Overname huurcontract ǀ indeplaatsstelling bij huur van bedrijfsruimte

Hebt u omtrent huurrecht / huurrecht bedrijfsruimte vragen dan wel behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, bel dan ons centrale telefoonnummer 030 252 35 20. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze huurrecht advocaten aan de telefoon. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

indeplaatsstelling bij huur van bedrijfsruimte

De regeling van de indeplaatsstelling bij huur van bedrijfsruimte is neergelegd in artikel 7:307 BW.

Art. 7:307 BW voorziet in een bijzondere vorm van contractsovername waarbij de huurder – in afwijking van art. 6:159 BW – ook tegen de zin van de verhuurder zijn positie als huurder kan overdragen aan een derde.

Artikel 7:307 BW bepaalt:

1. Indien overdracht door de huurder aan een derde van het in het gehuurde door de huurder zelf of een ander uitgeoefende bedrijf gewenst wordt, kan de huurder vorderen dat hij gemachtigd wordt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen.
2. De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder of de ander die het bedrijf uitoefent, een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering.
3. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen.

Dit artikel biedt de huurder de mogelijkheid om tegen de wil van de verhuurder de huur van de bedrijfsruimte over te dragen in verband met de overname door een derde van het bedrijf dat in die bedrijfsruimte wordt uitgeoefend. De wetgever heeft daarbij (zoals blijkt uit de oorspronkelijke memorie van toelichting; Kamerstukken II, 1966/67, nr. 3, p. 9) de situatie voor ogen gehad dat de huurder gedurende de huurtijd een zwaarwichtig belang kan krijgen om zijn bedrijf te verkopen:

Overdracht van het bedrijf is dan niet mogelijk zonder overdracht van het huurrecht. Voor die gevallen is een bijzondere regeling ontworpen, in die zin dat de huuroverdracht met rechterlijke tussenkomst zal plaatsvinden indien de verhuurder niet bereid is zijn medewerking te verlenen. Wanneer van de huurder naar maatschappelijke opvattingen moeilijk anders verwacht kan worden dan dat hij zijn bedrijf overdraagt en hij daarvoor ook de huur moet overdragen, weegt het belang van de verhuurder om zich te houden aan de door hemzelf gekozen huurder niet zwaar genoeg.

Bij de in lid 2 van artikel 7:307 BW voorgeschreven belangenafweging dient de rechter te beslissen met inachtneming van de omstandigheden van het geval. De eis dat het belang van de ondernemer-huurder zwaarwichtig moet zijn, vloeit daaruit voort dat de verhuurder gedwongen wordt een huurder te aanvaarden die hij niet zelf heeft uitgekozen. Er is immers geen reden tegen de wil van de verhuurder een andere huurder door de rechter te doen aanwijzen, indien de huurder zijn bedrijf ook zal kunnen overdragen aan een kandidaat-huurder die de voorkeur van de verhuurder heeft en die overdracht van het bedrijf ook overigens voor de huurder dezelfde voordelen biedt (Kamerstukken II 1969/70, 8875, nr. 6, p. 11).
Indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft en bovendien niet gebleken is dat de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een correcte nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering, mag de vordering tot indeplaatsstelling niet zonder meer worden toegewezen, maar moet rekening worden gehouden met de overige door de verhuurder aangevoerde bezwaren tegen indeplaatsstelling (HR 5 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993: ZC0850 en HR 4 oktober 2002, ECLI:NL:HR: 2002:AE4079). Een bezwaar van de verhuurder kan bijvoorbeeld zijn dat in het winkelcentrum waartoe de bedrijfsruimte behoort, nieuwe activiteiten moeten worden ontwikkeld (Kamerstukken II 1969/70, 8875, nr. 6, p. 11). (bron: www.rechtspraak.nl)