Verwijdering onrechtmatige publicaties
Verwijdering onrechtmatige publicaties
In de hedendaagse tijd is het zeer gemakkelijk om bepaalde onrechtmatige beschuldigingen te verspreiden via de media. Deze onrechtmatige publicaties kunnen iemand schaden en daarom is het van belang dat zulke publicaties verwijderd worden. Zo een geval deed zich voor in een uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2021:10078). In deze zaak wendde de Staat zich tot de rechter als werkgever van een raadsman. De gedaagde beschuldigde de raadsheer in deze zaak via twitter van ambtsmisbruik en bracht de raadsheer, en haar echtgenoot, in verband met kindermisbruik. De Staat eiste in het kort het verwijderen van de onrechtmatige publicaties en een straat- en contactverbod.
Conflicterende belangen
In de zaak waren twee conflicterende belangen. Aan de ene kant voerde de Staat aan dat de onrechtmatige publicaties resulteerden in een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en een inbreuk op de eer en de goede naam, zoals vermeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Hiertegenover stond het belang van behartiging van artikel 10 lid 1 EVRM. Dit grondrecht beschermt de vrijheid van meningsuiting en het recht zich vrijelijk te bewegen. Deze rechten kunnen alleen ingeperkt worden als dit bij wet voorzien is en noodzakelijk geacht wordt voor een democratische samenleving. Een grond voor die inperking kan bijvoorbeeld artikel 10 lid 2 EVRM zijn.
Van een schending van artikel 8 is sprake indien de uitspraken onrechtmatig zijn conform artikel 6:162 BW. Om antwoord te krijgen op de vraag of er in een bepaald geval sprake is van een onrechtmatige inbreuk op artikel 8 EVRM in de zin van artikel 6:162 BW, moeten alle belangen tegen elkaar afgewogen worden. Het belang van de gedaagde was in deze zaak dat men zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitspreken over misstanden die de samenleving raken. Hiertegenover stond het belang van de raadsheer, en de Staat in het verlengde, dat de raadsheer niet blootgesteld dient te worden aan ongegronde en onterechte verdachtmakingen. Bovendien dient de privacy van de raadsheer niet onnodig te worden geschonden. Bij de afweging van deze belangen dienen alle omstandigheden van het geval meegenomen te worden. In deze zaak is geoordeeld dat hier sprake was van onrechtmatige publicaties, omdat er geen enkele feitelijke onderbouwing ten grondslag lag aan de door de gedaagde gemaakte verwijten. De rechtbank concludeerde dan ook dat er sprake was van onrechtmatige beschuldigingen en dat heeft geleid tot toewijzing van de daaruit voortvloeiende vorderingen.
Conclusie
Uit de besproken zaak kan afgeleid worden dat onrechtmatige publicaties zeer schadelijk kunnen zijn voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en een inbreuk vormen op de eer en de goede naam. Hieruit vloeit voort dat het wenselijk kan zijn dat onrechtmatige publicaties gedwongen verwijderd worden. Wel moet ieder geval apart bekeken worden en moeten alle belangen gelijkwaardig gewogen worden, omdat andere (grond)rechten als de vrijheid van meningsuiting hierdoor beperkt kunnen worden.