Omgangsregeling nakomen

Iedere ouder heeft recht op omgang met zijn kind. Als ouders uit elkaar gaan, kunnen zij samen afspraken maken over de verdeling van de zorg (de omgangsregeling). Als het de ouders samen niet lukt, dan stelt de rechtbank een omgangsregeling vast. Het komt helaas geregeld voor dat, ondanks een gezamenlijke afspraak tussen de ouders of een beslissing van de rechtbank, de ouder bij wie het kind woont, weigert de zorgregeling na te komen. Het gevolg is dat de andere ouder tijden lang geen contact heeft met het kind.

Uit het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:91) blijken de maatregelen die kunnen worden genomen om de weigerachtige ouder te bewegen tot naleving van zijn verplichtingen, die corresponderen met het recht op omgang van de andere ouder en het kind met elkaar (zie rechtsoverweging 3.4):

– begeleiding door derden van de omgang;
– wijziging van de bestaande omgangsregeling;
– opschorting van de verplichting tot betaling van (kinder)alimentatie;
– een aansporend boetebeding in de overeenkomst tot regeling van de omgang;
– veroordeling tot medewerking aan de uitvoering van een omgangsregeling op straffe van een dwangsom (art. 611 Rv);
– lijfsdwang (art. 585 Rv);
– benoeming van een bijzondere curator (art. 1:250 BW);
– het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling);
– wijziging van het gezag of van de hoofdverblijfplaats van het kind;
– in bepaalde gevallen kan het strafrecht worden ingezet om te voorkomen dat bij omgang in het kader van een omgangsregeling het kind aan het ouderlijk gezag wordt onttrokken (art. 279 Sr).

In een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 april 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:4453) was ook sprake van een moeder die al sinds 2010 het contact tussen de kinderen en hun vader tegen hield. Eerder waren er dwangsommen opgelegd en was “de sterke arm” (de politie) ingeschakeld om de moeder te dwingen tot nakoming, maar ook deze dwangmiddelen hadden geen effect. Uiteindelijk werden partijen het in deze procedure eens dat hulpverlening (‘Kinderen uit de knel’) zou plaatsvinden. De vader wilde echter wel dat aan de moeder een dwangmiddel zou worden opgelegd (namelijk het opschorten van zijn kinderalimentatie verplichting) om te voorkomen dat de moeder weer zou weigeren deel te nemen aan de hulpverlening. De rechtbank volgt de vader en zijn verzoek en beslist als volgt:

“(…)
schort met ingang van heden en totdat het traject ‘Kinderen uit de knel’ is afgerond en de rechtbank hierop nader heeft beslist, waarbij als toetsingskader geldt de mate waarin de vrouw zich naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft ingespannen om het traject ‘Kinderen uit de knel’ met succes te voltooien, de verplichting van de vader om ten behoeve van de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan de vrouw kinderalimentatie te betalen op en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
(…)”

Uit het arrest van de Hoge Raad en de recente uitspraak van het hof Den Haag blijkt dus dat er veel mogelijkheden zijn om alsnog nakoming van de omgangsregeling af te dwingen. Per geval moet worden bekeken welke mogelijkheid het beste bij de situatie past.

Door: mr. Ingeborg Redert