Verjaringstermijn van verbeurde dwangsom

De verjaringstermijn van een verbeurde dwangsom bedraagt op grond van artikel 611g lid 1 Rv zes maanden.

De verjaring van dwangsommen kan worden gestuit. Artikel 3:316 lid 1 BW bepaalt in dit verband dat de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.

Artikel 3:317 lid 1 BW bepaalt dat de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis kan worden gestuit door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.

Bij de beoordeling of de mededeling aan de in art. 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval (vgl. HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741 en HR 18 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8502). Overigens kan volgens vaste jurisprudentie een opmerking in de processtukken in een appelprocedure tegen het vonnis waarbij de dwangsom is opgelegd, inhoudende dat in eerste aanleg de dwangsommen terecht zijn opgelegd, niet worden aangemerkt als een schriftelijke aanmaning of mededeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW (zie Hoge Raad 29 juni 2012, ECLI:N::HR:2012:BW1260 en gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5049).