omgangsregeling oma

Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, het verzoek van de oma tot vaststelling van een omgangsregeling tussen haar en de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op [2001], [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [2003], [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren op [2004] en [kind 4] (hierna: [kind 4]), geboren op [2005], afgewezen.

Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 10 februari 2010, heeft de oma verzocht de beschikking van 2 december 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende een omgangsregeling van eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond of een zodanige omgangsregeling zoals het hof in het belang van de kinderen juist acht vast te stellen.

Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 12 maart 2010, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht het verzoek van de oma af te wijzen.

Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 12 februari 2010 met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), een brief van 15 juli 2010 met bijlagen van BJZ en een fax van 19 juli 2010 van advocaat.

Ter zitting van 3 augustus 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de oma, bijgestaan door mr. a, de moeder, bijgestaan door mr. b de vader, namens BJZ de heer c en namens de raad mevrouw d.

De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie van de ouders zijn [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4] geboren. De ouders zijn op [huwelijksdag] met elkaar in het huwelijk getreden.

2. Bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 14 augustus 2007 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Deze echtscheidingsbeschikking is op 29 november 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.

3. De oma heeft op 4 december 2008 een verzoek bij de rechtbank Zwolle-Lelystad ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de kinderen.

4. De rechtbank heeft beslist zoals hiervoor vermeld onder ‘het geding in eerste aanleg’.

Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 1:377a BW kan degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot een kind, de rechter verzoeken een omgangsregeling vast te stellen tussen hem/haar en dat kind.

6. Niet in geschil is dat de oma in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot de kinderen, zodat zij terecht in haar verzoek is ontvangen.

Strijd met de goede procesorde
7. De oma heeft gesteld dat zij de brief van BJZ van 1 september 2009 eerst ter zitting van de rechtbank van 10 november 2009 uitgereikt heeft gekregen en daarom onvoldoende op de inhoud van de brief heeft kunnen reageren.

8. Het hof zal hieraan voorbijgaan. De oma heeft immers in hoger beroep de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd. Zij is daarmee in de gelegenheid gesteld haar inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking waarvan beroep kenbaar te maken, zodat zij geen belang meer heeft bij deze grief en deze verder onbesproken kan blijven.

De grieven
9. De oma heeft in haar beroepschrift -kort samengevat- betwist dat de kinderen last hebben (gehad) van de met toestemming van de gezinsvoogd gehouden belcontacten met de vader tijdens de omgang met oma. De oma stelt dat het loyaliteitsconflict waar de kinderen onder lijden, te maken heeft met de negatieve houding van de moeder ten opzichte van de vader. Ten onrechte heeft de rechtbank niet meegewogen dat voorheen een zeer intensief contact tussen oma en de minderjarigen bestond en dat zij hen ook verzorgd heeft. De oma betwist dat zij BJZ onder druk zou hebben gezet om vader aanwezig te laten zijn bij de omgangscontacten. Zij stelt slechts te hebben voorgesteld om een deel van haar tijd beschikbaar te stellen om de omgang tussen de vader en de kinderen weer langzaam op te starten. Verder betreurt zij dat de ter zitting van 18 februari 2009 gemaakte afspraak over mediation tussen moeder en haar niet van de grond is gekomen. Concluderend is de oma van mening dat de moeder onvoldoende het belang van de kinderen voor ogen heeft, maar voornamelijk handelt uit eigen belang. Volgens de oma is het in het belang van de kinderen om contacten te onderhouden met alle volwassenen met wie zij een goede band hebben.

10. De moeder acht het, evenals de oma, in het belang van de kinderen dat zij hun oma kunnen zien. De moeder is echter van mening dat er sprake moet zijn van begeleide omgang om te voorkomen dat de vader -aan wie het recht op omgang tijdelijk is ontzegd- de omgangsmomenten met de oma gebruikt voor contact met de kinderen. De gevraagde omgangsregeling vindt de moeder te uitgebreid. De moeder heeft voorts aangegeven dat de oma altijd welkom is in haar woning.

11. BJZ heeft ter zitting aangegeven dat de mediation vanwege een depressie bij de moeder niet van de grond is gekomen. Inmiddels gaat het volgens BJZ weer veel beter met de moeder. De omgang tussen de oma en de kinderen verloopt positief. De mogelijke belcontacten met de vader ten tijde van die omgang brengen echter zodanige spanningen teweeg, dat dit zijn weerslag heeft op de moeder en de kinderen. Daarom wil BJZ toewerken aan een begeleide omgangsregeling tussen de oma en de kinderen van eens per twee maanden gedurende twee uren. Van groot belang is hierbij, aldus BJZ, dat de oma geen positie inneemt met betrekking tot de rol van de vader en dat er geen belcontacten zijn tussen de vader en de kinderen. De stabiliteit in de thuissituatie dient voor de kinderen gewaarborgd te blijven en spanningen in het kader van de bezoekregeling moeten worden voorkomen.

12. De vader is van mening dat de omgang het beste plaats kan vinden in een neutrale omgeving. Hij acht de door BJZ voorgestelde omgangsregeling tussen oma en de kinderen van eens in de twee maanden gedurende twee uren te summier.

13. De raad heeft begeleide omgang op een neutrale plaats geadviseerd. Mogelijk kan, volgens de raad, de oma in een later stadium de kinderen ook af en toe bij moeder ontmoeten. Een frequentie van ongeveer twee keer per maand gedurende twee of drie uren acht de raad in dit geval geschikt voor de omgangsregeling.

De overwegingen
14. Gebleken is dat de kinderen zeer positief tegenover de oma staan. De rol van de vader maakt de omgang tussen de oma en de kinderen echter gecompliceerd. De oma heeft aangegeven dat zij overal aan mee wil werken om de kinderen te kunnen zien, maar dat de situatie voor haar wel lastig is, omdat de kinderen met veel vragen zitten en zij wel eerlijk wil zijn tegen de kinderen. Volgens de oma kunnen zij en de kinderen hiermee onvoldoende terecht bij BJZ.

15. Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een beslissing over een definitief vast te stellen omgangsregeling te kunnen nemen. Het hof is echter, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het onder de huidige omstandigheden in het belang van de kinderen is dat er omgang plaatsvindt tussen de oma en de kinderen. Gelet op de problematiek in deze zaak, zal het hof eerst een voorlopige omgangsregeling vaststellen, inhoudende dat de oma iedere eerste woensdag van de maand van 13.30 uur tot 16.30 uur, ten kantore van BJZ te Zwolle en onder begeleiding van BJZ, omgang met de kinderen heeft. Het hof verbindt hieraan de volgende voorwaarden. De oma dient haar zoon (de vader) op geen enkele wijze te betrekken bij de omgang. Tevens dient zij tijdens de omgang haar telefoon uit te schakelen.

De slotsom
16. Het hof zal de zaak aanhouden en verwijzen naar een zitting in de tweede helft van april 2011, met opdracht aan partijen zoals nader omschreven in het dictum van deze beschikking. Tevens draagt het hof aan BJZ op om het hof tijdig, maar uiterlijk vóór 1 april 2011, te rapporteren over het verloop van de voorlopige omgangsregeling tussen de oma en de kinderen.

De beslissing
Het gerechtshof:

stelt voorlopig, totdat nader is beslist, de volgende omgangsregeling vast:
de oma mag, met ingang van heden, iedere eerste woensdag van de maand van 13.30 uur tot 16.30 uur, ten kantore van BJZ te Zwolle en onder begeleiding van BJZ, omgang hebben met de mind[kind 1]igen [kind 1], geboren op [2001], [kind 2], geboren op [2003], [kind 3], geboren op [2004] en [kind 4], geboren op [2005];

en alvorens verder te beslissen:

verwijst de behandeling van de zaak naar een zitting van dit hof in de tweede helft van de maand april 2011, met opdracht aan de beide advocaten om binnen drie weken na heden opgave te doen aan de griffier van het hof van hun verhinderdata en die van partijen over de tweede helft van de maand april 2011;

draagt BJZ op om tijdig, maar uiterlijk vóór 1 april 2011, te rapporteren aan het hof als bedoeld in rechtsoverweging 16;

Hebt u omtrent vragen dan wel behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd  telefonisch contact opnemen met onze advocaten. Dit gaat snel en u krijgt direct een  advocaat aan de telefoon. Onze advocaten zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. .