Inbreuk Auteursrecht | Advocaat Auteursrecht

Inbreuk auteursrecht.

Mocht u omtrent inbreuk op auteursrecht vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u krijgt direct een van onze auteursrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Wanneer Auteursrecht?

Bij de beoordeling van de vraag of inbreuk is gemaakt op een auteursrecht dient eerst te worden vastgesteld of het werk moet worden aangemerkt als een werk dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Daarvoor geldt het criterium dat het betreffende werk waarvan bescherming wordt ingeroepen een eigen, oorspronkelijk karakter moet hebben en een persoonlijke stempel van de maker moet dragen (vgl. HR 30 mei 2008, LJN BC2153, NJ 2008/556 (Endstra)). Het HvJEU heeft de maatstaf aldus geformuleerd dat het moet gaan om “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk” (HvJEU 16 juli 2009, nr. C-5/08, LJN BJ3749, NJ 2011/288 (Infopaq I)). Deze maatstaf geldt evenzeer indien het een gebruiksvoorwerp betreft (vgl. BenGH 22 mei 1987, nr. A 85/3, LJN AK1803, NJ 1987/881 en HR 15 januari 1988, LJN AG5738, NJ 1988/376 (Screenoprints)). Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet.

De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Als vuistregel voor de beantwoording van de vraag of het werk een persoonlijk stempel draagt en een eigen karakter heeft, wordt wel gehanteerd dat het werk niet zo voor de hand liggend mag zijn, dat iemand (onafhankelijk van de maker) tot precies hetzelfde werk had kunnen komen (het oorspronkelijkheidscriterium). Dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk.

Een bewerking in de zin van artikel 10 lid 2 Auteurswet (Aw) komt ook auteursrechtelijke bescherming toe. Wil er sprake zijn van een verveelvoudiging in gewijzigde vorm, zoals een bewerking, dan dient het “onderliggend” werk ook een eigen en oorspronkelijk karakter te hebben.

Ingevolge artikel 18a Aw wordt als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst niet beschouwd de incidentele – niet structurele – verwerking ervan als onderdeel van ondergeschikte betekenis in een ander werk.

Wanneer auteursrechtelijke bescherming op gebruiksvoorwerp?

Werkbegrip

Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is – zoals gezegd – vereist dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, waarbij als vuistregel wordt gehanteerd dat het werk niet zo voor de hand liggend mag zijn, dat iemand (onafhankelijk van de maker) tot precies hetzelfde werk had kunnen komen (het oorspronkelijkheidscriterium).

Vorengenoemd werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect.

Auteursrecht gebruiksvoorwerp

Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten (vgl. HvJEU 22 december 2010, nr. C-393/09, LJN BP0405, NJ 2011/289 (BSA) en HR 16 juni 2006, LJN AU8940, NJ 2006/585 (Kecofa/Lancôme)).

Deze uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming strekt zich niet uit tot alle elementen die een technische functie bezitten: daarmee zou de industriële vormgeving ten onrechte buiten het bereik van het auteursrecht geplaatst worden.
Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren (vgl. HR 8 september 2006, LJN AX3171, NJ 2006/493 (Slotermeervilla’s)).

In dit kader worden aan gebruiksvoorwerpen worden geen eisen gesteld die zwaarder zijn dan de eisen die aan andere werken van letterkunde, wetenschap of kunst worden gesteld (Benelux Gerechtshof, 22 mei 1987, LJN: AK1803, NJ 1987, 881 en Hoge Raad, 15 januari 1988, LJN: AG5738, NJ 1988, 376).

Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp dient beoordeeld te worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen. De auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van laatstbedoeld werk zijn daarbij bepalend, met dien verstande dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, een (oorspronkelijk) werk kan zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Bij de vergelijking van de totaalindrukken dienen dus ook onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt.

Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode (HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996/546 (Decaux/Mediamax)).

bij wijze van voorbeeld hieronder een uitspraak in een auteursrechtelijke zaak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 393017 / HA ZA 08-801

Vonnis van 28 januari 2009

in de zaak van

[A],
wonende te –,
eiseres,
advocaat prof. mr.X,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen hierna [A] en ABC genoemd worden.

1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding van 4 maart 2008, met bewijsstukken;
– de conclusie van antwoord, met bewijsstukken;
– het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 4 juni 2008, waarin een comparitie van partijen
is gelast;
– het proces-verbaal van de comparitie van partijen die op 30 oktober 2008 heeft
plaatsgevonden.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten
2.1. ABC verzorgt onderwijs, onder meer op het gebied van natuurgeneeswijzen. Medio 2005 heeft ABC een vernieuwde cursus Bachbloesemtherapie uitgebracht. In het cursusmateriaal behorende bij die cursus is een vragenlijst opgenomen waarmee gebruikers van de Bachbloesemtherapie, afhankelijk van de klachten, de juiste bloesemremedie kunnen kiezen.

2.2. [A] is natuurgeneeskundig therapeut, alsook Bachtherapeut.
2.3. Eind 2006 heeft [A] naar het kantoor van ABC gebeld met de mededeling dat zij auteursrechthebbende is op de door ABC in het cursusmateriaal opgenomen vragenlijst.

3. Het geschil
3.1. [A] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht:
– dat de gedragingen van ABC aangeduid in het lichaam van de dagvaarding schending opleveren van één of meer auteursrechten van [A] en/of jegens haar onrechtmatig zijn, met veroordeling van ABC om aan [A] te vergoeden alle ten deze geleden en te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de rente over ieder schadebedrag vanaf het moment dat de desbetreffende schade is geleden;
– dat de door [A] vervaardigde vragenlijst aangeduid in het lichaam van de dagvaarding een auteursrechtelijk beschermd werk is, [A] deswege auteurshebbende is en/of ABC op dat recht inbreuk heeft gemaakt, met veroordeling van ABC de inbreukmakende werken binnen een week na het in deze te wijzen vonnis aan [A] af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,- per dag of gedeelte daarvan dat ABC aan het in deze te wijzen vonnis niet voldoet en/of ABC te veroordelen de deswege door ABC gemaakte winst aan [A] af te dragen en voor dat doel, onder gelijke dwangsom en binnen gelijke termijn, aan [A] een specificatie van de gerealiseerde winst te verschaffen, met veroordeling van ABC in de kosten van deze procedure.

3.2. [A] stelt daartoe -kort gezegd- dat zij auteursrechthebbende is op de door ABC in haar cursusmateriaal opgenomen vragenlijst. Door deze vragenlijst zonder haar toestemming te gebruiken handelt ABC onrechtmatig jegens haar en maakt ABC inbreuk op de aan haar toekomende auteursrechten.

3.3. ABC betwist dat er een auteursrecht rust op de vragenlijst. De betreffende vragenlijst is, samen met de vele soortgelijke vragenlijsten die in omloop zijn, gebaseerd op en te herleiden naar het oorspronkelijke werk van dr. Bach en ontbeert daarom een eigen oorspronkelijk karakter. Daarbij is de betreffende vragenlijst vrijwel identiek aan de vragenlijst die al in 1992 in het boek “Nieuwe Therapieën met Bachbloesems”, uitgegeven door [B] B.V., is gepubliceerd, welke vragenlijst op zichzelf een vertaling is van een al lang bestaande Duitse vragenlijst. De Duitse vragenlijst en de vragenlijst waarvan [A] het auteursrecht claimt, doen niets meer dan het herschikken van al bestaande informatie over de bloesemremedies aan de hand van een aantal voor de hand liggende vragen die aansluiten bij de werking van de bloesems zoals beschreven door dr. Bach en de categorieën die ook al reeds door dr. Bach zijn geïntroduceerd. Wil er sprake zijn van een werk in de zin van de Auteurswet (hierna: Aw) dan dient er sprake te zijn van een creatieve prestatie van de auteur die in het werk tot uiting komt. Daarvan is noch bij de Duitse vragenlijst noch bij de vragenlijst waarvan [A] het auteursrecht claimt sprake, aldus steeds ABC.

4. De beoordeling
4.1. Het staat als onbetwist vast dat [A] de vragenlijst, overgelegd als productie 1 bij dagvaarding, heeft ontwikkeld/vervaardigd, zodat zij als de maker in de zin van de Aw kan worden aangemerkt.

4.2. Bij de beoordeling van de vraag of ABC, met het opnemen van de vragenlijst in haar cursusmateriaal, inbreuk heeft gemaakt op een auteursrecht dient vervolgens eerst te worden vastgesteld of de vragenlijst van [A] moet worden aangemerkt als een werk dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Daarvoor geldt het criterium dat het betreffende werk waarvan bescherming wordt ingeroepen een eigen, oorspronkelijk karakter moet hebben en een persoonlijke stempel van de maker moet dragen. Dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes.

4.3. [A] heeft ter comparitie aangevoerd dat zij de vragenlijst van [B] en [C] heeft bewerkt en dat zij daar in de periode 1991-1992 ongeveer een jaar mee bezig is geweest. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Wil er sprake zijn van een verveelvoudiging in gewijzigde vorm, zoals een bewerking, dan dient het “onderliggend” werk ook een eigen en oorspronkelijk karakter te hebben. ABC verweert zich met de stelling dat dit niet het geval is gezien de vele soortgelijke vragenlijsten die in omloop zijn. Dit verweer gaat evenwel niet op. Daar waar de verschillende vragenlijsten sterk met elkaar overeenkomen is dit, gezien de door dr. Bach onderscheiden zeven categorieën van symptomen waarin hij de achtendertig bloesemremedies heeft ingedeeld, functioneel bepaald. Nadere bestudering van de verschillende vragenlijsten leert echter dat ze qua lay-out, inhoud en samenstelling toch op essentiële punten van elkaar verschillen en dat die verschillen het resultaat zijn van scheppende menselijke arbeid waarbij duidelijk creatieve keuzes zijn gemaakt.

4.4. Met [A] is de rechtbank voorts van oordeel dat de door [A] ontwikkelde/vervaardigde vragenlijst een bewerking is in de zin van artikel 10 lid 2 Aw en als zodanig auteursrechtelijke bescherming toekomt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Ten opzichte van de vragenlijst van [B] en [C] heeft [A] duidelijk andere creatieve keuzes gemaakt bij de ontwikkeling/vervaardiging van haar vragenlijst. Deze creatieve keuzes zijn niet alleen af te leiden uit het aantal vragen en een andere lay-out maar ook uit de formulering. [A] heeft er onder meer voor gekozen de vragen te formuleren vanuit een ik-perspectief in plaats van in algemene bewoordingen. Daarbij heeft [A] haar vragenlijst voorzien van een inleiding, die een instructie geeft voor het gebruik van de lijst, en is de lijst qua inhoud en samenstelling wezenlijk anders doordat [A] aan elke hoofdvraag één of meer subvragen en bijpassende remedies heeft toegevoegd en op andere plaatsen bewust subvragen en remedies heeft weggelaten.

4.5. Nu vast is komen te staan dat [A] de maker is van de door haar overgelegde vragenlijst en de betreffende vragenlijst ook auteursrechtelijke bescherming toekomt, dient beoordeeld te worden of ABC met het opnemen van de vragenlijst in het cursusmateriaal inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [A]. De vragenlijst opgenomen door ABC is onmiskenbaar ontleend aan de vragenlijst van [A]. Dit blijkt in het bijzonder uit het feit dat het merendeel van de creatieve keuzes, waaraan de vragenlijst van [A] auteursrechtelijke bescherming ontleent, letterlijk zijn overgenomen in de vragenlijst die door ABC in haar cursusmateriaal is gebruikt. De subtiele veranderingen die ABC stelt in de lijst te hebben aangebracht bestaan slechts uit het gebruik van synoniemen, tekstcorrecties en het op een aantal plaatsen weglaten van woorden. De door ABC gebruikte lijst leunt daarmee zo zwaar op de lijst van [A], en voegt daaraan zo weinig eigens toe, dat het beroep van ABC op een eigen oorspronkelijk werk moet worden verworpen. ABC heeft aldus in beginsel inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [A]. Tot slot dient echter nog beoordeeld te worden of ABC een beroep op artikel 18a Aw toekomt. Immers als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de incidentele verwerking ervan als onderdeel van ondergeschikte betekenis in een ander werk. Het beroep van ABC op artikel 18a Aw slaagt nochtans niet omdat de lijst niet incidenteel maar structureel in elke uitgave van het cursusmateriaal voor Bachbloesemtherapie is opgenomen.

4.6. De vordering van [A] is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld toewijsbaar met dien verstande dat ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding én die van winstafdracht slechts één van beide vorderingen, zijnde die met de hoogste waarde, toewijsbaar is. Nu [A] heeft verzocht de schade bij staat op te maken en de eventuele winstafdracht een ingewikkelde berekening betreft waarvoor de schadestaat zich bij uitstek leent zal de rechtbank daartoe verwijzen. Ook het verweer van ABC dat de vragenlijst slechts ongeveer 1% deel uit maakt van de cursus kan in de schadestaat worden meegewogen. De vordering van [A] om de inbreukmakende werken aan [A] af te geven op straffe van een dwangsom zal worden afgewezen nu door ABC gemotiveerd is gesteld, en overigens door [A] niet is betwist, dat de vragenlijst reeds op 12 april 2007 uit het cursusmateriaal is verwijderd.

4.7. ABC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
– dagvaarding EUR 71,80
– vast recht 254,00
– salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief II EUR 452,00)
Totaal EUR 1.229,80

5. De beslissing
De rechtbank

5.1. verklaart voor recht dat de gedragingen van ABC aangeduid in het lichaam van de dagvaarding een schending opleveren van het auteursrecht van [A],

5.2. verklaart voor recht dat de door [A] vervaardigde vragenlijst aangeduid in het lichaam van de dagvaarding een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat [A] auteursrechthebbende is op dit werk,

5.3. veroordeelt ABC tot vergoeding van de door [A] geleden en nog te lijden schade dan wel afdracht van de winst gemaakt door ABC als gevolg van de inbreuk op het auteursrecht van [A], nader op te maken bij staat,

5.4. veroordeelt ABC in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.229,80,

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent een inbreuk op auteursrecht vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.