Bescherming van eer en goede naam versus vrijheid van meningsuiting

In deze zaak draait het om het volgende. Jaren na publicatie van de artikelen in De Volkskrant ondervindt [A] nog altijd hinder van de artikelen, waarvan de rechtmatigheid op zichzelf in deze procedure niet wordt betwist. De artikelen verschijnen als zoekresultaten op internet wanneer zijn naam wordt ingetypt in zoekmachine Google. [A] wordt in de artikelen als onbetrouwbaar figuur neergezet, als gevolg waarvan hij schade lijdt, omdat hij dientengevolge niet bij machte is om financiering voor een nieuwe onderneming te verkrijgen. Er dient daarom volgens [A] een afweging plaats te vinden tussen zijn belangen en de belangen van de Volkskrant B.V. Volgens [A] weegt zijn recht op bescherming van zijn eer en goede naam zwaarder dan het recht op de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant B.V., en is een beperking van de vrijheid van meningsuiting -door verwijdering van de artikelen uit het archief en van internet- uit hoofde van artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) op zijn plaats, nu de Volkskrant B.V. onrechtmatig jegens hem handelt door de artikelen in haar archief en op internet geplaatst te houden.

De rechtbank oordeelt als volgt. Uitgangspunt is dat de vordering van [A] in beginsel een beperking inhoudt  van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van de Volkskrant B.V.  op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld  ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer het in haar archief en op internet geplaatst houden van -op zichzelf rechtmatige- artikelen van de Volkskrant B.V. onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Voor het antwoord  op de vraag of dit het geval is, dient een belangenafweging te worden gemaakt die met inachtneming van alle bijzonderheden omstandigheden van het geval ertoe strekt na te gaan welke van beide hier tegenover elkaar staande fundamentele rechten -enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van de Volkskrant B.V. en anderzijds het recht op bescherming van eer en goede naam aan de zijde van [A]- in dit geval zwaarder weegt.

Mocht u omtrent bescherming van eer en goede naam en vrijheid van meningsuiting vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u spreekt direct een van onze auteursrecht advocaten. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 436821 / HA ZA 09-2776

Vonnis van 31 maart 2010

in de zaak van

[A],
wonende te –,
eiser,
advocaat mr. drs. X,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen hierna [A] en de Volkskrant B.V. genoemd worden.

1.  De procedure
1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding van 28 juli 2009 met bewijsstukken,
–  de conclusie van antwoord met bewijsstukken,
–  het tussenvonnis van 25 november 2009, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
–  het proces-verbaal van comparitie van 3 februari 2010, met de daarin vermelde stukken.

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten
2.1.  Als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, staan de volgende   feiten vast.

2.2.  [A] is de oprichter van het “[A] College”. Eind jaren tachtig heeft [A] het   [A] College verkocht.

2.3.  [A] heeft omstreeks het jaar 2000 de onderneming Odian opgericht met als doel   het bij Nederlandse zorginstellingen detacheren van werknemers uit de Filippijnen.Eind 2002 is Odian failliet gegaan.

2.4.  Vervolgens zijn in de Volkskrant B.V. de volgende artikelen over [A]   verschenen:
– 20 december 2002: “Werver van verplegers failliet”
– 24 april 2003: “Ex relaties betichten zorgbedrijf [A] van geknoei bij bankroet”
– 24 april 2003: “Een koffer vol verpleegsters”
– 10 oktober 2005: “Samengepropt in een dure flat, zonder werk, zonder geld”
– 25 oktober 2005: “Een innemende gentleman met een heel donker kantje”.

2.5.  De in r.o. 2.4. genoemde artikelen worden bewaard in het gedigitaliseerde archief van de Volkskrant. Voorts zijn de artikelen op internet te vinden, wanneer op zoekmachine Google de naam “[A]” wordt ingetypt.

3.  Het geschil
3.1.  [A] vordert (samengevat) na wijziging van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij   voorraad, (primair) de Volkskrant B.V. te bevelen om de in 2.4. genoemde   artikelen uit het archief en van internet te verwijderen dan wel (subsidiair) deze   artikelen van internet te verwijderen, telkens op straffe van verbeurte van een   dwangsom. Voorts vordert zij de Volkskrant B.V. te veroordelen in de kosten van   de procedure, waaronder een salaris voor de advocaat.

3.2.  [A] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Jaren na publicatie van de artikelen in De Volkskrant ondervindt [A] nog altijd hinder van de artikelen, waarvan de rechtmatigheid op zichzelf in deze procedure niet wordt betwist. De artikelen verschijnen als zoekresultaten op internet wanneer zijn naam wordt ingetypt in zoekmachine Google. [A] wordt in de artikelen als onbetrouwbaar figuur neergezet, als gevolg waarvan hij schade lijdt, omdat hij dientengevolge niet bij machte is om financiering voor een nieuwe onderneming te verkrijgen. Er dient daarom volgens [A] een afweging plaats te vinden tussen zijn belangen en de belangen van de Volkskrant B.V. Volgens [A] weegt zijn recht op bescherming van zijn eer en goede naam en het recht om in zijn levensonderhoud en dat van zijn kinderen te voorzien inmiddels zwaarder dan het recht op de vrijheid van meningsuiting van de Volkskrant B.V., en is een beperking van de vrijheid van meningsuiting -door verwijdering van de artikelen uit het archief en van internet- uit hoofde van artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) op zijn plaats, nu de Volkskrant B.V. onrechtmatig jegens hem handelt door de artikelen in haar archief en op internet geplaatst te houden.

3.3.  De Volkskrant B.V. voert verweer. Zij voert allereerst aan dat het door [A] ingeroepen (grond)recht om in zijn eigen levensonderhoud en dat van zijn kinderen te voorzien, gelet op de verticale werking hiervan, alleen jegens de overheid kan worden ingeroepen. Voor zover [A] een beroep heeft gedaan op zijn recht op bescherming van zijn eer en goede naam, heeft de Volkskrant B.V. het volgende aangevoerd. De Volkskrant B.V. betwist dat zij onrechtmatig handelt door de artikelen op internet en in haar archief geplaatst te houden, en is bovendien van mening dat de gevorderde beperking niet noodzakelijk is in een democratische samenleving. De Volkskrant B.V. heeft hiertoe aangevoerd dat het van belang is dat de integriteit en volledigheid van media-archieven bewaard wordt om geschiedvervalsing te voorkomen. Het aanpassen of verwijderen van rechtmatige publicaties zou afbreuk doen aan de reputatie van de media als integere en betrouwbare bron van nieuws. De kerntaak van de media is immers het aan de kaak stellen van misstanden. Die kerntaak zou ernstig worden beperkt wanneer media hun archieven na verloop van tijd zouden moeten opschonen tot louter positief nieuws.

3.4.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
4.1.  Ter beoordeling ligt allereerst voor de vraag of aan [A] jegens de Volkskrant B.V. een beroep toekomt op bescherming van zijn recht om in zijn levensonderhoud en dat van zijn kinderen te voorzien. Artikel 20 van de Grondwet bepaalt dat de bestaanszekerheid van de bevolking een voorwerp van zorg van de overheid is. Nu uit de tekst van het artikel volgt dat het artikel uitsluitend verticale werking heeft, komt aan [A] jegens de Volkskrant B.V. geen beroep op het recht om in zijn levensonderhoud en dat van zijn kinderen te voorzien toe.

4.2.  Nu -terecht- niet is betwist dat [A] jegens de Volkskrant B.V. wel een beroep kan doen op het recht op bescherming van zijn eer en goede naam, komt de rechtbank toe aan beoordeling van de vraag of een beroep op dit recht een beperking van het recht van de Volkskrant B.V. op de vrijheid van meningsuiting rechtvaardigt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.

4.3.  Uitgangspunt is dat de vordering van [A] in beginsel een beperking inhoudt
van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van de Volkskrant B.V.   op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij   wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld   ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder   de bescherming van rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is   voorzien, is sprake wanneer het in haar archief en op internet geplaatst houden van   -op zichzelf rechtmatige- artikelen van de Volkskrant B.V. onrechtmatig is in de   zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Voor het antwoord   op de vraag of dit het geval is, dient een belangenafweging te worden gemaakt die   met inachtneming van alle bijzonderheden omstandigheden van het geval ertoe   strekt na te gaan welke van beide hier tegenover elkaar staande fundamentele   rechten -enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van
de Volkskrant B.V. en anderzijds het recht op bescherming van eer en goede naam   aan de zijde van [A]- in dit geval zwaarder weegt.

4.4.  [A] heeft gesteld dat zijn belang erin is gelegen dat hij niet, jaren na publicatie van de artikelen, geconfronteerd wenst te worden met de negatieve gevolgen hiervan. De Volkskrant B.V. heeft een beroep gedaan op het algemene belang van media om misstanden die de samenleving raken aan de kaak te stellen. Om geschiedvervalsing te voorkomen is een betrouwbare en integere online archivering noodzakelijk, aldus de Volkskrant B.V. Voorts heeft de Volkskrant B.V. een beroep gedaan op haar economische belangen, die erin zijn gelegen om hoge kosten die gemoeid zouden zijn met de verplichting om negatieve verhalen na verloop van tijd uit haar archief te verwijderen, te voorkomen.

4.5.  Bij de afweging van deze belangen wordt voorop gesteld dat [A] de rechtmatigheid van de artikelen in deze procedure niet heeft betwist. Dat betekent dat van de rechtmatigheid van de artikelen wordt uitgegaan. Dat neemt niet weg dat artikelen, zelfs als de rechtmatigheid hiervan niet in geding is, door het internet en zoekmachines als Google, jaren na publicatie daarvan nog altijd negatieve gevolgen kunnen hebben voor de betrokken personen. Daar staat echter tegenover dat de samenleving moet kunnen vertrouwen op een volledige en integere (online) archivering. Media hebben bij het dienen van dit publieke belang een belangrijke taak. De pers heeft namelijk de primaire rol van publieke waakhond, maar een belangrijke secundaire functie is het beschikbaar maken van nieuws in archieven. Daarmee is een verplichting tot het verwijderen van artikelen, die op zichzelf rechtmatig zijn, uitsluitend vanwege een negatieve lading, niet goed te verenigen. De archivering zou dan geen betrouwbare getuigenis van het verleden meer vormen. De belangen afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [A] bij bescherming van zijn eer en goede naam niet opweegt tegen het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van de Volkskrant B.V.

4.6.  Tegen de achtergrond van het voorgaande wordt het in haar archief en op internet   geplaatst houden van de artikelen door de Volkskrant B.V. niet onrechtmatig in de   zin van artikel 6:162 BW geacht. De vordering van [A] zal dan ook worden   afgewezen.

4.7.  [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden   veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Volkskrant B.V. worden begroot op:
– vast recht    EUR   262,00
– salaris advocaat     904,00 (2,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal    EUR  1.166,00

5.  De beslissing
De rechtbank

5.1.  wijst de vorderingen af,

5.2.  veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van de Volkskrant B.V. tot op   heden begroot op EUR 1.166,00,

5.3.  verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.  (bron:www.rechtspraak.nl)