Nietigheid testament?

Nietigheid testament in geval van ziekte van Alzheimer?

Een 86-jarige man met Alzheimer overlijdt. Vervolgens blijkt dat hij vlak voor het overlijden in zijn testament zo veel mogelijk de bloedlijn met zijn dochter en met zijn kleinkinderen heeft doorgeknipt en hen zo min mogelijk naliet. Dit ten gunste van zijn tweede vrouw en haar kinderen. De dochter van de overledene neemt het standput in, dat haar vader destijds niet compos mentis was en niet beschikte over de vereiste zelfstandige geestvermogens voor het ingrijpend wijzigen van zijn uiterste wilsbeschikking bij testament.

De rechtbank overweegt, samengevat, als volgt.

Voorop gesteld dient te worden dat in beginsel op de dochter de bewijslast rust van haar door de tweede vrouw betwiste en voor de beoordeling doorslaggevende feitelijke stellingen, dat de erflater bij het opmaken en verlijden van zijn laatste testament leed aan zodanige stoornissen van zijn geestvermogens wegens de ziekte van Alzheimer, dat hij daardoor niet in staat was om zijn uiterste wil te bepalen en te verklaren. En dat hij bovendien niet in staat was de betekenis en de gevolgen daarvan ten volle te begrijpen, een en ander voldoende zelfstandig en onafhankelijk van de wil van en/of beïnvloeding door zijn tweede vrouw.

Alzheimer wordt mede daardoor gekenmerkt dat er ook nog heldere momenten zijn of lijken te zijn. Bovendien heeft de patiënt een beperkt ziektebesef en vertoont deze vaak façadegedrag. Hierdoor is het voor een patiënt met Alzheimer veel moeilijker om daadwerkelijk de wil te bepalen ten aanzien van een complexe beslissing dan ten aanzien van een eenvoudige dagelijkse beslissing. Dit omdat een door de ziekte van Alzheimer aangetast brein de consequenties van een complexe beslissing aanzienlijk minder goed zal kunnen overzien. De verandering van het laatste testament moet worden gezien als een complexe beslissing met ingrijpende gevolgen.

De rechter is van oordeel dat de dochter door overlegging van conclusies van medici, voorshands in het bewijs is geslaagd dat haar vader niet beschikte over de vereiste zelfstandige geestvermogens voor het ingrijpend wijzigen van zijn uiterste wilsbeschikking bij testament.  Vooral de conclusies van psychologen dat er bij het passeren van het testament als sprake moet zijn geweest van een matig tot ernstig stadium van Alzheimer-dementie met alle negatieve gevolgen van dien, leiden tot dit oordeel.

Bovendien heeft de tweede vrouw geen goede reden gegeven voor de drastische ommezwaai die de man gemaakt heeft in het tweede testament. Ook heeft zij tot dusver onvoldoende concreet feitelijk onderbouwd dat haar partner ondanks het stadium van zijn Alzheimer-dementie, bij het passeren van het testament toch in voldoende mate beschikte over de vereiste zelfstandige geestvermogens voor het ingrijpend wijzigen van zijn uiterste wilsbeschikking bij testament.

Desalniettemin wordt de tweede vrouw nog toegelaten tot het leveren van tegenbewijs door getuigen. Bron: www.rechtspraak.nl (LJN: BV2938).

Mocht u omtrent het voorgaande vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten. U kunt ons daarvoor bellen op 030 252 35 20.