Interne fraude bij bestellingen – wie betaald de rekening?

Centraal in deze zaken staat dat [persoon 2] bij Afnemer fraude heeft gepleegd. [persoon 2] heeft op naam en voor rekening van Afnemer bestelde en geleverde producten doorverkocht, terwijl Afnemer ervoor heeft betaald (met uitzondering van het bedrag waarvan in conventie in beide zaken betaling wordt gevorderd). Afnemer heeft die interne fraude in februari 2007 ontdekt en daarop [bedrijf 1] onderzoek laten doen. [persoon 2] heeft jegens Afnemer erkend de fraude te hebben gepleegd.

Vanwege de door [persoon 2] gepleegde fraude stelt Afnemer dat zij niet gehouden is de openstaande facturen te voldoen. Vanwege de door [persoon 2] gepleegde fraude vordert Afnemer in reconventie terugbetaling van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] (in de zaak met rolnummer 08-1789) van alle zaken die “niet ten behoeve van Afnemer” door [persoon 2] zijn besteld.

Ter onderbouwing van haar stellingen voert Afnemer het volgende aan. [eiser sub 1] mocht er niet op vertrouwen dat [persoon 2], die de bestellingen plaatste, Afnemer geldig vertegenwoordigde. [eiser sub 1] had immers kunnen vermoeden dat door [persoon 2] fraude werd gepleegd. Dat [eiser sub 1] de fraude had kunnen vermoeden, blijkt uit (i) de toename van de omzet over de jaren 2002-2006, (ii) de bestelling van ongebruikelijke producten voor een scheepvaartkantoor, (iii) de levering van die ongebruikelijke producten bij [eiser sub 1] thuis en (iv) dat [eiser sub 1] op verzoek van [persoon 2] de tenaamstelling van de producten op de facturen aanpaste. De redelijkheid en billijkheid vereisen dat [eiser sub 1] Afnemer had moeten waarschuwen. Door dit na te laten en bovendien de facturen vals op te maken, heeft [eiser sub 1] onrechtmatig jegens Afnemer gehandeld.

[eiseres sub 2] en [eiser sub 1] hebben daartegen aangevoerd dat zij wetenschap noch vermoeden hadden dat [persoon 2] binnen Afnemer fraudeerde. De toename van de omzet in de loop der jaren geeft de positieve ontwikkeling weer van de zakelijke relatie en is geen aanwijzing voor fraude. [eiser sub 1] had verder geen enkele aanleiding vanwege de aard van de producten te twijfelen aan de handelswijze van [persoon 2]. Van [eiser sub 1] kan niet worden verlangd dat hij bestellingen om die reden bij Afnemer verifieert. [persoon 2] was bovendien volledig bevoegd Afnemer te vertegenwoordigen. Nagenoeg alle bestellingen zijn door [eiser sub 1] afgeleverd op het kantoor van Afnemer. Incidenteel is voorgekomen dat [persoon 2] de bestelde zaken bij [eiser sub 1] kwam afhalen of dat [eiser sub 1] deze op verzoek van [persoon 2] elders afleverde. Dat [eiser sub 1] een enkele maal ten aanzien van bepaalde artikelen een andere omschrijving op de factuur heeft vermeld, rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiser sub 1] wist van de door [persoon 2] gepleegde fraude. [persoon 2] had daarvoor steeds een logisch en plausibel verhaal. Overigens heeft [eiser sub 1] in de loop der jaren met verschillende medewerkers van Afnemer contact gehad over zowel bestellingen als betalingsachterstanden. [eiser sub 1] is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de door [persoon 2] gepleegde fraude zoals [persoon 2] zelf ook bevestigt.

Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop.

De eisen van het handelsverkeer brengen met zich dat van een leverancier van kantoorbenodigdheden niet kan worden verlangd dat hij de bestelling van een klant onderzoekt, teneinde die klant te beschermen tegen fraude door diens eigen medewerkers. Alleen al de omvang van het aantal transacties dat dagelijks in Nederland plaatsvindt, staat aan het aannemen van een dergelijke zorgplicht in de weg. Dat is slechts anders indien de leverancier bekend is met de fraude of indien de leverancier zeer sterke aanwijzingen heeft dat er sprake is van fraude, bijvoorbeeld omdat de aard en de omvang van de bestellingen zodanig afwijken van wat onder de gegeven omstandigheden als “normaal” heeft te gelden dat de gedachte aan fraude zich welhaast opdringt. In dat geval mag van de leverancier worden verwacht dat hij zich ervan vergewist dat het daadwerkelijk de bedoeling is dat de bestelde producten voor rekening van die klant worden gekocht en geleverd, bijvoorbeeld door contact op te nemen met de directie van de klant. Bij gebreke van dergelijke kennis of sterke aanwijzingen is de fraude gepleegd door een medewerker van de klant een kwestie tussen die medewerker en de klant.

De rechtbank dient voorts te beoordelen of [eiseres sub 2] door Afnemer aangesproken kan worden voor een vordering tot schadevergoeding als gevolg van een door [eiser sub 1] gepleegde onrechtmatige daad jegens Afnemer. Het gaat, met andere woorden, om een schuld van [eiser sub 1] aan Afnemer. Daartoe dient de vraag beantwoord te worden of de inbreng van een schuld als onderhavige in een besloten vennootschap onderdeel is van het vermogen van een onderneming die ter volstorting van de aandelen van die besloten vennootschap daarin wordt ingebracht. Die vraag kan slechts bevestigend worden beantwoord, indien de besloten vennootschap zich uitdrukkelijk of stilzwijgend jegens de schuldeiser heeft verbonden tot betaling van die schuld (Hoge Raad 15 januari 1988, NJ 1988, 889). Nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres sub 2] zich uitdrukkelijk of stilzwijgend jegens Afnemer heeft verbonden de onderhavige schuld aan haar te voldoen, kan niet worden aangenomen dat de schuld van [eiser sub 1] in [eiseres sub 2] is ingebracht.

Hebt u omtrent handelsrecht / ondernemingsrecht vragen kunt u kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ondernemingsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummers: 288946 / HA ZA 07-1871 en 311363 / HA ZA 08-1789

Vonnis van 3 november 2010 in de gevoegde zaken van:

(288946 / HA ZA 07-1871)

[eiser sub 1], handelend onder de naam [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. X,

– tegen –

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AFNEMER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr.Y

alsmede

(311363 / HA ZA 08-1789)

[eiseres sub 2],
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. X,

– tegen –

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AFNEMER 2 B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Y.

Eisende partijen worden hierna aangeduid als [eiser sub 1] respectievelijk [eiseres sub 2] en gedaagde (in beide zaken) als Afnemer.

1  De procedure

1.1 Het verloop van de procedure met rolnummer 07-1871 blijkt uit:
–  de dagvaarding d.d. 24 juli 2007 van [eiser sub 1], met producties;
–  de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties;
–  de nadere conclusie van eis in reconventie, met producties;
–  het tussenvonnis van deze rechtbank van 10 oktober 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
–  het proces-verbaal van de op 22 januari 2008 gehouden comparitie van partijen;
–  de conclusie van repliek in conventie, conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
–  de conclusie van dupliek in conventie, conclusie van repliek in reconventie;
–  de conclusie van dupliek in reconventie, met producties.

1.2 Het verloop van de procedure met rolnummer 08-1789 blijkt uit:
–  de dagvaarding d.d. 10 juli 2008 van [eiseres sub 2], met producties;
–  incidentele conclusie inhoudende verzoek tot voeging ex artikel 220 jo. 222 Rv;
–  de antwoordakte in het voegingsincident;
–  het vonnis in het voegingsincident van 18 februari 2009;
–  de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties;
–  de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie, met producties;
–  de conclusie van dupliek in conventie, conclusie van repliek in reconventie;
–  de conclusie van dupliek in reconventie.

1.3 Ten slotte is vonnis gevraagd in beide zaken.

2  De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:

2.1 [eiser sub 1] heeft in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “[eiseres sub 2]” een onderneming gedreven. Op 27 maart 2007 heeft [eiser sub 1] [eiseres sub 2] opgericht en de door hem gedreven onderneming daarin – bij wijze van volstorting van de aandelen – ingebracht. De onderneming wordt vanaf 1 januari 2007 voor rekening en risico van [eiseres sub 2] gedreven. Net als [eiser sub 1] houdt [eiseres sub 2] zich bezig met het verzorgen van drukwerk en het leveren van kantoorbenodigdheden.

2.2 Afnemer is een scheepvaartkantoor met vestigingen wereldwijd. Afnemer houdt zich bezig met het deelnemen in andere ondernemingen, het verrichten van alle werkzaamheden op het gebied van het cargadoors- en rederijbedrijf en de scheepvaart-agentuur, alsmede het huren, verhuren, kopen en verkopen van containers.

2.3 [eiser sub 1] is sinds 2002 leverancier van Afnemer. De bestellingen werden in het begin namens Afnemer geplaatst door [persoon 1], hoofd van de automatiseringsafdeling bij Afnemer. Vanaf 2003 werd [persoon 2], sinds 1999 als netwerkbeheerder in dienst bij Afnemer (hierna: [persoon 2]), de belangrijkste contactpersoon voor [eiser sub 1]. Namens Afnemer heeft [persoon 2] bijna wekelijks bestellingen bij [eiser sub 1] geplaatst.

2.4 Met ingang van 1 oktober 2006 is [persoon 2] in het handelsregister ingeschreven als “Finance Manager” van Afnemer, met volledige volmacht.

2.5 Tot 10 november 2006 zijn alle facturen van [eiser sub 1] voor aan Afnemer geleverde zaken door Afnemer voldaan.

2.6 [eiser sub 1] respectievelijk [eiseres sub 2] heeft in de periode van 10 november 2006 tot en met 19 februari 2007 twaalf facturen van in totaal € 71.065,18 aan Afnemer gestuurd.

2.7 De op de facturen gestelde betalingstermijn is 30 dagen.

2.8 Afnemer heeft [bedrijf 1] onderzoek laten doen naar de gangen van [persoon 2]. Afnemer heeft bij de politie aangifte gedaan tegen [persoon 2] vanwege fraude.

2.9 Afnemer heeft in mei 2007 een bedrag van € 7.239,55 op de openstaande facturen betaald en een bedrag van € 63.825,63 onbetaald gelaten.

3  Het geschil de zaak met rolnummer 07-1871

In conventie

3.1 De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Afnemer te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 1] van een bedrag van € 63.825,63 met rente en kosten.

3.2 Afnemer heeft de vordering van [eiser sub 1] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiser sub 1] in de kosten van het geding.

In reconventie

3.3 De gewijzigde vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser sub 1] te veroordelen tot betaling aan Afnemer van een bedrag van € 411.898,75 met rente en kosten.

3.4 [eiser sub 1] heeft de vordering van Afnemer gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Afnemer in de kosten van het geding.

In conventie en in reconventie

3.5 Op de stellingen van partijen wordt, waar nodig, bij de beoordeling verder ingegaan.

4  Het geschil in de zaak met rolnummer 08-1789

In conventie

4.1 De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Afnemer te veroordelen tot betaling aan [eiseres sub 2] van een bedrag van € 63.825,63 met rente en kosten.

4.2 Afnemer heeft de vordering van [eiseres sub 2] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres sub 2] in de kosten van het geding.

In reconventie

4.3 De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres sub 2] te veroordelen tot betaling aan Afnemer van een bedrag van € 411.898,75 met rente en kosten.

4.4 [eiseres sub 2] heeft de vordering van Afnemer gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Afnemer in de kosten van het geding.

In conventie en in reconventie

4.5 Op de stellingen van partijen wordt, waar nodig, bij de beoordeling verder ingegaan.

5  De beoordeling

In beide zaken in conventie en in reconventie

5.1 Centraal in deze zaken staat dat [persoon 2] bij Afnemer fraude heeft gepleegd. [persoon 2] heeft op naam en voor rekening van Afnemer bestelde en geleverde producten doorverkocht, terwijl Afnemer ervoor heeft betaald (met uitzondering van het bedrag waarvan in conventie in beide zaken betaling wordt gevorderd). Afnemer heeft die interne fraude in februari 2007 ontdekt en daarop [bedrijf 1] onderzoek laten doen. [persoon 2] heeft jegens Afnemer erkend de fraude te hebben gepleegd.

5.2 Vanwege de door [persoon 2] gepleegde fraude stelt Afnemer dat zij niet gehouden is de openstaande facturen aan [eiser sub 1] (in de zaak met rolnummer 07-1871 in conventie) of [eiseres sub 2] (in de zaak met rolnummer 08-1789 in conventie) te voldoen. Vanwege de door [persoon 2] gepleegde fraude vordert Afnemer in reconventie voorts terugbetaling van [eiser sub 1] (in de zaak met rolnummer 07-1871) en [eiseres sub 2] (in de zaak met rolnummer 08-1789) van alle zaken die “niet ten behoeve van Afnemer” door [persoon 2] zijn besteld.

5.3 Ter onderbouwing van haar stellingen voert Afnemer het volgende aan. [eiser sub 1] mocht er niet op vertrouwen dat [persoon 2], die de bestellingen plaatste, Afnemer geldig vertegenwoordigde. [eiser sub 1] had immers kunnen vermoeden dat door [persoon 2] fraude werd gepleegd. Dat [eiser sub 1] de fraude had kunnen vermoeden, blijkt uit (i) de toename van de omzet over de jaren 2002-2006, (ii) de bestelling van ongebruikelijke producten voor een scheepvaartkantoor, (iii) de levering van die ongebruikelijke producten bij [eiser sub 1] thuis en (iv) dat [eiser sub 1] op verzoek van [persoon 2] de tenaamstelling van de producten op de facturen aanpaste. De redelijkheid en billijkheid vereisen dat [eiser sub 1] Afnemer had moeten waarschuwen. Door dit na te laten en bovendien de facturen vals op te maken, heeft [eiser sub 1] onrechtmatig jegens Afnemer gehandeld.

5.4 [eiseres sub 2] en [eiser sub 1] hebben daartegen aangevoerd dat zij wetenschap noch vermoeden hadden dat [persoon 2] binnen Afnemer fraudeerde. De toename van de omzet in de loop der jaren geeft de positieve ontwikkeling weer van de zakelijke relatie en is geen aanwijzing voor fraude. [eiser sub 1] had verder geen enkele aanleiding vanwege de aard van de producten te twijfelen aan de handelswijze van [persoon 2]. Van [eiser sub 1] kan niet worden verlangd dat hij bestellingen om die reden bij Afnemer verifieert. [persoon 2] was bovendien volledig bevoegd Afnemer te vertegenwoordigen. Nagenoeg alle bestellingen zijn door [eiser sub 1] afgeleverd op het kantoor van Afnemer. Incidenteel is voorgekomen dat [persoon 2] de bestelde zaken bij [eiser sub 1] kwam afhalen of dat [eiser sub 1] deze op verzoek van [persoon 2] elders afleverde. Dat [eiser sub 1] een enkele maal ten aanzien van bepaalde artikelen een andere omschrijving op de factuur heeft vermeld, rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiser sub 1] wist van de door [persoon 2] gepleegde fraude. [persoon 2] had daarvoor steeds een logisch en plausibel verhaal. Overigens heeft [eiser sub 1] in de loop der jaren met verschillende medewerkers van Afnemer contact gehad over zowel bestellingen als betalingsachterstanden. [eiser sub 1] is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de door [persoon 2] gepleegde fraude zoals [persoon 2] zelf ook bevestigt.

5.5 Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. De eisen van het handelsverkeer brengen met zich dat van een leverancier van kantoorbenodigdheden niet kan worden verlangd dat hij de bestelling van een klant onderzoekt, teneinde die klant te beschermen tegen fraude door diens eigen medewerkers. Alleen al de omvang van het aantal transacties dat dagelijks in Nederland plaatsvindt, staat aan het aannemen van een dergelijke zorgplicht in de weg. Dat is slechts anders indien de leverancier bekend is met de fraude of indien de leverancier zeer sterke aanwijzingen heeft dat er sprake is van fraude, bijvoorbeeld omdat de aard en de omvang van de bestellingen zodanig afwijken van wat onder de gegeven omstandigheden als “normaal” heeft te gelden dat de gedachte aan fraude zich welhaast opdringt. In dat geval mag van de leverancier worden verwacht dat hij zich ervan vergewist dat het daadwerkelijk de bedoeling is dat de bestelde producten voor rekening van die klant worden gekocht en geleverd, bijvoorbeeld door contact op te nemen met de directie van de klant. Bij gebreke van dergelijke kennis of sterke aanwijzingen is de fraude gepleegd door een medewerker van de klant een kwestie tussen die medewerker en de klant.

De (verdere) beoordeling van de zaak met rolnummer 07-1871 in conventie

5.6 [eiser sub 1] vordert betaling van Afnemer van (het restant van) de openstaande facturen ad
€ 63.825,63. Afnemer heeft daartegen aangevoerd dat niet [eiser sub 1] maar [eiseres sub 2] vorderingsgerechtigd is, omdat hij zijn eenmanszaak in [eiseres sub 2] heeft ingebracht per 1 januari 2007. [eiser sub 1] heeft deze gang van zaken bevestigd.

5.7 De rechtbank overweegt als volgt. Vast is komen te staan dat de vordering tot betaling van de openstaande facturen voor door [eiser sub 1] en (na 1 januari 2007) door [eiseres sub 2] geleverde zaken enkel door [eiseres sub 2] kan worden ingesteld. Immers, ter comparitie heeft Afnemer bij monde van haar advocaat vastgehouden aan het standpunt dat [eiseres sub 2] rechthebbende is tot de onderhavige vordering en (de advocaat van) [eiser sub 1] heeft dit erkend. [eiser sub 1] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen jegens Afnemer.

5.8 [eiser sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Afnemer gevallen. De proceskosten worden tot aan de datum van deze uitspraak als volgt begroot:

De (verdere) beoordeling van de zaak met rolnummer 08-1789 in conventie

5.9 [eiseres sub 2] vordert betaling van Afnemer van (het restant van) de openstaande facturen ad
€ 63.825,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de respectievelijke vervaldata van de diverse facturen.

5.10 Afnemer heeft het vorderingsrecht van [eiseres sub 2] betwist met de enkele verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad van 29 oktober 2004 (NJ 2004, 673). De rechtbank overweegt hierover het volgende. Afnemer heeft de processtukken van de zaak met rolnummer 07-1871 ook in de procedure met rolnummer 08-1789 in het geding gebracht. Gelet op de daarin door Afnemer betrokken stelling dat niet [eiser sub 1] maar [eiseres sub 2] ten aanzien van de openstaande facturen vorderingsgerechtigd is (als opgenomen onder 5.6 en 5.7 hiervoor) spreekt Afnemer zichzelf met het voeren van dit verweer tegen. Om die reden verwerpt de rechtbank het verweer.

5.11 De rechtbank begrijpt het verweer van Afnemer vervolgens aldus dat [persoon 2] niet bevoegd was Afnemer te vertegenwoordigen vanwege de door hem gepleegde fraude, waarvan [eiser sub 1] een vermoeden moest hebben. Daarom zijn geen overeenkomsten met Afnemer tot stand gekomen. Mocht de rechtbank aannemen dat [persoon 2] Afnemer wel rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd, dan wil Afnemer de vordering van [eiseres sub 2] te verrekenen met de door haar geleden schade als gevolg van onrechtmatige gedragingen van [eiser sub 1] jegens haar. [eiseres sub 2] heeft de verweren van Afnemer gemotiveerd betwist.

5.12 Ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [persoon 2] overweegt de rechtbank als volgt. Uit het handelsregister blijkt dat [persoon 2] vanaf 1 oktober 2006 zonder enige beperking bevoegd was Afnemer te vertegenwoordigen. Gesteld noch gebleken is dat diens vertegenwoordigingsbevoegdheid vóór die datum was beperkt. Dit betekent dat [persoon 2] Afnemer steeds rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd, zodat overeenkomsten met Afnemer tot stand zijn gekomen. Dat [eiser sub 1] onrechtmatig jegens Afnemer zou hebben gehandeld, hetgeen overigens gemotiveerd is betwist door [eiseres sub 2], maakt dit oordeel niet anders.

5.13 Afnemer wenst de vordering van [eiseres sub 2] thans te verrekenen met de door haar geleden schade als gevolg van een onrechtmatige daad van [eiser sub 1] jegens haar. Afnemer heeft daartoe aangevoerd dat zij deze vordering naast [eiser sub 1] jegens [eiseres sub 2] kan instellen door de inbreng van de eenmanszaak van [eiser sub 1] in [eiseres sub 2]. De notariële akte luidt op dat punt: “(…) welke inbreng derhalve omvat alle activa van deze onderneming onder de verplichting van de vennootschap om alle passiva van die onderneming voor haar rekening te nemen”. Bovendien zijn [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] te vereenzelvigen, aldus Afnemer.

5.14 De rechtbank dient eerst te beoordelen of [eiseres sub 2] door Afnemer aangesproken kan worden voor een vordering tot schadevergoeding als gevolg van een door [eiser sub 1] gepleegde onrechtmatige daad jegens Afnemer. Het gaat, met andere woorden, om een schuld van [eiser sub 1] aan Afnemer. Daartoe dient de vraag beantwoord te worden of de inbreng van een schuld als onderhavige in een besloten vennootschap onderdeel is van het vermogen van een onderneming die ter volstorting van de aandelen van die besloten vennootschap daarin wordt ingebracht. Die vraag kan slechts bevestigend worden beantwoord, indien de besloten vennootschap zich uitdrukkelijk of stilzwijgend jegens de schuldeiser heeft verbonden tot betaling van die schuld (Hoge Raad 15 januari 1988, NJ 1988, 889).
Nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres sub 2] zich uitdrukkelijk of stilzwijgend jegens Afnemer heeft verbonden de onderhavige schuld aan haar te voldoen, kan niet worden aangenomen dat de schuld van [eiser sub 1] in [eiseres sub 2] is ingebracht.

5.15 Afnemer heeft voorts geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van vereenzelviging van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2].

5.16 Op grond van het bovenstaande kan Afnemer een vordering tot schadevergoeding wegens een onrechtmatige daad van [eiser sub 1] niet verrekenen met haar verplichting tot betaling van de facturen van [eiseres sub 2]. Nu het beroep van Afnemer op verrekening niet slaagt, ligt de vordering van [eiseres sub 2] op Afnemer in hoofdsom voor toewijzing gereed.

5.17 [eiseres sub 2] vordert betaling van de wettelijke handelsrente van artikel 6:120 lid 2 BW vanaf de vervaldata van de openstaande facturen. Blijkens de facturen geldt een betalingstermijn van dertig dagen. De rente van artikel 6:120 lid 2 BW zal als onbetwist worden toegewezen vanaf de vervaldata van de openstaande facturen tot aan de dag der voldoening.

5.18 [eiseres sub 2] vordert een vergoeding ter zake van buitengerechtelijke kosten. Afnemer heeft daartegen aangevoerd dat zij geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, omdat deze niet nader door [eiseres sub 2] zijn onderbouwd.
De buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen. Uit de stellingen van [eiseres sub 2] en de door haar als productie 9 bij dagvaarding overgelegde correspondentie volgt dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De kosten zullen overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II worden begroot op € 1.788,= (twee punten van het toepasselijke liquidatietarief), omdat de daarin gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en [eiseres sub 2] onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dat in het forfaitaire tarief besloten. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal vanaf de dag der dagvaarding worden toegewezen.

5.19 De gevorderde nakosten zullen (voorwaardelijk) worden toegewezen als in het dictum vermeld.

5.20 De vorderingen van [eiseres sub 2], zoals hiervoor overwogen, liggen voor toewijzing gereed. Afnemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [eiseres sub 2] gevallen proceskosten. De proceskosten worden tot aan de datum van deze uitspraak als volgt begroot:

De (verdere) beoordeling van de zaak met rolnummer 07-1871 in reconventie

5.21 Afnemer vordert van [eiser sub 1] terugbetaling van in de periode 2004-2006 geleverde zaken “voor zover deze niet ten behoeve van Afnemer zijn verstrekt”. [eiser sub 1] heeft de vordering van Afnemer gemotiveerd betwist.

5.22 Voor zover Afnemer heeft bedoeld aan haar vordering ten grondslag te leggen dat [persoon 2] niet bevoegd was Afnemer te vertegenwoordigen, faalt dat betoog. Hetgeen hiervoor onder 5.12 is overwogen is van overeenkomstige toepassing.

5.23 De rechtbank begrijpt uit de stellingen van Afnemer dat zij aan haar vordering ten grondslag legt dat [eiser sub 1] als leverancier onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, als gevolg waarvan Afnemer schade heeft geleden. [eiser sub 1] is immers producten voor rekening van Afnemer blijven leveren, terwijl hij kon vermoeden dat [persoon 2] aan het frauderen was. [eiser sub 1] had Afnemer moeten waarschuwen en heeft dat niet gedaan, aldus Afnemer.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 5.5 heeft overwogen is voor aansprakelijkheid op grond van een dergelijke onrechtmatige daad vereist dat zou moeten vast staan dat [eiser sub 1] wist van de fraude ofwel zeer sterke aanwijzingen daarvoor heeft gehad.

5.24 Gesteld noch gebleken is dat [eiser sub 1] wist van de door [persoon 2] gepleegde fraude.
De rechtbank zal hierna de door Afnemer aangevoerde omstandigheden op basis waarvan [eiser sub 1] had moeten vermoeden dat [persoon 2] bij Afnemer aan het frauderen was een voor een behandelen en daarna ingaan op het geheel van de aangevoerde omstandigheden.

(i) Omzetstijging 2002-2006
5.25 Afnemer heeft aangevoerd dat [eiser sub 1] moest vermoeden dat [persoon 2] aan het frauderen was vanwege de toename van de omzet over de jaren 2002-2006, van € 17.000,= in 2002 tot € 396.000,= in 2006 [eiser sub 1] heeft daartegen aangevoerd dat de in 2002 gestarte handelsrelatie een positieve ontwikkeling laat zien in de omzet, wat geen vermoeden voor fraude rechtvaardigt. Ook gelet op het nettoresultaat van € 3.891.051,= van Afnemer in 2006 is een omzet van € 396.000,= aan kantoorbenodigdheden (inclusief hardware) niet vreemd, laat staan verdacht, aldus [eiser sub 1].
De rechtbank is met [eiser sub 1] van oordeel dat de enkele toename van de omzet in de loop der jaren geen sterke aanwijzing is voor fraude bij de afnemer.

(ii) Ongebruikelijke producten in aanzienlijke aantallen
5.26 Afnemer heeft vervolgens aangevoerd dat [eiser sub 1] fraude had moeten vermoeden, omdat er aanzienlijke aantallen producten besteld zijn die voor een scheepvaartkantoor bepaald ongebruikelijk zijn. Het gaat daarbij om digitale camera’s, fotoprinters, geheugenkaarten, mp3spelers, navigatiesystemen, laptops en audio/video. Volgens [eiser sub 1] was van de bestelling van ongebruikelijke producten geen sprake. Voor zover producten als atypisch voor een scheepvaartkantoor te bestempelen zijn, was dat volgens [eiser sub 1] niets ongewoons. Zo is [eiser sub 1] verteld dat werknemers van Afnemer was toegestaan een laptop of andere producten via hun werkgever aan te schaffen.

5.27 Overwogen wordt dat de aard van de genoemde zaken op zichzelf voor een leverancier geen aanleiding geven fraude bij de afnemer te vermoeden. De meeste van de door Afnemer genoemde zaken zijn normaal te achten (kantoor)artikelen voor een bedrijf (fotoprinters, camera’s, navigatiesystemen, laptops, etc.), terwijl de aanschaf van de overige producten niet zo merkwaardig is dat een leverancier gehouden is daarover vragen te stellen. Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake is van zodanig aanzienlijke aantallen dat [eiser sub 1] had moeten begrijpen dat [persoon 2] binnen Afnemer aan het frauderen was. De rechtbank heeft uit de door Afnemer overgelegde facturen opgemaakt dat de volgende aantallen door [eiser sub 1] zijn geleverd:

Jaar        2004    2005    2006
Digitale camera’s    15    9    12
Fotoprinters      1    1    7
Geheugenkaarten    8    15    13
Mp3spelers      1    17    13
Navigatiesystemen    1    15    24
Laptops        6    67    139
Audio/video      –    6    27

Ook de aantallen geven geen sterke aanwijzing voor fraude bij de afnemer. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [eiser sub 1] heeft gesteld dat voor privégebruik voor werknemers producten werden besteld, die Afnemer dan met hen afrekende. Afnemer heeft deze gang van zaken niet betwist. Bovendien heeft de controller van Afnemer, [persoon 3], tijdens de comparitie medegedeeld dat door de opzet van nieuwe deelnemingen van Afnemer in het buitenland in 2005, veel geïnvesteerd is. De aanschaf van navigatiesystemen en laptops past ook daarin. Mogelijk zijn er meer camera’s en laptops aangeschaft dan Afnemer redelijkerwijs nodig had gelet op de aard van haar werkzaamheden en gelet op het aantal bij Afnemer werkzame werknemers, maar dit kan zij niet aan [eiser sub 1] tegenwerpen. Van een leverancier kan niet verlangd worden dat zij hier onderzoek naar verricht.

(iii) Levering van ongebruikelijke producten bij [eiser sub 1] thuis
5.28 Doordat [persoon 2] de ongebruikelijke producten bij [eiser sub 1] thuis kwam ophalen, had [eiser sub 1] volgens Afnemer moeten vermoeden dat [persoon 2] aan het frauderen was.
Volgens [eiser sub 1] zijn de meeste bestellingen op kantoor van Afnemer afgeleverd. [persoon 2] kwam ook wel bestellingen bij hem ophalen. Dat waren dan niet slechts de door Afnemer aangeduide “ongebruikelijke producten”, aldus [eiser sub 1]. Verder had [eiser sub 1] goed contact met [persoon 2].
De rechtbank overweegt hierover het volgende. [eiser sub 1] heeft onbetwist gesteld dat nagenoeg alle bestellingen op kantoor van Afnemer zijn afgeleverd. In het midden kan blijven welke producten precies waar zijn afgeleverd, omdat de rechtbank van oordeel is dat [eiser sub 1] om die reden – terwijl de bestellingen verder op de gebruikelijke, marktconforme wijze werd gefactureerd – niet hoefde te vermoeden dat door [persoon 2] bij Afnemer fraude werd gepleegd.

(iv)Valselijk opmaken facturen
5.29 Tenslotte heeft Afnemer aangevoerd dat [eiser sub 1] fraude moest vermoeden, omdat hij op verzoek van [persoon 2] bepaalde producten cryptisch heeft omschreven op de facturen.
[eiser sub 1] heeft erkend de tenaamstelling van producten op verzoek van [persoon 2] wel eens te hebben gewijzigd. Zo werd digitale camera “daremac”. [eiser sub 1] stelt daarbij altijd het merk en typenummer te hebben vermeld, zodat precies te herleiden was om welk product het ging. Bovendien zijn marktconforme prijzen in rekening gebracht. Verder heeft [eiser sub 1] aangevoerd dat het in het zakelijke verkeer wel vaker voorkomt dat ondernemers vragen de facturen op een bepaalde manier op te stellen; [eiser sub 1] ziet in een dergelijk verzoek geen aanwijzing voor fraude gepleegd door [persoon 2] jegens zijn werkgever.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het aanpassen van facturen als hier aan de orde (de rechtbank is gebleken dat het gaat om de digitale camera’s en een groot deel van de navigatiesystemen) verdient wellicht niet de schoonheidsprijs, maar daarin ligt geen zeer sterke aanwijzing voor fraude door [persoon 2] besloten. Als onbetwist staat vast dat [eiser sub 1] altijd merk en typenummer vermeldde en dat marktconforme prijzen zijn berekend. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat [eiser sub 1] met meerdere personen binnen Afnemer contact had over bestellingen en openstaande facturen (zoals blijkt uit de door [eiser sub 1] overgelegde correspondentie). Dat het contact met anderen dan [persoon 2] enkel beperkt was tot de niet-“ongebruikelijke zaken” zoals Afnemer stelt, is niet gebleken. Bovendien zijn alle facturen van [eiser sub 1] jaren achtereen – zonder dat daarover vragen waren, zoals [eiser sub 1] onbetwist heeft gesteld – door (de administratie van) Afnemer betaald.

5.30 Gelet op het bovenstaande, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat [eiser sub 1] sterke aanwijzingen had voor fraude gepleegd door [persoon 2]. Reeds om die reden zal de vordering van Afnemer worden afgewezen.

5.31 Afnemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, als hierna onder 5.34 overwogen.

De (verdere) beoordeling van de zaak met rolnummer 08-1789 in reconventie

5.32 Afnemer vordert van [eiseres sub 2] terugbetaling van de geleverde zaken “voor zover deze niet ten behoeve van Afnemer zijn verstrekt”. [eiseres sub 2] heeft de vordering gemotiveerd betwist.

5.33 De vordering van Afnemer heeft betrekking op de gevolgen van onrechtmatig handelen door [eiser sub 1]. Nu uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat een dergelijke vordering niet door Afnemer op [eiseres sub 2] kan worden verhaald, ligt deze vordering voor afwijzing gereed.

In beide zaken in reconventie

5.34 Afnemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [eiseres sub 2] en [eiser sub 1] gevallen proceskosten. De proceskosten in de zaak met rolnummer 07-1871 worden tot aan de datum van deze uitspraak als volgt begroot:

De proceskosten in de zaak met rolnummer 08-1789 worden tot aan de datum van deze uitspraak als volgt begroot:

Ter toelichting wordt als volgt overwogen. Gelet op het materiële belang van de zaak is uitgegaan van liquidatietarief VII. Nu de reconventionele vorderingen voortvloeien uit het verweer in conventie, wordt gebruikelijk uitgegaan van toekenning van de helft van de punten. De rechtbank heeft hier echter in iedere procedure in reconventie per conclusie een kwart liquidatiepunt toegekend, omdat de conclusies van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in beide zaken in belangrijke mate overeenkomen.

De verdere beoordeling van het voegingsincident in de zaak met rolnummer 08-1789

5.35 De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten compenseren.

6  De beslissing

De rechtbank,

in de zaak met rolnummer 07-1871

in conventie

–  verklaart [eiser sub 1] niet-ontvankelijk;
–  veroordeelt [eiser sub 1] in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van Afnemer gevallen proceskosten, bepaald op € 1.555,= aan vast recht en op € 1.788,= aan salaris voor de advocaat;

in reconventie

–  wijst af de vordering van Afnemer;

–  veroordeelt Afnemer in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser sub 1] gevallen proceskosten, bepaald op nihil aan vast recht en op € 1.290,= aan salaris voor de advocaat;

in de zaak met rolnummer 08-1789

in het voegingsincident

–   compenseert de proceskosten;

in conventie

–  veroordeelt Afnemer om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 2] te betalen het bedrag van € 63.825,63 (zegge: drieënzestig duizend achthonderd vijfentwintig euro en drieënzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW over dit bedrag vanaf de respectievelijke vervaldata van de diverse facturen tot aan de dag der voldoening;

–  veroordeelt Afnemer in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres sub 2] gevallen proceskosten, bepaald op € 1.615,= aan vast recht, € 71,80 aan verschotten en € 1.788,= aan salaris voor de advocaat;

–  veroordeelt Afnemer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op €131,= aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 68,= aan salaris advocaat onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;

–  veroordeelt Afnemer om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 2] te betalen het bedrag van € 1.788,=, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2008 tot aan de dag der voldoening;

in reconventie

–  wijst af de vordering van Afnemer;

–  veroordeelt Afnemer in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres sub 2] gevallen proceskosten, bepaald op nihil aan vast recht en op € 1.290,= aan salaris voor de advocaat;

in alle zaken

–  verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
(bron:www.rechtspraak.nl)