Aansprakelijkheid van gemeente (voor weg / straat)

Aansprakelijkheid gemeente wegens een gebrek aan de weg of de weguitrusting op grond van (a) een gebrekkige opstal dan wel (b) onrechtmatige daad.

Gebrekkige opstal

Op grond van artikel 6:174 BW is de Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor schade die het gevolg is van een gebrek aan de openbare weg of de weguitrusting. Van een gebrek is sprake als de weg of de weguitrusting naar objectieve maatstaven gemeten niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar oplevert voor personen of zaken.
Of dit het geval is hangt volgens vaste jurisprudentie af van het antwoord op de vraag of die weg of weguitrusting, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen of zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans is op verwezenlijking van het gevaar en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te verlangen zijn. In dat kader komt onder meer betekenis toe aan de beleidsvrijheid die de Gemeente heeft en de haar ter beschikking staande financiële middelen (ECLI:NL:HR:2010:BN6236 en ECLI:NL:HR:2014:831).

Onrechtmatige daad

Het in het leven roepen van een gevaarzettende situatie kan, als dat gevaar zich verwezenlijkt, leiden tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW indien is voldaan aan de criteria die de Hoge Raad heeft geformuleerd in het zogenaamde Kelderluikarrest. In dit arrest is beslist dat alleen in het licht van de omstandigheden van het geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre aan iemand, die een situatie in het leven roept welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en het met oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt.

Daarbij dient te worden gelet op niet alleen de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.