Alimentatie bij schuldsanering

 

In onderhavige kwestie heeft de man verzocht om nihilstelling van de alimentatie. Hiertoe heeft de man meerdere redenen aangevoerd. Bijvoorbeeld: dat de alimentatie vanaf het moment dat deze werd vastgesteld niet aan de wettelijke vereist voldeed. De gegevens waarop de alimentatie gebaseerd was, zouden niet juist zijn (geweest), aldus de man. De vrouw zou hiervan op de hoogte zijn geweest. De vrouw zou zelfs het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen op zijn pad hebben gestuurd om alsnog de (achterstallige) alimentatie van de man te innen.

Een andere reden die de man aanvoert om tot nihilstelling van de alimentatie te komen, is de volgende. Vanaf 14 juli 2009 zou de eenmanszaak van de man failliet zijn verklaard. Hierop volgend is de man vanaf 18 juni 2010 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. In verband met het laatste zou de man thans niet meer in staat zijn om alimentatie te kunnen voldoen. In dit laatste heeft de man zich (enigszins) vergist. Op het moment dat men is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wet schuldsanering natuurlijke personen) wordt er van de inkomsten die men geniet, een bepaald bedrag ‘vrijgelaten’. Van dit laatste bedrag kan men dan in de noodzakelijke bestaanlasten voorzien. Het meerdere aan inkomsten dient te worden ‘afgestaan/gespaard’ om uiteindelijk enige uitkering aan schuldeisers te kunnen doen.

De man vergiste zich in de hoogte van het vrijgelaten bedrag. Dit laatste bedrag wordt verhoogd tot ten hoogste het bedrag aan kinderalimentatie per kind dat recht geeft op een fiscale aftrek voor kinderalimentatie. Oftewel, de kinderalimentatie wordt wél gewijzigd, doch niet helemaal op nihil gesteld. De achterstallige kinderalimentatie kan door de vrouw worden ingediend als (concurrerende schuldeiser). Bij afwikkeling van de schuldsaneringsregeling zou de vrouw (mogelijk) nog betaling, althans een deel daarvan, van het haar toekomende alimentatie kunnen verkrijgen.

Mocht u omtrent het hiervoor gemelde vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een advocaat aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20.

 

Uitspraak:

beschikking
RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
De procedure

Sector civiel recht

Beschikking betreffende alimentatie in de zaak van

[verzoeker]   
wonende te [woonplaats],
,

tegen

[verweerster],
wonende te [woonplaats],

partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man en de vrouw.

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
– het verzoekschrift van de man, ontvangen ter griffie op 13 januari 2011;
– het verweerschrift van de vrouw;
– de ter zitting door de advocaat van de man overgelegde pleitnota met bijlage.

De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van
26 februari 2008 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 17 juli 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarigen geboren:
– [minderjarige X], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
– [minderjairge y], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].

Bij voormelde beschikking is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand bepaald op € 175,00 per maand per kind. Deze beschikking is bekrachtigd door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch bij beschikking van 06 november 2008.

Als gevolg van de wettelijke indexering bedraagt de kinderalimentatie per 01 januari 2011 € 187,68 per kind per maand.

Het verzoek en verweer

De man verzoekt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 26 februari 2008, voor wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Primair verzoekt de man de vastgestelde onderhoudsbijdrage nader te bepalen op € 0,00 met ingang van 18 juli 2008, omdat de beschikking van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan op grond van onjuiste dan wel onvolledige gegevens. Volgens de man is de vrouw steeds op de hoogte geweest van het feit dat hij niet in staat was om de vastgestelde onderhoudsbijdrage te voldoen. Desondanks heeft de vrouw het LBIO ingeschakeld, aldus de man.
Subsidiair stelt de man dat voormelde beschikking als gevolg van gewijzigde omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven. De man legt daaraan ten grondslag dat hij, almede zijn eenmanszaak, bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 14 juli 2009 in staat van faillissement zijn verklaard, alsmede dat hij met ingang van 18 juni 2010 is toegelaten tot de wettelijke regeling schuldsanering natuurlijke personen.

De vrouw voert verweer. Zij betwist dat de beschikking van 26 februari 2008 van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. Naar de mening van de vrouw onderbouwt de man zijn verzoek niet en zij wijst op de beschikking van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, waarbij de beslissing van de rechtbank is bekrachtigd.
De vrouw erkent dat sprake is van een faillissement, gevolgd door een schuldsanering, doch betwist dat zulks reden is om de onderhoudsbijdrage te wijzigen. De verschuldigde onderhoudsbijdrage tot 1 juli 2010 kan als concurrente schuld worden meegenomen in de schuldsaneringsregeling, aldus de vrouw. Voorts wijst de vrouw er op dat vanaf 01 juli 2010 de mogelijkheid bestaat om aan de rechter-commissaris te verzoeken het vrij te laten bedrag te verhogen met een bedrag van € 137,00 per kind per maand op grond van landelijke richtlijnen. De vrouw is van mening dat de door de man verschuldigde onderhoudsbijdragen voor de duur van de schuldsanering kunnen worden gesteld op dat bedrag, waarbij zij verzoekt te bepalen dat de bewindvoerder die bedragen rechtstreeks aan haar overmaakt.

De beoordeling

Ontvankelijkheid
Door de man is primair gesteld dat de beschikking van de rechtbank van 18 juli 2008 van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De rechtbank overweegt dat de rechtbank in haar beschikking van 18 juli 2008 een inhoudelijke beoordeling heeft gegeven over de onderhoudsbijdragen op basis van de toen aanwezige stukken. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft op 06 november 2008 in hoger beroep de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Gelet op het voorgaande had het op de weg van de man gelegen zijn primaire stelling te onderbouwen. Nu de man dit nalaat passeert de rechtbank de primaire stelling van de man.
Door de man is wel aangetoond dat hij na 06 november 2008 in staat van faillissement is verklaard gevolgd door de wettelijke schuldsaneringsregeling en, zoals ter zitting is gebleken, wederom een faillissement. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve sprake van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de geldende onderhoudsbijdragen opnieuw moeten worden beoordeeld.

Behoefte
De behoefte van de kinderen aan een onderhoudsbijdrage is niet in geschil.

Draagkracht
Wat betreft de draagkracht van de man zal de rechtbank, mede gelet op de door de man verzochte ingangsdatum, de navolgende perioden onderscheiden:
-de periode 17 juli 2008 tot en met 13 juli 2009;
-de periode 14 juli 2009 tot en met 30 juni 2010;
-de periode 01 juli 2010 tot en met 25 mei 2011;
-de periode vanaf 26 mei 2011.

Periode 17 juli 2008 tot en met 13 juli 2009
Door de man wordt erkend dat hij tengevolge van voormelde beschikkingen een onderhoudsbijdrage diende te betalen ten behoeve van de kinderen. De stelling van de man dat de door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch aangenomen verdiencapaciteit niet reëel is, wordt gepasseerd nu deze stelling niet wordt onderbouwd met stukken. De man stelt voorts dat de vordering van de vrouw op de man ter zake de onderhoudsbijdrage is aangemeld als concurrente schuld. Naar het oordeel van de rechtbank verandert de toepassing van de schuldsaneringsregeling en het hernieuwde faillissement daar niets aan. De verschuldigde onderhoudsbijdragen over deze periode zijn aan te merken als een concurrente schuld. Een nihilstelling over deze periode zou met zich brengen dat de vrouw als concurrent schuldeiser wordt achtergesteld ten opzichte van de overige concurrent schuldeisers. De prioriteit die wordt toegekend aan kinderalimentatie verzet zich daartegen, mede gelet op het feit dat niet is aangetoond dat over deze periode geen of onvoldoende draagkracht bestond.
Het verzoek tot nihilstelling over deze periode wordt afgewezen.

Periode 14 juli 2009 tot en met 30 juni 2010
Vast staat dat de man in deze periode tot 18 juni 2010 in staat van faillissement verkeerde en dat per die datum de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. Vast staat ook dat de door de man verschuldigde kinderalimentatie over deze periode, in ieder geval tot 18 juni 2010, eveneens is ingediend als een concurrente vordering. Tot 18 juni 2010 geldt derhalve evenzeer hetgeen hiervoor is overwogen.
Met ingang van 1 juli 2010 kan volgens de zogenaamde Recofa richtlijnen het vrij te laten bedrag (VTLB) worden verhoogd tot ten hoogste het bedrag aan kinderalimentatie per kind dat recht geeft op een fiscale aftrek voor kinderalimentatie. De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de periode 18 juni 2010 tot en met 30 juni 2010 evenzeer sprake is van een vordering die als concurrente schuld in aanmerking moet worden genomen, mede gelet op het feit dat aan kinderalimentatie prioriteit moet worden toegekend.
Het verzoek tot nihilstelling over deze periode wordt afgewezen.

Periode 01 juli 2010 tot en met 25 mei 2011
Vast staat dat in deze periode de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. Zoals hiervoor is overwogen kan met ingang van 01 juli 2010 het VTLB worden verhoogd met ten hoogste het bedrag aan kinderalimentatie per kind per maand dat recht geeft op een buitengewone lastenaftrek voor de inkomstenbelasting. Dat de man niet op de hoogte was van deze mogelijkheid komt voor zijn risico. De onderhoudsplicht van de man op grond van de beschikking van 26 februari 2008 bestond op 01 juli 2010 in volle omvang. De man had ter zake een informatieplicht aan zijn bewindvoerder. Dat de rechter-commissaris geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid kan de man eveneens niet baten. Uit de tekst van zowel voornoemde Recofa richtlijnen als uit het rapport van de werkgroep alimentatienormen blijkt dat er van uit wordt gegaan dat het VTLB in voornoemde zin zal worden verhoogd, alsmede dat zulks ook met terugwerkende kracht mogelijk is mits de onderhoudsplicht blijkt uit een beschikking van de alimentatierechter.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de man vooralsnog in staat moet worden geacht om over de periode 01 juli 2010 tot en met 31 december 2010 bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met € 136,00 per maand per kind en met ingang van 01 januari 2011 tot en met 25 mei 2011 met een bedrag van € 138,33 per maand per kind, mede omdat nog in volle omvang sprake was van een betalingsplicht ter zake de vastgestelde onderhoudsbijdrage. De prioriteit die aan het voldoen van kinderalimentatie moet worden toegekend brengt met zich dat de verschuldigdheid van de onderhoudsbijdrage over deze periode niet zonder meer kan worden achtergesteld ten opzichte van andere betalingsverplichtingen. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat, zoals hierna nog uitgebreid zal worden overwogen, dat het VTLB bij faillissementen en het VTLB bij schuldsanering volgens dezelfde regels en richtlijnen wordt vastgesteld. Noch uit de jurisprudentie, noch uit die richtlijnen blijkt of bij overgang van faillissement naar schuldsanering danwel omgekeerd, er gevolgen zijn voor een vastgesteld VTLB en, zo ja, in welke mate.
Alvorens definitief te oordelen over het verzoek van de man tot nihilstelling over de periode 01 juli 2010 tot en met 25 mei 2011 zal de rechtbank de man in de gelegenheid stellen (al dan niet via zijn curator) de rechter-commissaris te verzoeken bij het VTLB over de periode 01 juli 2010 tot en met 25 mei 2011 rekening te houden met de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voormelde kinderen en de rechtbank op de hoogte te stellen van de beslissing van de rechter-commissaris.

De periode vanaf 26 mei 2011
Vast staat dat de man vanaf 26 mei 2011 wederom in staat van faillissement verkeerd.
De rechtbank overweegt dat er niet zonder meer van uit kan worden gegaan dat er na 26 mei 2011 geen mogelijkheid is om kinderalimentatie te voldoen. Daarbij neemt de rechtbank het navolgende in aanmerking.
Niet uit te sluiten is dat in het kader van een faillissement eenzelfde weg kan worden gevolgd als in het kader van de schuldsanering. Uit het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2008 (NJ 2009,52) volgt ten aanzien van een schuldsanering dat moet worden aangenomen dat een saniet niet over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te betalen, doch dat dit anders kan zijn indien de rechter-commissaris het VTLB op hoger bedrag bepaald. Uit de uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 30 maart 2010 (LJN: BM1300) volgt dat ook bij een faillissement, evenals bij een schuldsanering, de alimentatie voor de duur van het faillissement op nihil wordt gesteld als er in het VTLB geen rekening is gehouden met de alimentatie.
Uit artikel 2.2 sub b van de Recofa richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling – zoals gepubliceerd op onder andere de algemeen toegankelijke website van de rechtspraak – volgt dat bij een faillissement van natuurlijke personen de berekening van het VTLB wordt gedaan op de wijze zoals vermeld in artikel 3.8 van de Recofa richtlijnen voor schuldsaneringen. Dit artikel 3.8 verwijst vervolgens naar het Rapport van de werkgroep rekenmethode Vtlb van Recofa, waarin voormelde regeling is opgenomen over verhoging van het VTLB bij het voldoen van kinderalimentatie. Voor de vaststelling van het VTLB bij faillissement geldt derhalve geen andere richtlijn als die welke geldt voor schuldsaneringen.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde jurisprudentie en op grond van de landelijke richtlijnen die gelden bij een faillissement waarin voor het berekenen van het VTLB direct wordt verwezen naar de wijze van berekening bij een schuldsanering, voor de man de mogelijkheid bestaat de curator te verzoeken het VTLB te verhogen met het bedrag dat recht geeft op een buitengewone lastenaftrek wegens het voldoen van kinderalimentatie.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beslissing op het verzoek van de man ten aanzien van de verzochte nihilstelling over de periode vanaf 26 mei 2011 aanhouden en de man in de gelegenheid stellen (al dan niet via zijn curator) de rechter-commissaris alsnog te verzoeken bij het vaststellen van het vrij te laten bedrag met ingang van 26 mei 2011 rekening te houden met de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voormelde kinderen en de rechtbank op de hoogte te stellen van de beslissing van de rechter-commissaris.

Proceskosten
De tot op heden gevallen proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.

De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek van de man tot nihilstelling van de verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging van de minderjarigen:
– [minderjarige X], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
– [minderjairge y], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], over de periode 17 juli 2008 tot en met 30 juni 2010 af;

wijzigt de beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 26 februari 2008, bekrachtigd door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch op 06 november 2008, voor wat betreft de verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen
– [minderjarige X], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
– [minderjairge y], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], aldus dat deze bijdrage voorlopig wordt bepaald op:
– € 136,00 (honderdzesendertig euro) per maand per kind met ingang van 01 juli 2010 tot en met 31 december 2010, en
– € 138,33 (honderdachtendertig euro en 33 eurocent)per maand per kind met ingang van 01 januari 2011;

verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

stelt de man in de gelegenheid (al dan niet via zijn curator) de rechter-commissaris te verzoeken om ten aanzien van het vrij te laten bedrag over de periode 01 juli 2010 tot en met 25 mei 2011, gedurende welke periode de wettelijke schuldsanering van toepassing was, te verhogen met de door hem verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zoals hiervoor geoordeeld;

stelt de man in de gelegenheid (al dan niet via zijn curator) de rechter-commissaris te verzoeken om vanwege het faillissement het vrij te laten bedrag vanaf 26 mei 2011 te verhogen met de door hem verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen van € 138,33 per maand per kind;

houdt de verdere beslissing over het verzoek van de man tot nihilstelling over de periode na 01 juli 2010 pro forma aan tot de terechtzitting van 25 november 2011 en verzoekt de man uiterlijk 18 november 2011 de beslissingen van de rechter-commissaris als vorenbedoeld in het geding te brengen;

compenseert de tot op heden gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.. (bron:www.rechtspraak.nl)