Gebrekkige en functioneel ongeschikte bouwstoffen onder de UAV

In het bouwproces kunnen er veel dingen fout gaan. De grote vraag is dan altijd wie er uiteindelijk voor de kosten opdraait: de opdrachtgever of de aannemer? Wanneer de UAV 2012 (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken, 2012) toepasselijk is verklaard tussen partijen, moet er in dergelijke situaties goed naar de omstandigheden van het geval worden gekeken. Wat betreft bouwstoffen kunnen er krachtens de UAV 2012 namelijk belangrijke distincties worden gemaakt.

De UAV 2012 regelt de rechtsverhouding tussen een aannemer en diens opdrachtgever. De overeenkomst tussen de opdrachtgever en de aannemer kan optioneel voor een groot deel worden vormgegeven door de UAV 2012. De voorwaarden regelen alle aspecten van het bouwproces. Zo ook de risicoverdeling en de aansprakelijkheid. De ontwerpaansprakelijkheid rust in beginsel op de opdrachtgever en de aansprakelijkheid voor de uitvoering rust op de aannemer.

Bouwstoffen zijn functioneel ongeschikt als ze naar hun aard ongeschikt zijn voor het doel waarvoor zij zijn bedoeld. Een tekenend voorbeeld is project-specifieke omstandigheden, zoals een omgeving dichtbij zee. Wanneer er in zo’n geval wordt gekozen voor het gebruik van materialen die niet bestand zijn tegen het zoutgehalte in de lucht, is er sprake van functioneel ongeschikte bouwstoffen. Wanneer voorgeschreven bouwstoffen functioneel ongeschikt zijn, ligt de aansprakelijkheid bij de opdrachtgever, tenzij de aannemer heeft verzuimd om de opdrachtgever hierover in te lichten. Er wordt in elk geval aangenomen dat de interpretatie in het nadeel dient te geschieden van degene die opdracht gaf tot het gebruiken van de specifieke bouwstoffen.

Er is geen sprake van functioneel ongeschikte bouwstoffen wanneer het gebruikte materiaal zelf gebrekkig was. In dat geval kan het gebrek onder de garantie van de opdrachtgever vallen, zie paragraaf 22 UAV 2012. Vereist is dat er tussen partijen expliciet een garantie is opgesteld. Functioneel ongeschikte bouwstoffen zijn expliciet uitgesloten van deze garantie en kunnen dus niet alsnog onder de aansprakelijkheid van de aannemer vallen. Wanneer er een garantie is opgesteld, moet er voldoende aannemelijk worden gemaakt door de opdrachtgever dat de gebreken met grote mate van waarschijnlijkheid toegeschreven kunnen worden aan de aannemer. Hier is bijvoorbeeld sprake van wanneer de bouwstoffen beschadigd werden tijdens het vervoer door de aannemer.

Wie er opdraait voor de schade door bouwstoffen is dus afhankelijk van de vraag of de bouwstoffen zelf gebrekkig waren, of enkel naar hun aard ongeschikt voor het doel waren (functioneel ongeschikt). Wanneer er sprake is van functionele ongeschiktheid, is de opdrachtgever die opdracht gaf tot het gebruik van de specifieke bouwstoffen aansprakelijk. Wanneer er sprake is van gebrekkige bouwstoffen kan de aannemer aansprakelijk zijn, mits de opdrachtgever voldoet aan de bewijslast.