Ontslagvergoeding / karakter | Echtscheiding advocaat

Gezien het karakter van de ontslagvergoeding dient deze niet tot de actuele inkomsten te worden gerekend en is zij derhalve niet voor verrekening vatbaar. Maar ook als veronderstellenderwijs de ontslagvergoeding wél tot de actuele inkomsten zou kunnen worden gerekend, dan zou zij nog niet tot een verrekening leiden. Immers: ingevolge de huwelijkse voorwaarden zou de premie van levensverzekering weer op het met de ontslagvergoeding toegenomen inkomen in mindering moeten worden gebracht. Aangezien de premie gelijk is aan de ontslagvergoeding, zouden de netto inkomsten per saldo ongewijzigd blijven. Voorts acht het hof voldoende aannemelijk geworden, gelet op de lijfrenteovereenkomst en de overboeking door de notaris, dat de ontslagvergoeding geheel als premie voor de beoogde levensverzekering is gebruikt. Dat binnen de BV geld over verschillende rekeningen is verdeeld, casu quo gebruikt, is onvoldoende reden om aan te nemen dat zulks niet het geval zou zijn.

Wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Of heeft u behoefte aan advies, hulp of bijstand door een advocaat? Mail dan uw vraag of bel tegen lokaal tarief 030 252 35 20 of – tot 22.oo uur – 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

Uitspraak
Uitspraak    : 6 april 2005
Rekestnummer  : 589-H-04
Rekestnr. rechtbank  : 209296 FA RK 03/6017

GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER

B e s c h i k k i n g
in de zaak van

[eiseres],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. X

tegen

[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. Y.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 23 juni 2004 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 24 maart 2004.

De man heeft op 22 september 2004 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 21 januari 2005 aanvullende stukken ingekomen.

Op 28 januari 2005 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur, en de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.H.I. Hundscheid. Partijen hebben het woord gevoerd, de procureur van de vrouw onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.

VASTSTAANDE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat – voor zover in hoger beroep van belang – tussen partijen het volgende vast.

Bij beschikking van 15 januari 2003 heeft de rechtbank te Maastricht tussen par-tijen, met elkaar gehuwd op 3 juni 1992, de echtscheiding uitgespro-ken, die is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 29 april 2003. In deze beschikking is voorts onder meer de verdeling bevolen van de aan partijen gemeenschappelijk toebehorende goederen, voor zover aanwezig, ten overstaan van de in de beschikking genoemde notaris. De benoemde notaris heeft zich na bezwaren van de man teruggetrokken.

Op 17 oktober 2003 heeft de vrouw de rechtbank te ’s-Gravenhage onder meer verzocht de man te bevelen om een beschrijving te geven van het aan hem verbleven vermogen per 21 december 2001. De man heeft verweer gevoerd.

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van 4 februari 2004 bij de rechtbank te
’s-Gravenhage hebben partijen ten aanzien van een deel van hun geschillen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de hoofdzaak resteerde nog het geschil omtrent de verrekenbaarheid van de ontslagvergoeding die de man heeft ontvangen na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de ontslagvergoeding van de man niet voor verdeling vatbaar is. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de vraag of de ontslagvergoeding van de man voor verrekening vatbaar is.

2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen – uitvoerbaar bij voorraad – dat de ontslagvergoeding van de man voor verdeling (het hof begrijpt: verrekening) tussen partijen vatbaar is. De man bestrijdt haar beroep.

3. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de ontslagvergoeding dient te worden aangemerkt als inkomen in de zin van het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden en dat, ongeacht het doel waarvoor de vergoeding uiteindelijk is aangewend, zij verrekend dient te worden. De vrouw betwist dat de man zijn ontslagvergoeding heeft aangewend als pensioenvoorziening in de vorm van periodieke uitkeringen uit lijfrente. Volgens de vrouw heeft de man de vergoeding gebruikt als inkomen en moet in ieder geval een deel groot € 36.134,06 worden verrekend. Voorts betwist de vrouw dat zij met de man heeft afgesproken de ontslagvergoeding niet als inkomsten in de zin van de huwelijkse voorwaarden aan te merken en de ontslagvergoeding van verdeling uit te sluiten. De man heeft haar steeds voorgehouden dat de ontslagvergoeding aan hun beiden ten goede zou komen en zij heeft de man in goed vertrouwen gevolgd in zijn beslissing. Door de vergoeding bewust buiten het bereik van de vrouw te brengen, heeft de man gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus de vrouw.

4. De man meent dat de ontslagvergoeding niet voor verdeling (het hof leest: verrekening) vatbaar is. De ontslagvergoeding is immers geen inkomen, maar is door de man in overleg met de vrouw gebruikt als overeenkomst van levensverzekering en de huwelijkse voorwaarden sluiten verrekening van premies van levensverzekering uit. Ook zonder de instemming van de vrouw had de man in redelijkheid tot deze bestemming kunnen komen, zodat van strijd met de redelijkheid en billijkheid geen sprake is.

5. Partijen doen ter ondersteuning van hun standpunten ieder een beroep op de tussen hen geldende huwelijkse voorwaarden. Artikel 3 daarvan luidt, voor zover te dezen van belang:

(…)
De door ieder der echtgenoten verschuldigde belastingen worden niet aangemerkt als kosten van de huishouding, evenmin als premies van gesloten overeenkomsten van levensverzekering.
(…)
Tot de inkomsten (…) worden evenmin gerekend (…) de (…) pensioen aanspraken van partijen.

De winst uit de onderneming wordt, na vermindering met de gebruikelijke reserveringen, tot de inkomsten gerekend tot maximaal een bedrag als overeenkomt met een jaarsalaris wanneer hetzelfde beroep in loondienst zou worden uitgeoefend.
Na afloop van ieder kalenderjaar worden de op bovenstaande wijze bepaalde netto-inkomsten (te weten na aftrek van de privé verschuldigde belastingen casu quo verschuldigde premies van levensverzekering) van de ene echtgenoot gevoegd bij de netto-inkomsten van de andere echtgenoot.
(…)
Indien die samengevoegde inkomsten meer bedragen dan de kosten van de huishouding, verzorging en opvoeding van de kinderen, dan zal het batig saldo tussen de echtgenoten gelijkelijk worden verdeeld en bij ieders vermogen worden gevoegd.

Door de man is voorts in hoger beroep in het geding gebracht een door hem en [x] Consultancy BV op 31 augustus 2001 getekende lijfrenteovereenkomst, waartoe als premie is aangewend het door [x] BV wegens te derven arbeidsinkomsten aan de man betaalbaar gestelde bedrag van ƒ 300.000,–. Het bestaan van die overeenkomst is door de vrouw erkend; het betalen van de premie is door haar evenwel ontkend.

6. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de ontslagvergoeding niet voor verdeling – het hof begrijpt: verrekening – vatbaar is en legt aan dat oordeel het volgende ten grondslag. Bij zijn beslissing of de ontslagvergoeding voor verrekening in aanmerking komt, komt het naar het oordeel van het hof aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Naar het oordeel van het hof hebben partijen het verrekenbeding, gelet op de bewoordingen en de kennelijke strekking ervan, aldus moeten begrijpen, dat zij inkomensvoorzieningen voor de toekomst niet voor verrekening vatbaar hebben willen doen zijn en dat zij slechts actuele netto inkomsten hebben willen verrekenen. Van verrekening zijn immers uitgesloten: verschuldigde belastingen, premies van overeenkomsten van levensverzekering en pensioenaanspraken. Voorts wordt in geval van een onderneming de winst slechts voor verrekening in aanmerking genomen nadat de gebruikelijke reserveringen in mindering zijn gebracht (en vervolgens tot maximaal een bedrag als overeenkomt met een jaarsalaris wanneer hetzelfde beroep in loondienst zou worden uitgeoefend). In zijn algemeenheid is juist, dat een ontslagvergoeding in netto inkomen kan resulteren, maar noodzakelijk is dat niet. In dit aan het hof voorgelegde geschil diende de ontslagvergoeding, blijkens de, mede namens [x] BV ondertekende, lijfrenteovereenkomst, ter ondervanging van het in de komende jaren te derven inkomen van de man. Gezien het karakter van de ontslagvergoeding dient deze niet tot de actuele inkomsten te worden gerekend en is zij derhalve niet voor verrekening vatbaar. Maar ook als veronderstellenderwijs de ontslagvergoeding wél tot de actuele inkomsten zou kunnen worden gerekend, dan zou zij nog niet tot een verrekening leiden. Immers: ingevolge de huwelijkse voorwaarden zou de premie van levensverzekering weer op het met de ontslagvergoeding toegenomen inkomen in mindering moeten worden gebracht. Aangezien de premie gelijk is aan de ontslagvergoeding, zouden de netto inkomsten per saldo ongewijzigd blijven. Voorts acht het hof voldoende aannemelijk geworden, gelet op de lijfrenteovereenkomst en de overboeking door de notaris, dat de ontslagvergoeding geheel als premie voor de beoogde levensverzekering is gebruikt. Dat binnen de BV geld over verschillende rekeningen is verdeeld, casu quo gebruikt, is onvoldoende reden om aan te nemen dat zulks niet het geval zou zijn. In het midden kan vervolgens blijven of de vrouw met de bestemming van de ontslagvergoeding heeft ingestemd. Gezien de inhoud van haar beroepschrift staat overigens wel vast, dat de vrouw zich niet tegen de bestemming heeft verzet.

Het feit dat de man het in zijn macht had de bestemming van de vergoeding te bepalen, brengt het hof niet tot een ander oordeel: enerzijds was de bestemming in overeenstemming met het doel van de vergoeding en anderzijds is in de huwelijkse voorwaarden uitdrukkelijk overeengekomen dat premies van levensverzekering in mindering worden gebracht op het te verrekenen inkomen. In de huwelijkse voorwaarden hebben partijen aldus verdisconteerd dat zij beide de mogelijkheid hebben om een levensverzekering af te sluiten en dat gebruikmaking van die mogelijkheid leidt tot verlaging van de te verrekenen inkomsten. Om dezelfde reden is de gekozen bestemming van de ontslagvergoeding niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

7. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking.

(bron: www.rechtspraak.nl)