Is een ontslagvergoeding verknocht?

In beginsel maken alle bezittingen en schulden, bij een gemeenschap van goederen, onderdeel uit van de gemeenschap. Dat geldt zowel voor de goederen die er waren bij de aanvang van het huwelijk als de goederen die tijdens het huwelijk zijn verkregen.

Bij echtscheiding dient de gemeenschap bij helfte te worden verdeeld. Dit beginsel geldt ook voor een ontslagvergoeding die één van de echtgenoten heeft ontvangen, tenzij er sprake is van verknochtheid.
Daarvan is sprake als tussen het goed en één van de echtgenoten een zodanig hechte en persoonlijke band bestaat dat dit goed niet (volledig) in de gemeenschap valt.

De criteria voor de mate van verknochtheid en de daaruit volgende rechtsgevolgen zijn niet in de wet vastgelegd, maar zijn ontwikkeld in de jurisprudentie.
Of een goed verknocht is, hangt af van de aard van dat goed, zoals dat door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. Dat wil zeggen dat de aard en de verknochtheid naar objectieve en niet naar subjectieve maatstaven wordt beoordeeld. Niet van belang is welke mening de betrokken echtgenoten omtrent de aard en daarmee de verknochtheid zijn toegedaan. Aangeknoopt moet worden bij wat in bredere kring over de aard en daarmee de verknochtheid wordt geoordeeld.

Ten aanzien van de vraag of een ontslagvergoeding verknocht is zijn er drie belangrijke uitspraken die in het hiernavolgende zullen worden besproken.

Ontslagvergoeding als bedrag ineens
In 1996 heeft de Hoge Raad bepaald (HR 22 maart 1996, NJ 1996/640) dat, wanneer de ontslagvergoeding als een bedrag ineens in contanten wordt ontvangen, de vergoeding niet verknocht is.

Ontslagvergoeding ondergebracht in een lijfrente of stamrechtverzekering
In 2008 heeft de Hoge Raad geoordeeld (HR 17 oktober 2008, RFR 2008/131) over een ontslagvergoeding die is ondergebracht in een lijfrente of stamrechtverzekering. In dat geval ontvangt de echtgenoot hieruit periodieke uitkeringen. De Hoge Raad oordeelde als volgt:
“Bij de beantwoording van de vraag of voornoemde aanspraken van de man in de huwelijksgemeenschap vallen, moet onderscheid worden gemaakt tussen aanspraken die zien op de periode vóór de ontbinding van de huwelijksgemeenschap en de aanspraken die zien op de periode ná ontbinding van de huwelijksgemeenschap.”

Oftewel, de aanspraken vóór de ontbinding van de huwelijksgemeenschap vallen in de gemeenschap, dit kan immers gelijk worden gesteld met tijdens het huwelijk genoten inkomen. Daarentegen vallen de aanspraken na ontbinding niet in de gemeenschap, omdat ook het inkomen dat één van de echtgenoten in de toekomst geniet (als arbeidsinkomen) niet in de gemeenschap valt.

Werknemer is vrij in de keuze de ontslagvergoeding ineens of periodiek te laten uitkeren
Recenter, op 22 januari 2013, heeft het Hof Amsterdam (RFR 2013/56) geoordeeld dat als een werknemer vrij is om te beslissen op welke wijze hij/zij over de ontslagvergoeding wil beschikking, in de vorm van een periodieke uitkering of als bedrag ineens, de ontslagvergoeding in feite niet meer rechtstreeks aan te merken is als vervanging van inkomen dat de werknemer na ontbinding van de huwelijksgemeenschap en bij voortzetting van de dienstbetrekking zou hebben genoten. Het Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat dan dus geen sprake is van verknochtheid.

Door: mr. Petra de Bruijn
Bron: Hoge Raad 22 maart 1996 (NJ 1996/640 ), Hoge Raad 17 oktober 2008 (RFR 2008/131) en Hof Amsterdam 22 januari 2013 (RFR 2013/56)