Klantenvergoeding

Hebt u omtrent klantenvergoeding en/of een agentuurovereenkomst vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een advocaat aan de telefoon. Bel ons op ons centrale telefoonnummer 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Ingevolge artikel 7:442 BW heeft een handelsagent bij het einde van een agentuurovereenkomst recht op een klantenvergoeding. Op grond van artikel 7:445 lid 2 BW kan niet vóór het einde van de agentuurovereenkomst ten nadele van de handelsagent worden afweken van artikel 7:442 BW. Als toch contractueel ten nadele van de handelsagent een van de wet afwijkende regeling over de klantenvergoeding is opgenomen, is de afwijkende bepaling ingevolge artikel 3:40 lid 2 BW vernietigbaar.

De regeling over de klantenvergoeding neergelegd in artikel 7:442 BW is een uitwerking van artikel 17 lid 2 van de Agentuurrichtlijn. De Hoge Raad heeft in het arrest van 2 november 2012, LJN: BW9865 (T-Mobile vs ICOM) onder meer overwogen dat uit het arrest van het Hof van Justitie EU (HvJEU) van 26 maart 2009, C-348/07, LJN:BI0016 (Turgay Semen/Deutsche Tamoil) kan worden afgeleid, dat voor een meer uniforme toepassing van artikel 17 lid 2 van de Agentuurrichtlijn in de Lidstaten – en daarmee ook van artikel 7:442 BW – aansluiting dient te worden gezocht bij de in de Duitse rechtspraktijk gangbare wijze waarop de klantenvergoeding wordt berekend.

Op basis van dit uitgangspunt wordt door het HvJ EU artikel 17 lid 2 van de Agentuurrichtlijn aldus uitgelegd, dat de vaststelling van de klantenvergoeding in drie fasen verloopt, te weten:
– in de eerste fase dienen de voordelen die transacties met door de handelsagent aangebrachte klanten de principaal opleveren, gekwantificeerd te worden (artikel 7:442 lid 1 onder a BW);
– in de tweede fase wordt beoordeeld of er reden bestaat het aldus vastgestelde bedrag aan te passen met het oog op de billijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval en met name gelet op de door de handsagent gederfde provisie. De billijkheid kan zowel een verhoging als een verlaging van het in de eerste fase vastgestelde bedrag meebrengen (artikel 7:442 lid 1 onder b BW);
– in de derde fase wordt getoetst of het uit de twee eerdere berekeningsfasen volgende bedrag het in lid 2 van artikel 7:442 BW bedoelde maximumbedrag niet te boven gaat.

In het arrest HR 2 november 2012, LJN: BW9865 (T-Mobile vs ICOM) oordeelt de Hoge Raad dat voor een uniforme toepassing van artikel 7:442 lid 1 onder a BW (de eerste fase) het voordeel van de principaal wordt vastgesteld op basis van de in de laatste twaalf maanden door de handelsagent verdiende bruto provisie betreffende de nieuwe en geïntensiveerde bestaande klanten. Het bedrag wordt vervolgens gecorrigeerd met factoren betreffende
– (a) de duur van het voordeel dat de principaal naar verwachting aan de transacties met genoemde klanten kan ontlenen;
– (b) het verloop van het klantenbestand;
– (c) de versnelde ontvangst van provisie inkomsten door de agent die in één keer een vergoeding krijgt uitgekeerd.