht verschuldigd hetgeen volgens de wet tijdig voldaan moet zijn. Wanneer dit te laat wordt voldaan, volgt niet-ontvankelijkheid, zo volgt uit de wet. De verschuldigdheid van het griffierecht komt daarmee overigens niet te vervallen!

De vrouw werd uiteindelijk toch nog niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand.

Mocht u omtrent het hiervoor gemelde vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een advocaat aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20.

Uitspraak:

GERECHTSHOF
Nevenzittingsplaats ‘s-Hertogenbosch

Sector civiel recht
in de zaak in hoger beroep van:

[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
 

tegen

[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de man,
 

1. Het procesverloop en de beoordeling

1.1. De vrouw heeft bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 29 maart 2011, hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 29 december 2010.

1.2. Bij brief van 30 maart 2011 heeft de griffie van het hof de advocaat van de vrouw gewezen op het feit dat het griffierecht voor 26 april 2001 dient te zijn voldaan.

1.3. Bij brief van 10 mei 2011 heeft de griffie van het hof de advocaat van de vrouw in de gelegenheid gesteld alsnog binnen 1 week na dagtekening van deze brief een betalingsbewijs dat tijdig betaald is over te leggen.

1.4. Bij brief van 30 juni 2011 heeft de griffie van het hof de advocaat van de vrouw medegedeeld dat het griffierecht niet binnen de termijn is ontvangen, maar eerst op 12 mei 2011. Ingevolge artikel 282 a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) leidt deze te late betaling ertoe dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar ingestelde beroep. Tevens is aan de vrouw de mogelijkheid geboden hierover gehoord te worden, indien gewenst.

1.5. Bij brief van 5 juli 2011 heeft de advocaat van de vrouw aan het hof bericht dat de vrouw gehoord wenst te worden, nu zij zich op het standpunt stelt dat de niet tijdige betaling van het griffierecht niet aan haar te wijten is maar aan de administratie van het hof.

1.6. De griffier van het hof heeft vervolgens een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling bepaald en partijen opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Bij die gelegenheid is de advocaat van de vrouw verschenen. De advocaat van de vrouw heeft bij die gelegenheid verklaard dat zij de aanmaning van de griffie van het hof van 12 mei 2011 zodanig heeft geïnterpreteerd dat hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de vrouw na (weliswaar te late) betaling van het griffiegeld alsnog ontvankelijk zou zijn in het door haar ingestelde hoger beroep. Tevens acht de advocaat van de vrouw het achterwege blijven van een aparte nota ten behoeve van de betaling van het griffierecht aan het hof te wijten. Dit heeft naar haar zeggen gemaakt dat het griffierecht pas is betaald na ontvangst van de mededeling van het hof op 12 mei 2011, dat de betaling nog niet ontvangen was.

1.7. De advocaat van de man is bij brief van 4 augustus 2011 door het hof in de gelegenheid gesteld om voor 31 augustus 2011 incidenteel te appelleren. Bij faxbericht van 29 augustus 2011 heeft de advocaat van de man het hof bericht dat hij van deze mogelijkheid geen gebruik wenst te maken.

2. De beoordeling

2.1. Het hof constateert dat de vrouw het door haar verschuldigde griffierecht niet binnen de wettelijke betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift heeft betaald. De vraag of er wel of niet een aparte nota is ontvangen door de advocaat van de vrouw is in deze niet relevant. De termijn waarbinnen de vrouw het verschuldigde griffierecht had moeten voldoen, volgt namelijk uit de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). Deze wettelijke regeling bepaalt dat het griffierecht uiterlijk vier weken na indiening van het beroepschrift betaald dient te worden.

2.2. Het hof gaat eveneens niet mee met de stelling van de advocaat van de vrouw dat een latere betaling van het verschuldigde griffierecht alsnog kan leiden tot ontvankelijkheid. Het griffierecht is immers hoe dan ook verschuldigd na indiening van het beroepschrift en niet tijdige betaling daarvan – al dan niet na herhaald verzoek van de griffie van het hof – kan niet gezien worden als een hersteld verzuim dat alsnog kan leiden tot ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep.
Het hof merkt op dat geen omstandigheden als bedoeld in artikel 282a, lid 4 Rv zijn aangevoerd, die zouden moeten leiden tot de conclusie dat in het onderhavige geval niet-ontvankelijkverklaring leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

2.3. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 282 a, tweede lid, Rv zal de vrouw gelet op het bovenstaande niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.

4. De beslissing

Het hof:

verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. (bron:www.rechtspraak.nl)