Huurrecht advocaat ǀ opzegging huur bedrijfsruimte – huurbescherming

Hebt u omtrent huurrecht bedrijfsruimte en/of een huurovereenkomst daaromtrent, vragen dan wel behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, bel dan ons centrale telefoonnummer 030 252 35 20. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze huurrecht advocaten aan de telefoon. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Opzegging huur bedrijfsruimte – huurbescherming

De huur van bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 BW geldt in beginsel voor een eerste termijn van vijf jaar (art. 7:292 lid 1 BW), daarna voor een tweede termijn van vijf jaar (art. 7:292 lid 2 BW) en daarna voor onbepaalde tijd (art. 7:300 lid 1 BW). Hebben partijen de duur van de eerste termijn bepaald op meer dan vijf maar minder dan tien jaar, dan is de tweede termijn evenzoveel korter dan vijf jaar (art. 7:292 BW).

De huur kan worden opgezegd tegen het einde van de eerste of de tweede termijn en wel op termijn van een jaar (art. 7:293 lid 2 BW). De door de verhuurder opgezegde overeenkomst blijft, indien de huurder daarmee niet heeft ingestemd, na opzegging van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een vordering van de verhuurder dat de overeenkomst zal eindigen (art. 7:295 leden 1 en 2 BW).

Tegen het einde van de eerste termijn kan slechts worden opgezegd op twee in art. 7:296 lid 1 BW genoemde gronden:
a. de bedrijfsvoering van de huurder niet is geweest zoals een goed huurder betaamt, of
b. de verhuurder aannemelijk maakt dat hij, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad of een pleegkind het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen en hij daartoe het verhuurde dringend nodig heeft. Onder duurzaam gebruik wordt niet begrepen vervreemding van de bedrijfsruimte, maar wel renovatie van de bedrijfsruimte die zonder beëindiging van de huur niet mogelijk is.

Daaronder wordt ook verstaan renovatie die zonder beëindiging van de huur niet mogelijk is. Doet zo’n geval zich voor, dan moet de vordering worden toegewezen; voor een belangenafweging is dan geen plaats.

Tegen het einde van de tweede termijn kan worden opgezegd op vier verplichte toewijzingsgronden (art. 7:296 lid 4) en bovendien op grond van een belangenafweging (art. 7:296 lid 3 BW).

Hebben partijen de duur van de eerste termijn bepaald op tien jaar of langer, dan eindigt de overeenkomst niet door tijdsverloop, maar kan zij tegen het einde van de termijn worden opgezegd (art. 7:300 lid 2 BW). Art. 7:300 lid 3 BW verklaart onder meer art. 7:293 lid 2 en art. 7:295 t/m 299 BW van overeenkomstige toepassing.

In beginsel geniet de huurder dus bescherming gedurende een termijn van tien jaar. Binnen die termijn zou de huurder zijn investeringen kunnen terugverdienen en nadien zou de verhuurder als uitgangspunt weer de vrije beschikking over het pand moeten kunnen verkrijgen. Na deze termijn geniet de huurder overigens nog wel enige bescherming, zoals blijkt uit de belangenafweging die volgens art. 7:296 lid 3 BW dan als opzeggingsgrond kan dienen.(bron:www.rechtspraak.nl)