Schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 BW bij de koop van een woning

Schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 BW bij de koop van een woning

Over het algemeen kunnen overeenkomsten zowel mondeling als schriftelijk worden afgesloten. Sinds 2013 maakt artikel 7:2 BW hierop echter een uitzondering, indien het een koopovereenkomst voor een woning betreft en de koper een natuurlijk persoon is. Voorgenoemd artikel verplicht in een dergelijke koop een schriftelijkheidsvereiste. Hiermee worden mondelingen overeenkomsten uitgesloten. Hierdoor wordt consument-koper en consument-verkoper beschermd en wordt duidelijk óf en wanneer de koop tot stand is gekomen. Doch blijven er onzekerheden rond dit vereiste. Zo ook in een recente zaak voor de rechtbank Amsterdam (RVR 2022/87). Hierin stond de volgende vraag centraal: is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste als bedoeld in artikel 7:2 BW ingeval van acceptatie van een aanbod via e-mail?

In de onderhavige zaak verkochten gedaagden hun woning. De eiser in deze zaak heeft na interesse getoond te hebben een bod uitgebracht en deze later verhoogd. De makelaar heeft per e-mail medegedeeld dat het bod geaccepteerd is en dat de aankoop van de woning hiermee geslaagd was. Echter, later op dezelfde dag mailde de makelaar met het bericht dat er een hoger bod was uitgebracht en dat er geen uitvoering zou worden gegeven aan de eerder gesloten overeenkomst. De eiser vordert nakoming van de koopovereenkomst. De gedaagden stellen dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat er niet is voldaan aan het schriftelijkheidsveresite van artikel 7:2 BW.

Indien er niet aan dit vereiste is voldaan, wordt de koopovereenkomst niet rechtsgeldig en daarmee kan de beoogde bedenktermijn die artikel 7:2 BW garandeert voor de koper niet van start gaan. Deze termijn begint namelijk te lopen na de ter handstelling van de schriftelijke akte. Bij gebrek hiervan is de koopovereenkomst voor de woning nietig. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 7:2 BW blijkt dat een briefwisseling niet voldoet aan dit vereiste. Er wordt echter niks duidelijk over elektronische overeenstemming.

De rechtbank wees in onderhavige zaak de vordering van de eiser af. Hierbij verwijst zij naar de parlementaire geschiedenis en het beoogde doel van artikel 7:2 BW. Hiermee is zaak vastgesteld dat acceptatie van een aanbod via een e-mail niet voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste als bedoeld in artikel 7:2 BW en daarmee kan er via deze weg geen koopovereenkomst tot stand komen.