Arrest Hoge Raad inzake meerwerk

Arrest Hoge Raad inzake meerwerk

Op 1 juli 2022 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak over meerwerk. Met dit arrest werd er een nieuwe lijn ingeslagen gelet op de ‘tenzij-bepaling’ uit artikel 7:755 BW.

Oude lijn

Voor het arrest van 1 juli 2022 gold dat er meerdere vereisten noodzakelijk waren om te voldoen aan de ‘tenzij-bepaling’ uit artikel 7:775 BW. Allereerst moest er sprake zijn van een opdrachtgever die zonder inlichting begreep dat er voor de uitvoering van het meerwerk een prijsverhoging nodig was. Daarnaast moest deze opdrachtgever ook een reëel inzicht hebben in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten. Wanneer er aan deze twee vereisten was voldaan, werd er voldaan aan de tenzij-bepaling uit artikel 7:775 BW. Deze oude lijn was gericht op de bescherming van de opdrachtgever en zorgde ervoor dat de meerwerkvordering van een aannemer pas toegewezen kon worden wanneer de opdrachtgever goed geïnformeerd was.

Nieuwe lijn

In het arrest van 1 juli 2022 wordt er een nieuwe lijn gekozen door de Hoge Raad. In plaats van dat er aan twee vereisten moet worden voldaan, moet er nu nog maar aan één vereiste worden voldaan. Met deze uitspraak is niet meer van belang dat de opdrachtgever een reëel inzicht heeft in de prijsverhoging die het meerwerk met zich meebrengt. Deze keuze lijkt een drastische omslag, maar is erg goed te verklaren vanuit de memorie van toelichting en de wettekst.

Memorie van toelichting en wettekst

Uit de memorie van toelichting valt op dat geen verplichting tot het geven van inzicht in de prijs van meerwerk opgenomen is. De aannemer heeft dus in principe geen verplichting om de prijs door te geven aan de opdrachtgever. Dit resulteert erin dat de opdrachtgever geen inzicht hoeft te hebben over de hoogte van de prijs die het meerwerk met zich meebrengt, maar enkel dat de prijs stijgt. De opdrachtgever kan dus toestemming geven om het meerwerk te laten verrichten voor een verhoging van de prijs zonder daadwerkelijk deze prijs te weten. En ook als enkel de wettekst gelezen wordt, kan hier geen noodzaak tot informatieverschaffing over de prijs van het meerwerk uit worden afgeleid. Enkel het gegeven dat de opdrachtgever de noodzaak tot een verhoging van de prijs zelf had moeten begrijpen, is al voldoende.

Informatieplicht opdrachtgever

Het is natuurlijk niet het geval dat een opdrachtgever niets aan zijn onwetendheid over deze prijs kan doen. Wanneer er een situatie ontstaat waarin er voor een nog onbekende prijsstijging meerwerk kan worden afgesproken, is het de taak van de opdrachtgever om zelf met de aannemer in gesprek te gaan. De informatieplicht ligt bij de opdrachtgever, het is dus zijn verantwoordelijkheid om contact te zoeken met de aannemer. Dat de gevolgen van het niet-aangaan van dit gesprek voor risico komen van de nalatige opdrachtgever, is bevestigd door het Hof Amsterdam. Het nalaten van de informatieplicht, resulteert erin dat de kosten voor het meerwerk betaald moeten worden door de opdrachtgever.

Artikel 7:752

Maar hoe hoog mogen deze kosten voor het meerwerk dan zijn? Ook daar heeft de Hoge Raad uitspraak over gedaan. Artikel 7:752 BW is van toepassing, het moet gaan om een redelijke prijs. Doordat er bij het sluiten van de overeenkomst geen prijs voor het meerwerk is afgesproken, mag de aannemer slechts een redelijke prijs bedingen.

Conclusie

Kortom, de Hoge Raad heeft de oude lijn achter zich gelaten. Onder de oude lijn genoten de opdrachtgevers veel bescherming. De Hoge Raad heeft ervoor gekozen om naar aanleiding van de memorie van toelichting en de wettekst deze bescherming los te laten. Onder de nieuwe lijn valt de bescherming van de opdrachtgever weg. Dit zorgt ervoor dat er een actievere rol komt voor de opdrachtgever, door actief in gesprek te gaan met de aannemer en zo de informatieplicht in te vullen.