Schadevergoeding bij smaad, laster en onrechtmatige uitlatingen

Schadevergoeding bij smaad, laster en onrechtmatige uitlatingen

Onrechtmatige berichten op internet of publieke nieuwsbronnen kunnen gemakkelijk schade veroorzaken. Hierbij kan gedacht worden aan reputatieschade, omzetverlies, verlies aan inkomsten, etc.

Bij onrechtmatige uiting (smaad en laster) is de dader gehouden eventuele schade door die uiting aan de benadeelde te vergoeden. Dit volgt op grond van de wet ex artikel 6:95 BW. Het slachtoffer kan vervolgens op grond van 6:96 BW vermogensschade vorderen (materiële schade) en op grond van 6:106 BW ander nadeel (immateriële schade).

Een onrechtmatige publicatie / berichtgeving kan zowel materiële als immateriële schade veroorzaken.

Immateriële schadevergoeding komt in drie gevallen in aanmerking voor vergoeding (6:106 lid 2 BW):

1. Indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had om immateriële schade aan de benadeelde toe te brengen komt deze schade altijd voor vergoeding in aanmerking;
2. Vergoeding van immateriële schade kan ook plaatsvinden indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
3. Indien het nadeel gelegen is in de aantasting van de nagedachtenis van de overledene. Op grond van deze bepaling kunnen nabestaanden dus de eer en goede naam van hun overleden familieleden beschermen.

In de zaak die diende voor de rechtbank Groningen met vonnis op 5 december 2007 (gepubliceerd onder ECLI: NL: RBGRO:2007: BB9514) vordert eiser (een advocaat die tevens actief is in de gemeentelijke politiek) van gedaagde een immateriële schadevergoeding omdat eiser in zijn eer en goede naam is aangetast door een door gedaagde afgegeven radio interview waarin gedaagde heeft aangegeven dat ‘een mevrouw X’ aangifte heeft gedaan van verkrachting door eiser. Uit nader onderzoek is gebleken dat het Openbaar Ministerie destijds niet tot vervolging is overgegaan van eiser omdat uit feiten en omstandigheden was gebleken, dat deze de aangifte niet konden dragen.

Eiser stelt dat zijn immateriële schade bestaat in een zeer ernstige aantasting van zijn eer en goede naam. Bij de vaststelling van de omvang van de schade, dient naar de mening van eiser betrokken te worden dat hij in zijn beroep als zelfstandig praktiserend advocaat en in zijn functie als gemeenteraadslid in het bijzonder kwetsbaar was voor de effecten van de door gedaagde geuite beschuldigingen. Daarbij komt nog het feit dat er op gedaagde, gelet op haar maatschappelijke en politieke positie, een verzwaarde zorgplicht rustte waar het gaat om zich te onthouden van het haar verweten gedrag en dat de schending daarvan evenals de intentie waarmee zij haar uitlatingen heeft gedaan en waarvan eiser, gelet op de feiten en omstandigheden aanneemt dat die is geweest het veroorzaken van reputatieschade (zie hierboven 6:106 lid 2 BW de 1e grond) de bepaling van de schadevergoeding dient mee te wegen. Eiser verwijst naar een tweetal soortgelijke zaken in jurisprudentie (gerechtshof Leeuwarden 26 januari 2005 (LJN: AS4032)), waarbij vergoeding is toegekend van € 30.000,00 en de rechtbank Arnhem van 1 april 2009 (LJN: AA1017) waarbij een vergoeding werd toegekend van ruim € 80.000,00. Eiser acht in dit geval het vergoeden van € 80.000,00 op zijn plaats c.q. billijk.

Gedaagde voert verweer en stelt allereerst dat eiser geen materiële schade vordert, alsook heeft geleden. Verder stelt gedaagde dat geen sprake is van enige vorm van psychische letsel en/of afname van het aantal cliënten van eiser en/of verstoring van relaties van eiser. Kortom, gedaagde betwist dat eiser materiële en immateriële schade heeft geleden.

Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 6:106 BW de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat ingeval hij in zijn eer of goede naam is geschaad. Voor het ontstaan van deze vorm van schade is niet van belang of betrokkene als gevolg van de onrechtmatige daad materiële schade heeft geleden of fysiek of psychisch letsel heeft opgelopen. Aantasting van de eer of goede naam van de betrokkene is voldoende.

De rechtbank oordeelt dat van een dergelijke aantasting ten aanzien van de beschuldigde persoon sprake is in geval van een onrechtmatige openbaarmaking van een beschuldiging over verkrachting. Bij de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding van immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van een geval waarbij de rechtbank tevens acht dient te slaan op eerdere rechterlijke uitspraken in vergelijkbare gevallen. (N.B.: de soortgelijke gevallen in voormelde uitspraken (LJN: AA1017 en LJN: AS4032) zien op seksueel misbruik van kinderen.

Alles overziende heeft de rechtbank geoordeeld dat rekening houdend met de omstandigheden van het geval, met name ook de maatschappelijke en politieke positie van eiser en de wijze waarop gedaagde jegens eiser de beschuldiging heeft geuit en daarbij gebezigde bewoordingen, een veroordeling tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 25.000,00 redelijk en billijk is. Hierbij heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de financiële positie van gedaagde.

Algemeen
Uit deze uitspraak volgt dat met name boute en expliciete beschuldigingen op het gebied van verkrachting en een beschuldiging van een misbruik van kinderen zonder enig aantoonbaar verificatoir bewijs kunnen leiden tot een toekenning van forse schadevergoedingen aan de benadeelde partij.

De rechtspraak is in gevallen van (uitsluitend) een aantasting in eer en goede naam zeer terughoudend in de toekenning van omvangrijke schadevergoedingen c.q. wordt hiermee terughoudend omgegaan. Dit volgt ook uit de jurisprudentie gepubliceerd in het Smartengeld boek van de ANWB (waarin uitspraken zijn gepubliceerd van de Nederlandse rechter over de vergoeding van de immateriële schade). Uit deze uitspraken volgt dat het merendeel van de inbreuken op privacy / aantasting in de persoon (eer en goede naam) leidt tot veelal beperkte schadevergoeding variërend van de € 5.000,00 tot € 15.000,00. Aantijgingen op het gebied van seksueel misbruik of het plegen c.q. het hebben gepleegd van straffe feiten, leiden tot veel omvangrijke schadevergoedingen, namelijk variërend van € 20.000,00 tot € 100.000,00.