Kennelijk onredelijk ontslag | Ontslag advocaat Utrecht

Kennelijk onredelijk ontslag. Ontslag in verband met een reorganisatie werd in deze zaak kennelijk onredelijk geacht. De kantonrechter achtte daartoe de volgende omstandigheden van belang:  de aard en de ernst van het tekortschieten van werkgeefster in haar verplichtingen als goed werkgeefster te handelen;  het langdurig dienstverband van werkneemster en de beperkte mogelijkheden voor haar elders inkomen te realiseren, waarbij mede een rol speelt, dat niet is gesteld of gebleken dat werkgeefster gedurende het dienstverband, dan wel in de periode waarin de reorganisatie aan de orde kwam, aanvullende scholing heeft aangeboden, de plicht voor werkneemster haar schade te beperken, welke plicht inhoudt, dat zij zich in ieder geval inspant elders inkomen te verwerven. In het licht van deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het inkomensverlies van werkneemster gedeeltelijk voor rekening van werkgeefster dient te komen. De kantonrechter zal dit inkomensverlies schatten op 1/4 van het totale inkomensverlies tot de 60e verjaardag van werkneemster. De schadevergoeding wordt vastgesteld op afgerond € 25.000, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Heeft u omtrent kennelijk onredelijk ontslag vragen dan wel behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten in Utrecht, Dordrecht of Den Bosch. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht en Den Bosch zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op onze centrale nummer 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer  : 652020
Rolnummer  : 09-9804
Uitspraak  : 1 juli 2010

in de zaak van

[mevrouw A]
wonende te Rosmalen, gemeente ‘s-Hertogenbosch
eiseres
gemachtigde mr.X

tegen

de stichting Werkgever
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch
gedaagde
gemachtigde mr. Y.

Partijen zullen “[A]” en “Werkgever ” worden genoemd.

De procedure

[A] heeft dit geschil aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 september 2009.
Werkgever heeft schriftelijk verweer gevoerd.
Bij rolbeslissing heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 11 januari 2010. Van hetgeen over en weer door en namens partijen is verklaard heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De comparitie is voortgezet op 31 mei 2010. Op deze zitting hebben beide partijen een akte genomen. [A] heeft haar vordering vermeerderd. Ook van hetgeen op deze zitting door partijen is verklaard heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

De uitspraak is bepaald op vandaag.

Vaststaande feiten

[A] is op 1 april 1980 bij een rechtsvoorgangster van Werkgever in dienst getreden in de functie van kapster. Haar dienstverband gold voor 23,75 uren per week. Haar laatste salaris bedroeg € 1537,01 exclusief vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering. Zij was werkzaam in het verzorgingstehuis “De Herven” te ‘s-Hertogenbosch.

Bij brief van 13 oktober 2008 heeft Werkgever [A] meegedeeld haar met ingang van 1 november 2008 in het kader van een ombuigingsoperatie boventallig te verklaren. Met ingang van deze datum diende [A] haar werkzaamheden af te ronden en over te dragen aan haar leidinggevende. Dit proces zou uiterlijk 1 januari 2009 afgerond moeten zijn. [A] is eind december 2008 op non-actief gesteld.

Bij brief van 4 december 2008 heeft [A] hiertegen bezwaar gemaakt. Werkgever heeft dit bezwaar niet ingewilligd.

Bij brief van 18 mei 2009 heeft Werkgever aan UWV Werkbedrijf toestemming gevraagd het dienstverband met [A] te mogen opzeggen. Zij voerde aan te zijn gestart met een ombuigingsoperatie “kleinschalig wonen en werken” in het kader waarvan het dienstverband met [A] zou moeten worden beëindigd. In de bij de aanvraag gevoegde stukken heeft Werkgever te kennen gegeven dat er wel een kapster binnen de Herven actief zou blijven, maar dan op freelance basis.

De gemachtigde van [A] heeft bij brief van 9 juni 2009 namens haar tegen de aanvraag van Werkgever verweer gevoerd.

UWV Werkbedrijf heeft op 24 juni 2009 de gevraagde toestemming verleend. Bij brief van 25 juni 2009 heeft Werkgever de arbeidsovereenkomst met [A] opgezegd tegen 1 oktober 2009. Deze datum is later gecorrigeerd in 1 november 2009.

Partijen hebben wel gesproken over andere functies binnen Werkgever maar zijn het er over eens dat dit geen passende functies betrof.

[A] geniet thans een uitkering op grond van de werkloosheidswet welke wordt aangevuld met een uitkering op grond van de ingevolge de CAO van kracht zijnde wachtgeldregeling. Deze komt neer op een aanvulling tot 100% van het laatstgenoemde loon gedurende de eerste zes maanden. Gedurende de daaropvolgende drie maanden wordt een aanvulling tot 80% uitgekeerd en gedurende de daaropvolgende 24 maanden een aanvulling tot 75%. Dit levert een bedrag op gelijk aan 3,2 maandsalaris.
Werkgever heeft ook voorzien in outplacement begeleiding. Deze heeft geen resultaat gehad.

De vordering en het verweer

[A] stelt dat het haar verleende ontslag kennelijk onredelijk is. Gezien de omstandigheden van het geval zijn haars inziens de gevolgen van de opzegging voor haar in vergelijking met het belang van Werkgever te ernstig. Zij wijst erop dat haar functie niet is komen te vervallen maar door freelancers is overgenomen. Zij wijst op haar langdurig dienstverband van afgerond 30 jaar en haar leeftijd van 53 jaar. Ander passend werk is niet beschikbaar. De op de cao gegronde aanvulling op de uitkering ingevolge de werkloosheidswet acht zij onvoldoende. Zij begroot haar schade op haar verlies aan inkomsten over de periode tot haar 60e verjaardag.

Op deze gronden vordert zij voor recht te verklaren dat de opzegging van haar dienstverband kennelijk onredelijk is. Na vermeerdering van eis vordert zij Werkgever te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding tot een bedrag van
€ 102.207,00 dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten van het geding.

Werkgever bestrijdt de vorderingen van [A] en de gronden waarop deze berusten.
Zij beroept zich op haar bevoegdheid zelf te beslissen over de inrichting van haar organisatie. Zij stelt dat zij in redelijkheid tot de reorganisatie en tot het besluit de functie van [A] te laten vervallen is kunnen komen, in welk verband zij wijst op haar slechte financiële positie en de wijziging van haar beleid als gevolg waarvan kleinschalige wooneenheden zijn ingevoerd. Hierop zijn ook de financieringsstructuren afgestemd met als gevolg dat nauwelijks nog financiële dekking bestaat voor de component “welzijn” binnen de verpleeghuiszorg, waaronder onder meer de functie van kapper wordt begrepen.
In de visie van kleinschalig wonen past ook niet meer, dat Werkgever diensten als die van een kapster aanbiedt. Deze worden aan derden uitbesteed. Werkgever draagt niet langer de financiële verantwoordelijkheid voor dergelijke diensten.
Werkgever heeft ook gewezen op haar belang bij het laten vervallen van de functie van kapster. De forse exploitatieverliezen konden onmogelijk blijven voortduren; bezuinigingen op indirecte kosten was noodzakelijk.
Werkgever heeft tenslotte de omvang van de door [A] gestelde schade en van de gevorderde schadevergoeding bestreden. Zij stelt, dat voor [A] ruimte geweest zou zijn zich als zelfstandig kapster in de Herven te vestigen. In dit verband wijst zij er ook op dat aan [A] een vergoeding conform het sociaal plan is toegekend.

De beoordeling

opzegging kennelijk onredelijk?

Aan Werkgever kan worden toegegeven, dat zij in beginsel vrij is in het inrichten van haar eigen organisatie. Ook past de kantonrechter geen oordeel over besluitvorming op politiek niveau omtrent de inrichting en financiering van de verpleeghuiszorg. Dat Werkgever heeft besloten tot invoering van kleinschalige wooneenheden op haar locatie de Herven is haar vrijheid, waarover de kantonrechter geen bevoegdheid heeft te oordelen.
Bij de uitoefening van haar bevoegdheden in deze dient Werkgever wel de belangen van de betrokken personeelsleden, zoals in casu [A], mee te wegen en daarmee rekening te houden.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Werkgever dat in dit geval, gezien alle omstandigheden onvoldoende gedaan.

Voorop staat, dat [A] nagenoeg 30 jaar bij Werkgever in dienst is geweest. Dat het in deze tijd en gezien het opleidingsniveau van [A] voor haar niet eenvoudig zal zijn een andere werkkring te vinden is een feit van algemene bekendheid. Het verlies van haar werkkring is sociaal en financieel voor [A] ingrijpend.

Werkgever heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom de wijziging van de organisatie naar kleinschalige wooneenheden noodzakelijkerwijs tot gevolg heeft dat de kapster in loondienst vervangen moet worden door zelfstandige kapsters. Werkgever heeft betoogd, dat de nieuwe financieringsvormen geen ruimte bieden voor een kapper in loondienst. Echter, vast staat, dat de bewoners van de Herven in het verleden zelf voor de werkzaamheden van [A] hebben betaald en nu en in de toekomst een prijs moeten betalen, die het een zelfstandige kapster mogelijk maakt op een verantwoorde wijze zijn of haar onderneming te voeren. Dit zo zijnde is niet zonder meer duidelijk waarom een kapper in loondienst niet op een kostendekkende wijze voor Werkgever werkzaam zou kunnen zijn. Als de bewoners meer dan voorheen kunnen betalen voor de diensten van een zelfstandige kapper kan dit ook aan een kapper in loondienst. De “huur” van de ruimte waarin [A] werkzaam was komt de kantonrechter voor een interne verrekenpost te zijn. Kennelijk beschikken de zelfstandige kappers niet over een eigen salon binnen de Herven. Op de huur zou ook bezuinigd kunnen worden als [A] in loondienst was gebleven.
In ieder geval bij haar brief van 4 december 2008 (Bijlage 13 bij de dagvaarding) heeft [A] het standpunt ingenomen dat het mogelijk zou moeten zijn ook met handhaving van haar dienstverband de kosten en de baten van haar werkzaamheden in balans te brengen. Werkgever is hierop niet ingaan en niet is gesteld of gebleken dat Werkgever deze vraag heeft onderzocht. Het gaat er kennelijk om, dat Werkgever van het risico af wil. Het staat haar uiteraard in beginsel vrij in deze haar eigen beleid te bepalen, maar dit wordt anders als dit, zoals in casu, ernstige gevolgen heeft voor een medewerker die 30 jaar in dienst is. Van haar kan niet zonder meer van [A] verwacht worden dat zij na dergelijk zeer lang dienstverband overschakelt naar een zelfstandig ondernemerschap. Werkgever heeft bij gelegenheid van de comparitie meegedeeld, dat [A] als zelfstandige kapster kon meedoen in de concurrentie met andere ZZP´ers. Zij zou, net als haar concurrenten gebruik kunnen maken van een zorgservice, die bemiddelt ten behoeve van cliënten van Werkgever en bijvoorbeeld een klusjesman, pedicure of kapster. In ieder geval heeft Werkgever eind 2008 [A] geen enkele op haar mogelijkheden afgestemde begeleiding in de omschakeling van werkneemster naar zelfstandig onderneemster aangeboden.
De wijze waarop de beëindiging van de dienstbetrekking vorm heeft gekregen kan niet anders worden gekwalificeerd dan als “kil”. [A] is boventallig verklaard en heeft van haar manager het verzoek gekregen eind 2008 “haar” salon opgeruimd achter te laten en te vertrekken. Zij is na haar laatste werkdag niet uitgeleide gedaan. Haar is geen gelegenheid geboden afscheid te nemen en aan haar vertrek is geen enkele aandacht besteed. Met name bij de comparitie van partijen van 11 januari 2010 is gebleken dat [A] hierdoor ernstig was gekrenkt en de kantonrechter vindt dit begrijpelijk. Hieruit volgt ten minste, dat Werkgever het [A] moeilijker heeft gemaakt als zelfstandige in de Herven terug te keren, in plaats van dat Werkgever dit voor [A] gemakkelijker heeft gemaakt, zoals Werkgever als behoorlijk handelend werkgever had behoren te doen.

Werkgever heeft in dit verband nog aangevoerd, dat zij aan haar verplichtingen, voortvloeiend uit het sociaal plan en de cao heeft voldaan. Dat een aanvulling op de uitkering ingevolge de werkloosheidswet wordt betaald acht de kantonrechter gezien alle omstandigheden onvoldoende.

De kantonrechter is derhalve van oordeel dat Werkgever in verhouding tot haar belang bij beëindiging van het dienstverband onvoldoende oog heeft gehad voor het belang van [A] bij voortzetting daarvan en dat om die reden de opzegging kennelijk onredelijk is.

Schadevergoeding

De kantonrechter is van oordeel, dat Werkgever aan [A] een vergoeding moet betalen ter compensatie van de door haar als gevolg van de kennelijk onredelijke opzegging geleden schade.

[A] heeft een vergoeding gevorderd gelijk aan haar verlies aan inkomen tot aan haar 60e verjaardag. Zij berekent dit inkomensverlies op een bedrag van € 102.207. Deze berekening is als zodanig niet door Werkgever bestreden.
Werkgever heeft gesteld dat er geen aanleiding is voor een aanvullende financiële vergoeding. Zij wijst onder meer op de plicht van [A] om schade te beperken.

Naar het oordeel van de kantonrechter zijn voor de begroting van de schadevergoeding de volgende omstandigheden van belang:
– de aard en de ernst van het tekortschieten van Werkgever in haar verplichtingen als goed werkgeefster te handelen; in dit verband verwijst de kantonrechter naar hetgeen hiervoor is overwogen,
– het langdurig dienstverband van [A] en de beperkte mogelijkheden voor haar elders inkomen te realiseren, waarbij mede een rol speelt, dat niet is gesteld of gebleken dat Werkgever [A] gedurende het dienstverband, dan wel in de periode waarin de reorganisatie aan de orde kwam, aanvullende scholing heeft aangeboden,
en
– de plicht voor [A] haar schade te beperken, welke plicht inhoudt, dat zij zich in ieder geval inspant elders inkomen te verwerven.

In het licht van deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het inkomensverlies van [A] gedeeltelijk voor rekening van Werkgever dient te komen. De kantonrechter zal dit inkomensverlies schatten op 1/4 van het totale inkomensverlies tot de 60e verjaardag van [A]. De schadevergoeding zal dus worden vastgesteld op afgerond
€ 25.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2009.

Proceskosten

Omdat Werkgever voor het overgrote deel ongelijk krijgt zal zij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Voor de vordering van [A] tot betaling van nasalaris en rente daarover bestaat geen grond.

De beslissing

De kantonrechter:

verklaart voor recht, dat de opzegging van het dienstverband door Werkgever kennelijk onredelijk is;

veroordeelt Werkgever om tegen kwijting aan [A] een schadevergoeding te betalen van
€ 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2009 tot aan de betaling;

veroordeelt Werkgever in de kosten van het geding tot vandaag aan de kant van [A] begroot op € 85,98 dagvaardingskosten, € 208,00 griffierecht en € 1200,00 salaris gemachtigde;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent kennelijk onredelijk ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten in Utrecht, Dordrecht of Den Bosch. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Onze advocaten zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op onze centrale nummer 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.